Het Clubblad 3 door Dm Knegt, oud-redacteur Ons rood-witte nieuwsblad gaat binnenkort jubileren. Het zal in December van dit jaar veertig jaren zijn geleden, dat twee Ajacieden, in een drukkerij aan de N.Z. Voorburgwal, met van voldoening stralende facies, gebogen stonden over de eersteling van wat heden ons aller Ajax-familieblad is. Het was lang niet zonder aarzeling, dat die twee inktridders het product van hun initiatief de Ajax-waerelt inzonden. Ze wisten maar al te goed, dat voetballers erg enthousiaste knapen zijn, zolang ze achter het bruine geval aan kunnen draven, doch dat het klauteren in vulpennen de meeste balschoppers vreemd is. Wij beiden, Jan Grootmeijer en steller dezes, hadden het dan ook in die eerste nummers erg druk met het zoeken naar allerlei schuilnamen om onze eenzaamheid aan de redactie tafel te camoufleren! Aangezien echter het geluk voor de stout- moedigen is (een onvergankelijke waarheid sinds Noach) kre gen we in die allereerste tijd, al spoedig medewerking van echte sterren aan het clubblad-firmament, zoals Tric-Trac met moordgedichten en Vlinder met zeer goed en fris gestyleerd proza, terwijl we persbeoordelingen kregen in de grrrooote dagbladen, die onze schoenveters deden barsten van trots. We herinneren ons bijdragen van „echte" sportjournalisten zoals de heer Jan Hoven (Nevoh), wier artikelen cachet gaven aan ons blad. Spoedig was het Ajax-Nieuws tot officieel orgaan van de vereniging gepromoveerd en we stoven met kilometervaart door de glorie jar en van het wonder-team, rijkelijk voorzien van copie. Ajax, in die dagen, de toon-aangevende club van het land, had veel te schrijven en veel te memoreren. Het ging ons, clubblad-redactie, wat men zo noemt naar den vleze en het was voor ons persoonlijk jammer, dat we spoedig na die top-glorie-dagen van club en clubblad door verandering van werkzaamheden en het verlaten van ons dierbaar Mokum, het redacteursbijltje er bij moesten neerleggen. Hetgeen niet heeft verhinderd, dat we waar ook ter wereld (en we hebben in heel wat streken van de aardknikker rond gezworven) onze belangstelling in het Ajax-krantje hebben behouden, zelfs uit verre landen van onze kennismaking met voetbal buiten onze landsgrenzen zo nu en dan hebben ver teld, terwijl wij nu in 1956 weer eens de kans krijgen wat in tensiever mede te werken aan ons blad, minstens tot het einde van dit speelseizoen, hetgeen we als een buitenkansje beschou wen, nu er zoveel op het spel staat en de omzwaai van 1955 door de instelling van het semi-professionalisme ook in het Ajax-clubleven spanningen heeft doen ontstaan en we midden in de evolutie van het Nederlandse voetbal zitten. Het is de taak van het clubblad ons in deze tijd voor te lich ten en de banden van het lidmaatschap te verstevigen, nu de verhoudingen althans de verhoudingen zoals deze zich naar buiten voordoen door de beroepsfactor moeilijker liggen. Wij hebben van hetgeen men van een clubblad verwachten mag een hoge dunk. We vinden een clubblad niet zo maar een paar vellen bedrukt papier, die eens per maand onze brieven bus komen binnendwarrelen, met wat officieel nieuws, een historische opsomming van gespeelde wedstrijden met stan den enzovoort. We vinden, dat een cluborgaan méér moet zijn en dat in de eerste plaats de bestuurderen van een vereniging de unieke gelegenheid moeten aangrijpen in het blad alles te zeggen wat nodig en gewenst is, om de saamhorigheid in de vereniging te sterken. We hebben het afgelopen verenigings jaar gezien, dat de nieuwe stroming in het Nederlandse voet bal aan enkele van onze beste mensen, met een dienststaat (let op: dienst) van vele jaren, de animo heeft ontnomen, langer de vereniging mede te besturen. We vermelden het feit in dit opstel, omdat er uit blijkt, dat door het aanvaarden van het beroepsvoetbal (overigens een noodzakelijkheid uit zuiver ma teriële overwegingen) iets uit de oude club sfeer is weggeval len. We moeten dit echter vooral niet als een stuk tragiek gaan bekijken, maar de zaken puur nuchter stellend voor allen in onze club duidelijk maken. En hier is ons clubblad de aange wezen plaats. Er is trouwens nog veel, dat in het clubblad thuis hoort en waarover we wel gaarne wat meer wilden lezen, zoals bij voorbeeld over de training. We moeten aannemen, dat door de verplichte training in de beroeps-sectie, voor onze spelers een situatie is ontstaan, die nu precies het tegenovergestelde is van de vrije-tijd-training-uit-lief hebber ij (en toewijding voor de club) van vroeger. Dit eist een mentale omstelling. Voor ons lijkt die omstelling, de verandering van geestesgesteldheid, moeilijk voor de doorsnee-Hollandse mens. Zeg tegen iemand: je moet. En hij zal zeggen, als ie even kan: stik. Maar wat we uit vrije wil doen en con amore, dat doen we zelfs con brio! Zo- zijn immers onze manieren? Dus zouden we onze oefenmeester (we zien of horen in het clubblad nimmer van die heer spre ken?) eens aan het woord willen zien over de training. In onze tijd spraken we Reynolds over „have a pen's product, Jack", dan steigerde Jack, zat te bijten op een penhouder met kroon tje en „voor de damned koekebakkers" kwam er wat inkt aan gespoeld van heb-ik-jou-daar. Zo hebben we dus wensen voor ons clubblad, waarvan we binnenkort hopen te kunnen getuigen: life begins at forty! Maar we hebben ook grote waardering. De wijze waarop Mr. Brown de Kroniek verzorgt, doet ons elke maand met belang stelling naar het Ajax-clubblad grijpen. We kunnen ons wel voorstellen, dat echter in de eerste plaats de heer De Bruyn en zijn duo ijverige medewerkers „wensen" heeft. En niet zo weinige. We hebben het beslist niet mis, indien we aannemen, dat de medewerking aan het clubblad onvoldoende is. Het is mo gelijk, dat we overdrijven, doch van sommige nummers van de laatste tijd hebben we de indruk, dat buiten de redactie-staf géén enkele Ajacied tot de vaste medewerkers behoort. En dat is jammer, want b.v. een jeugd-rubriek, een bestuurstafel rubriek, een rubriek voor personalia (meer over o.a. onze top- spelers), een rubriek voor nevensporten (honkbal) maar deze alles als vast terugkerende rubrieken, naast de hoofd-artikelen (Kroniek) van de redactie zelf dit zou een clubblad maken, waar ieder wat van zijn gading vindt. Zo schrijvende, denken we terug aan dat plannetje in 1916, om een verenigings-orgaan voor Ajax te stichten, wel be schouwd op het goede tijdstip, want Ajax stond na de beruchte margarine-negotie van die dagen voor een tijdperk van on gekende bloei en voorspoed. Aan die goede tijd van welvaart en good luck is het mede te danken, dat het Ajax-clubblad in stand is gehouden, zij het dan met onderbrekingen onder an dere door oorlogsgeweld. We zijn er persoonlijk zeer dankbaar voor, dat dit is bereikt en we hebben de verwachting, dat straks bij het herdenken van veertig jaren clubblad, Ajax een eervolle plaats in de Ere-divisie van de K.N.V.B. zal innemen, zodat de redacteur (life begins at fortyzie boven!) de pret tige taak heeft aan een nieuw bestaanstijdperk van ons blad te beginnen: „in majeur".

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1956 | | pagina 3