40 jaar Ajax clubblad De heer Frits de Bruijn, de met vaste hand leidende en schrijvende hoofdredacteur van ons „Ajax-Nieuws", richt de uitnodiging tot mij, een bijdrage te leveren ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan van ons lijfblad. Het is een welkome gelegenheid eens te meer te getuigen van mijn belangstelling en waardering. Waardering voor hen, die het Ajax-Nieuws in die veertig jaren hebben opgesteld en/of hun bijdragen leverden, waardoor het blad aantrek kelijk werd en zich nu verheugt in een meer dan gewone belangstelling. In December 1916 verscheen het eerste nummer van het Ajax-clubnieuws. Een proefnummer ten einde te kunnen aftasten hoever de belangstelling voor een clubblad ging. Het werd een club blad in „eigen beheer" want: wat de boer niet kent, dat eet hij niet en waar de voetbalpolitiek in 1916 al om de hoek keek, gaven de politieke tegenstanders elkaar niet graag een wapen in handen, dat een dergelijk schriftuur zeker had kunnen zijn. Maar hierin vergiste men zich deerlijk. Ons blaadje hield de belofte in een schakel te worden tussen de leden onder ling, tussen bestuur en leden, in het kort het moest dienen om de band te verstevigen en de leden voor te kunnen lichten over veel waar men belangstelling voor had. Dat wij, de initiatiefnemers, een paar moeilijke jaren tegemoet gingen, lag voor de hand. Met wij bedoel ik mijn oud collega Dirk Knegt en ondergetekende, want ik had deze collega en vriend weten te strikken zijn kennis, flair, vlotte pen en ijver in dienst te stellen van het nieuwe blad. Ondanks opwekkende woorden over onze proefnummers in de Sportpers, waarbij de goede critiek van Hoven bij voorbeeld een prikkelend middel was om door te zetten, zijn de eerste jaargangen in bloed en tranen geschreven. Het aantal abonnementen was precies voldoende om drijvende te blijven. Veel dankten de uitgevers in die jaren aan de druk kers van onze krant, de heren Jesse, die ons steeds ter wille waren en zelfs in nachtelijke uren de pers lieten draaien, om het clubblad prompt elke week te laten verschijnen. Na vier jaren te hebben meegewerkt veranderde de heer Knegt, die intussen onder de schuilnaam „Vlokkie" uitste kende verhandelingen, verslagen en gedichten had geschre ven, van betrekking. Hij liet evenwel een waar memorandum achter, n.l. ons prachtige, in latere jaren veel te weinig gehoord clublied. Onze dichter vond in de Belg Emile Painpare, de man, die op voortreffelijke manier, de muziek er voor verzorgde. Voor mij blijft het ogenblik onvergetelijk toen, na een door Ajax 1 behaald kampioenschap van Nederland, voor de eerste maal uit de loudspeaker schalde: „Een juichkreet davre langs de velden, Voor ons dierbaar rood en wit, De schaar der dapp're Meerse helden, Onze glorie ons trots bezit." Op dat ogenblik verheugde ik mij eens te meer Knegt in 1916 te hebben bewogen de redactie op zich te nemen van het „Ajax-clubnieuws". In Tric-Trac (Jan Schoevaart); Vlinder (N. J. P. Smith) de in latere jaren schrijver van leuke kinderverhalen; Adé (A. L. Desmit). Jack Reynolds; Gerrit de Jongh, de latere uitmun tende redacteur, en enkele andere medewerkers vond ik door mij zeer gewaardeerde steun, totdat in 1926, nadat het secre tariaat van de club in andere handen overging, ook mijn naam verdween aan de kop van het „Ajax-clubnieuws". Sindsdien heb ik weinig meer geschreven voor de club krant, ook al omdat andere werkzaamheden o.m. het voor zitterschap van de Vereniging van Westelijke eerste klassers veel vrije tijd vorderde. En aangezien ik daarbij elke Zondag voor de Voetbalbond als scheidsrechter in touw was, moest ik mij verder vergenoegen, van het clubleven op de hoogte te blijven, door middel van ons blad. Vergis ik mij niet o.m. geredigeerd door Desmit, De Jongh, Geudeker, Koomen, Melchers, Koolhaas, De Vlieger en last but not least door „Brown", die de een meer, de ander minder, met toewijding hun steentje bijdroegen. In Le Marché, schuilnaam voor de dichterlijke Melchers; in James, Mr. Catz; in voorzitter Wim Volkers met zijn voornaam begrip dat het Ajax-Nieuws de spreektrompet is waarmee hij een iegelijk bereikt!, heeft De Bruijn waarlijk eminente medewerkers al blijft het grote werk, correcties aan brengen enz. enz., stellig voor hem liggen. Ik weet er van mee te praten! Prettig intussen dat de grondleggers van de krant, nu, na veertig jaar elkaar weer tegenkomen, de een als „dorpeling op de Veluwe", de andere als „krabbelaar met de ballpoint". En, hetzij in stilzwijgen, druk ik mijn oude confrater de hand na 40 jaren: „Proficiat, Vlokkie! En thans crescendo naar het 50-jarig bestaan! Moge de lectuur in komende jaren uw aller aandacht en belangstelling nog meer dan thans doen groeien. Bestuur, redacteuren, medewerkers, lezers, U allen mijn hartelijke gelukwensen. Jan Grootmeijer.

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1957 | | pagina 27