2
Als één van de vaste en nauwkeurigste lezers van de Ajax-
krant, hebt u in het Juni-nummer natuurlijk onze „Kroniek"
gemist. Dat kwam beslist niet, omdat we eens een „vrije dag"
wilden hebben. Integendeel! We hadden zelfs het snode plan
opgevat, weer met een extra blad, of beter, met een kampioens
nummer voor de draad te komen. Wel waren we honderden
kilometers uit de buurt van het Duivendrechtse, in het zonnige
land, waar over ons aller Padre Emilio Catz, il poeta en voor
onze club zo belangrijk! man van de sciènza (promto, sig-
nore!) zo boeiend kan schrijven, maar, we hadden onze maat
regelen genomen. We zouden dd. 30 Juni 1957 bij u in de bus
liggen. Met vele foto's verlucht. Om misverstand te voorkomen;
het „Ajax-Nieuws" dan. De voorstelling is, helaas, niet door
gegaan. Geen feestclubblad dus. Zelfs geen blad met een sim
pele feestneus. Op een dag, om heel precies te zijn 12 Juni 1957
>je kunt tegenwoordig nooit weten kwamen we aan „de
kust met de vele en prachtige bloemen" onze oude vriend en
ex-clubgenoot Losekoot tegen. Na de gebruikelijke écht vader
landse nuchtere begroeting stelden wij de vraag, of Blauw Wit
het nog had gehaald. Vriend Losekoot, wist het en liet er met
een op volgen: „dan weet je het zeker ook niet van Ajax?". Op
ons verbaasd „wat is er dan aan de hand?", kregen we een brok
van de al heel nare story. Bij gebrek aan de beruchte klomp,
brak onze badschoen. Zeker wisten we het natuurlijk nog niet,
maar we voelden het; tegen dat op stapel staande kampioens
nummer konden we wel „tabé" zeggen. Endus ook geen
receptie, geen knotsen van bloemenmanden en geen wel of
niet gemeende vriendelijke woorden. Geen gala-diner, geen
sprankelende speeches met onversneden inhoud. Vermoedelijk
kent u ze wel! Zo van: ha, dat goede oude Ajax, kampioen
der kampioenen, club met merg en pit, sieraad voor en van de
Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond". (Hallo!)
„Laat ons klinken, vrienden, cheers boys, and all the best
voor nu en in de toekomst. We hopen het volgend jaar weer aan
deze tafel te zitten. Bedankt, tot kijk en de groeten!"
Wat we dachten (maar niet hoopten) is uitgekomen. Van
dat feestnummer kwam geen snars terechtHet hoe en
waaromU weet het!
N.B.V.B., die thans onze grote K.N.V.B. sieren(!), de hand
boven het hoofd houden? Zat bij sommige heren de „affaire
Van der Kuil" nog dwars? Wie zal het zeggen? Eén ding staat
echter vast, met de zaak Sal is een zwaar bemodderde bal aan
het rollen gegaan en in welk net die uiteindelijk terecht zal
komen is voor velen geen vraag meer. Ajax eist volledige reha
bilitatie en daarbij schoon schip in onze Koninklijke Nederlandse
Voetbal Bond. Geen mensen meer aan het bewind, die bewezen
hebben in onze Bond niet thuis te behoren. Geen voetbal N.V.'s
met belangengemeenschap in onze Koninklijke Bond. Geen
„Voetbal Enclaves", die in wezen geen voetbalclubs zijn, maar
duistere „voetbalzaakjes" waar geldschieters de lakens uitde
len. Weg er mee! Achteraf mogen we misschien de zielige figuur
Sal nog dankbaar zijn. Veel leed heeft deze profiteur, die
één maand op Ajax' kosten leefde en drie maanden uit duistere
bronnen putte, over onze clubgenoten gebracht, maar zij èn
Ajax bleven overeind, sloegen niet tegen de grond. Daar zijn
zij en wij te sterk voor! De poorten van de Ajax-vesting gingen
dicht. Als één man stonden we achter ons bestuur. We wisten
wie onze vijanden waren. We namen niets. We namen het aan
bod van ons Bestuur, in verband met de uitspraak van de
K.N.V.B., in zijn geheel af te treden beslist niet. De beschuldi
gingen waren te belachelijk. We kenden onze mensen tè goed,
om maar een ogenblik aan het stomme woord „schuldig" te
denken.
Onze club met haar rijk verleden, is te groot en te groots in
haar opvattingen om zich met laag bij de gronds gedoe te
occuperen. Dat had de „Commissie van Onderzoek" moeten,
wij herhalen moeten, en kunnen weten. Ook in dit opzicht faal
den de heren echter!
En de heer Sal
De man, die veel op zijn geweten heeft, zwerft nu misschien
in Duitsland ergens rond, probeert misschien elders op „kosten
van ongelijk" zijn dagen en zijn leven te verslijten. Een leven
van angst en zwendel? Wie zal het zeggen? Ajax had hem
misschien op het rechte pad kunnen helpen. Die kans heeft hij
door „de hulp van goede vrienden" niet gekregen. Ook „de
hulp" van de K.N.V.B. heeft daartoe bijgedragen. Maar wie
kan er „hulp" van de K.N.V.B. verwachten. „Neem de straf
maar, er komt niets van op je kaart te staan", zei o.m. Ir. Hop-
ster tegen Volkers. „Dat zijn de consequenties van betaald
voetbal", merkte één van de bestuursleden van de sectie „Be
taald Voetbal" stekelig op, toen Volkers in een vergadering
van deze sectie verklaarde niet als falsaris naar de vergadering
te zijn gekomen. Wat wil men van deze bestuursleden verwach
ten? Om het in voetbaltermen te zeggen: Geen bal. Daarom zal
er zo spoedig mogelijk schoonschip gemaakt moeten worden.
Toen we terug waren stonden we meteen midden in de bran
ding. Met het oog op de Jaarlijkse Algemene Vergadering moest
en zou het clubblad vóór 27 Juni verschijnen. Kapitein Volkers
was in zijn pen geklommen en had in een lang artikel de
„affaire Sal" haarfijn uit de doeken gedaan. Iedere Ajacied
moest via ons blad precies weten hoe dit voetbaldrama zich
had ontwikkeld, zodat de rood-witte bent beslagen op het ijs
(lees A.V.) zou staan. Door de prima artikelen van de heer
Geudeker, in „Sport en Sportwereld" en door de gepubliceerde
gedragingen van de heer Sal, was men al veel over deze onfrisse
geschiedenis te weten gekomen. De uiteenzetting van onze
voorzitter, maakte voor de Ajax-familie en vér daarbuiten
de zaak rond. Helaas, niet voor het bestuur van de K.N.V.B.
Dat kon, hoe onbegrijpelijk het ook klinkt, niet de kracht, beter
misschien, niet de moed opbrengen, de beledigingen, de schande
en vooral niet te vergeten, de schade ons bestuur, onze hele
vereniging aangedaan, onmiddellijk op de meest ridderlijke
manier ongedaan te maken. Dat moest, toen iedereen al lang en
breed overtuigd was wie de werkelijke misdadigers waren, nog
dagen duren eer er teken van leven kwam. Maar, we vragen
ons afkon genoemd college, dat rehabiliteren wel doen?
Had men niet het voorstel van de „Commissie van Onderzoek",
de Ajax-bestuurderen een zwaardere straf op te leggen, gewij
zigd Waarvoor Had men niet een lichtere straf uitgedeeld
Had men zelf niet veel vertrouwen in de „Commissie" Een
„Commissie van Onderzoek!!", die doodleuk de verklaringen
van zeven clubgenoten, die praotisch allemaal èn in de maat
schappij èn in de voetbalwereld hun sporen verdienden opzij
schoof en een vreemdeling, beter misschien een zonderling, op
zijn woord geloofde. Wat stak en steekt hier achter? Wilde men
deze „Commissie", net zoals de voetbal N.V.'s uit de voormalige
Over de jaarlijkse algemene vergadering zullen we deze keer
heel kort zijn. Na de opening der bijeenkomst en huldiging
van de vele kampioenen president Volkers, sloeg zich vlot
door de „berg" heen kregen we de gebruikelijke voorlezing
van notulen en jaarverslagen. Roef, Jan en Ferry, hadden het
zoals altijd weer keurig voor elkaar, zodat we over de stand
van zaken nauwkeurig werden ingelicht. Klaar en helder kwam
aan de oppervlakte, dat Ajax nog steeds kerngezond is. Wie
had daar trouwens aan getwijfeld?
Het volgende punt van de agenda bevatte het bestuursvoor
stel de heren F. Dukker en A. de Wit, tot erelid te benoemen.
Het voorstel vond geen tegenstand en zo zijn Ferry en Arie,
Ajax' hoogste onderscheiding ten deel gevallen. Beide heren
kunnen bogen op een enorme staat van dienst, een staat van
dienst, die iedere Ajacied genoegzaam bekend is, zodat deze
onderscheiding zeer zeker is verdiend. Aan Ferry en Arie, ook
van deze plaats onze hartelijke felicitaties.
Nog niet zo heel lang geleden nam onze club het standpunt
in; Ajax is in de eerste plaats een voetbalclub, zodat het prac-
tisch onmogelijk was zonder uitgesproken voetbaltalent, lid van
rood-wit te worden. Bij hoge uitzondering werd er wel eens
water bij de wijn gedaan, maar daar bleef het dan ook bij.
Tegenwoordig ligt de figuur ietwat anders ener is alle
reden voor. Zoveel belangen staan heden ten dage op het spel,
de „affaire Sal" is een klassiek voorbeeld, dat het aantrekken
van krachten op allerlei gebied hoogst noodzakelijk is. Ajax
verkeerde altijd (en verkeert nog) in de gelukkige omstandig
heid, dat het zich ook al door het grote aantal leden en
donateurs steeds zelf kon redden. Er waren op ieder ge
bied niet één, maar vele goede adviseurs in onze gelederen
te vinden en dat onze vroede vaderen daar steeds gebruik van