Captaincy
I*. F. A. Marcel In
POEL
Toen ik enige weken geleden een aanvoerder van een onzer
jeugdelftallen vroeg waarom hij eigenlijk als captain" van zijn
elftal was gekozen, kreeg ik als antwoord van deze peuter:
„natuurlijk mijnheer, ik moet vóór de wedstrijd „tossen" en als
ik het gewonnen heb mag ik kiezen of ik wind mee of wind
tegen zal nemen. Ik neem natuurlijk altijd eerst wind mee dat
doet de aanvoerder van ons eerste elftal ook. En na afloop van
de wedstrijd bedank ik de scheidsrechter voor de leiding".
Naar aanleiding van de uitlating van deze jonge aanvoerder
lijkt het mij niet ongewenst de taak van een aanvoerder eens
wat nader onder de loupe te nemen waarbij we dan in de eerste
plaats dienen te beseffen dat „aanvoerder zijn" niet alleen maar
een erebaantje is, zoals velen misschien denken, doch dat een
aanvoerder wel degelijk een zware, verantwoordelijke taak op
zijn schouders gelegd krijgt.
Om bijv. te weten hoe hij zijn spelers moet aanpakken, dient
een goed „captain" zijn spelers door en door te kennen. De ene
speler immers is een flinke ronde kerel die de waarheid niet uit
de weg gaat en het zeer zeker slikken zal als een aanvoerder
hem kort maar krachtig op zijn fouten wijst, terwijl daarentegen
een andere speler, die gauw de neiging heeft, zich op andere
spelers te dekken en nogal vlug aangebrand is, met een beetje
stroop bewerkt dient te worden.
Het is dan ook de grootste kunst van een aanvoerder om het
elftal ongemerkt zijn wil op te leggen, zonder dat de eenheid
en de „teamgeest" geschaad wordt. Ik spreek uit jarenlange
ervaring als aanvoerder van ons eerste elftal als ik beweer dat
dit lang niet altijd gemakkelijk is, want daar komt heel wat
mensenkennis voor kijken.
Niet als alles goed gaat maar juist als het eens niet erg botert
in de ploeg ziet men vaak de capaciteiten van een aanvoerder.
Een goede „captain" zorgt er bijv. steeds voor dat de juiste
speelwijze wordt toegepast, zoals „longpassing" over de vleu
gels wanneer we de wind in de rug hebben en kort en laag spel
wanneer we de wind tegen hebben. In het laatste geval wordt
het laag houden van de bal nogal eens verwaarloosd.
Een goede aanvoerder speurt naar de zwakke plekken in de
vijandelijke achterhoede; ingeval een rechtsback of een midden-
half bijv. een zwak linkerbeen heeft, zal hij onmiddellijk op
dracht moeten geven de passen te lanceren langs de zwakke
kant van deze spelers.
Een aanvoerder dient bovendien te beseffen dat, al kan een
bestuur, E.C. of J.C., in de rust of buiten het veld nog zoveel
zeggen, IN het veld slechts hij de man is die iets te zeggen heeft
en daar dan ook ten volle voor verantwoordelijk is. Wanneer hij
bijv. merkt dat een zijner spelers ^teeds overhoop ligt met een
tegenstander, om welke redenen ook, dan zal een goede aan
voerder, die zijn spelers kent, bij zich zelf denken „jonge, ik
moet oppassen, dat kan me straks een speler kosten (hetzij door
een blessure, hetzij door het veld uitzenden" en deze speler on
gemerkt met een andere speler van plaats doen verwisselen.
Een goede aanvoerder heeft zijn elftal volkomen in de hand,
waardoor hij ook de scheidsrechter alle mogelijke medewerking
verleent, hetgeen deze zeer zeker op prijs zal stellen.
Dat een aanvoerder ook wel eens teleurstellingen meemaakt
moge blijken uit het volgende.
Zo speelden wij jaren geleden eens een wedstrijd tegen R.C.H.
uit Haarlem. Met nog 10 minuten spelen was de stand 10 in
ons nadeel. R.C.H. had het zwaartepunt in de verdediging ge
legd zodat er geen doorkomen aan was.
Ten einde raad zond ik mijn linksbinnen (Strybosch) naai
de linksbackplaats, en liet ik mijn linksback (Van Kol) die
zowel links als rechts over een behoorlijk schot beschikte, de
linksbinnenplaats bezetten.
Inderdaad gelukte het Van Kol 5 minuten voor tijd de gelijk
maker te scoren. Aangezien ik evenwel geen enkel risico meer
wilde nemen en al dolgelukkig met dit ene puntje was, zond ik
Van Kol onmiddellijk weer naar de linksbackplaats temeer daar
R.C.H. in deze laatste minuten met kracht kwam opzetten om
de winnende goal te forceren hetgeen echter niet gelukte.
Nu dacht ik werkelijk een goede beurt als aanvoerder te heb
ben gemaakt, maar dat ik verkeerd gedacht had bleek al gauw
toen in de kleedkamer de heren van de E.C. op mij afstormden
en mij toevoegden hoe of ik het in mijn hoofd had gehaald
Van Kol weer in de achterhoede te sturen. U ziet niet alleen
smaken maar ook meningen schijnen vaak te verschillen.
Wie of er gelijk gehad heeft is natuurlijk nooit uitgemaakt,
ofschoon het voor mij nog steeds als een paal boven water staat
dat, wanneer je een schijnbaar verloren wedstrijd nog in gelijk
Brood- en Banketbakkerij
Zeedijk 15 Tel. 42573 Amsterdam
(Vrij naar Wim Sonneveld)
Een brasem heet een vissie
in 't Mokums met permissie.
Een kievit heet een vinkie
en een makke os een stier.
Béét-hebben heet er hobbel,
een eilandje een bobbel.
En wie er 's winters op de poel
gaat schaatsen heetPOELIER
Refrein:
Poel, poel, poel, poel.
't Zal je gedacht zijnmet
een poel doe je een heleboel.
Poel, poel, poel, poel.
De Amstelveense is de mooiste
poel naar mijn gevoel.
Je kunt de kleine, lieve eendjes
er gaan voeren.
Er in gaan vissen, maar je moet
er niet in roeren.
Poel, poel, poel, poel.
Poel, poel, poel, poel, poel, poel!
Een kwartje of een heitje
voor een kolom of rijtje.
Bij piek of bal of gulden
stijgt nog navenant de prijs.
In walstempo, dan zie je
van ene, tweeje, drieje
Denk ook vooral om de kopie
want dat is je BEWIJS!
Refrein:
Poel, poel, poel, poel.
't Zal je gedacht zijn, maar
voor velen is de poel het doel.
Poel, poel, poel, poel.
Blauw-Wit en Ajax hebben saam
een rood-wit-blauwe poel.
Je kunt er hopen lieve centjes
mee verdienen.
Je hoeft het zelfs niet van te voren
uit te kienen.
Poel, poel, poel, poel.
Poel, poel, poel, poel, poel, poel!
B. S. Ie Marché.
spel weet om te zetten, je met dit ene punt heel blij mag zijn.
Ofschoon dus uit bovenstaande uiteenzetting voldoende is ge
bleken dat de taak van een aanvoerder geen sinecure is, van
even groot belang is de vraag welke speler men als aanvoerder
moet kiezen.
M.i. bij voorkeur geen doel verdediger al weet ik wel dat er
heel wat „keepers", zelfs van ons nationale elftal, aanvoerder
zijn geweest en nog zijn. Persoonlijk prefereer ik een back of
een halfspeler omdat deze spelers niet alleen in staat zijn de
hele zaak te overzien, maar bovendien omdat zij ook onmid
dellijk kunnen ingrijpen wanneer er iets gebeurt of iets gedaan
5