Dit wordt geen gezellige „kroniek". We gaan U vertellen van
de zaak, die we de vorige maand uit de doeken hebben gedaan.
De zaak van de betaalde voetballers, 't Is op een nazomerse
avond gebeurd. Het ging niet zo bijster vlot. De meningen liepen
te veel uiteen, de kloof tussen bestuur en spelers was te breed
geworden. Voorzitter Koolhaas keek tegen een zaal aan, gevuld
met honderden Ajacieden. Ajacieden, die in spanning verkeer
den en precies wilden weten, hoe de vork aan de steel zat. Ze
wisten het natuurlijk wel, maar ja, „van horen zeggen" en, U
weet het, dan ligt de waarheid soms een paar gram uit balans.
President Marius kwam beslagen op het ijs. Hij had de hele
affaire op papier gezet, zodat een ieder, die horen wilde, piekfijn
te weten kwam, wat voor een voetbalfilm in de bestuurskamer
van ons stadion had gedraaid. Het moeten noch vrolijk gestem
de vroede vaderen, noch juichende spelers zijn geweest, die een
lege kamer achterlieten. Weliswaar stond dat niet in Marius'
rapport, maar tussen de regels door was het beslist te lezen
(horen). Toen onze voorzitter aan de laatste punt van zijn ver
haal was aangeland, hebben we elkander onder gemurmel
aangekeken. Na een korte pauze kwam de bekende vraag: „wie
van de heren wil het woord?" Een bos handen ging omhoog.
Gezien de kwantiteit en de kwaliteit van sommige sprekers, zijn
we er eens gezellig bij gaan zitten. Michels, als woordvoerder
voor het eerste elftal, kwam als nummer één naar het podium.
Gewapend met vele vellen papier, zette hij uiteen, wat hij en zijn
makkers verlangden en wat hun grieven waren. Eerlijk, Rinus
deed het keurig. We luisterden met belangstelling. Nadat we
ook dit verhaal tot ons hadden genomen, wisten we dus precies
van de hoed en de rand, maarwaren nog geen stap dichter
bij huis. 't Was duidelijk, dat bij de heren, zowel vóór als achter
de groene tafel, de benen lang niet los zaten. Er zou nog een
hartig woordje de lucht ingaan. Jan Grootmeyer, de felle de
bater van de Jaarvergadering, ging als nummer twee naar de
microfoon. Aha, zoemde de zaal, nu zullen we het krijgen. We
kregen het niet. Jan, vertelde over profvoetbal, koos de zijde
van het bestuur, maar veel wijzer met betrekking tot de vrede,
werden we niet. Vervolgens stond Johnny Roeg op. Een prettig
spreker, die met veel overtuiging een paisibele rede afstak. Hij
trachtte de kloof, die in een paar weken hoe langer hoe breder
was geworden te overbruggen. Hij vond de spelers veel waard,
veel meer dan een „Kwatta-reep", zoals in onze vorige Kroniek
stond. Die opmerking gaf enige beroering. Protesten en bijval.
De „protestanten" wonnen het, want in de gewraakte Kroniek
hadden we het over 750 voetballers gehad en niet over ons eer
ste elftal. Dat maakt verschil, dunkt ons zo. In ieder geval
vonden we het prettig, dat we gelezen worden. Alleen bleek uit
dit intermezzo voor de zoveelste keer dat er tussen lezen
en goed lezen nog wel een pietsie verschil bestaat. Eén spreker
mm/a
Directie CAREL C. KAMLAG en TOM MANDERS
bakte het zo bruin, dat hij de reep in het geding bracht, zonder,
zoals later bleek, het blad ingekeken te hebben. Zulke leden zijn
er dus ook (wisten we allang). Enfin, John probeerde dus van
scheuren, barsten te maken, edoch, het lukte hem niet. Volgende
spreker! Wim Volkers, ook een Ajacied met een gezonde
spraakwaterval, begon het via een bemiddelingscommissie te
zoeken. Hij zag kans met geven én nemen de zaak in het reine
te krijgen. De zaal voelde er veel voor. Het bestuur niet. Ver
volgens hebben nog vele leden het catheder beklommen. Zelfs
enige donateurs traden naar voren. Magistraal vonden wij de
speeches van de heren Gronert en Timman. Hoe men echter ook
sprak, hoe men ook argumenteerde, tot een oplossing kwamen
we niet. Nadat alle sprekers een beurt, of een dubbele beurt
hadden gehad en Marius was „uitgerepliekt", kwam Rinus
Michels weer voor de microfoon. Hij zei o.a., „ik heb heel veel
sprekers aangehoord, goede en minder goede, maar waar het
nu eigenlijk om gaat 't spijt me dat was er niet bij. Het
stadion, dat hier staat en wat vele leden vroeger hebben gepres
teerd, vind ik prachtig, maar de tijden zijn veranderd en nu
hebben we met de keiharde werkelijkheid te maken." Punt uit!
Voilé., de bom lag onder de tafel en de lont stond spetterend in
de fik. Via Wim Volkers' bemiddelmgs commissie is de zaal
aan het uittrappen gegaan. Dat lukte niet, want het bestuur
voelde er niets voor. En de lont smeulde voort. Portefeuilles
begonnen te rammelen. De voorzitter sloeg de zijne reeds dicht.
Het werd dramatisch. „Een motie van vertrouwen," stelde de
vergadering voor. „Dank U," zei het bestuur. De vergadering
schorsen, wist iemand. Beraadslagingen achter de groene tafel.
„O.K.", zeiden onze vroede vaderen, zij trokken zich terug. Dat
deden Michels en de zijnen ook. We bleven met z'n allen alleen.
Nou ja, alleen! Bij de koffie, het bier en de sigaren. Na een dik
kwartier viel de voorzittershamer opnieuw. „Hoe zit het," in
formeerden we. „Is het ja?" Er kwam een antwoord. Negatief!
Geen commissie. Weer praten, lang en nadrukkelijk. Resultaat
nihil. De heer Koolhaas begon zijn papieren in te pakken. De
zaal keek verslagen toe. De vlam begon aan de laatste centi
meters van de lont. De bom stond op springen. „En wat doen de
andere heren," vroeg een stem. 't Klonk als een verlossing. „Nu
moeten jullie je uitspreken," fluisterde Koolhaas, achter de
hand. „We gaan mee," zeiden de heren Koomen, Elzenga, Duk-
ker en de Boer. De scherven lagen in het verschiet.
Een motie van vertrouwen werd van alle kanten naar voren
geduwd. Op 't laatst stemde Marius toe. Hij had de hele avond
al in z'n dooie eentje tegen de stroom opgeroeid en was het meer
dan zat. Vooruit dan maar, met die motie. Het werd tien nul
voor het bestuur. Wat blanco goed er ver naast, 't Mocht geen
naam hebben. In no time zag de B.C. het levenslicht. De heren
Brokmann, Volkers en Bouwens mochten de gederailleerde trein
op de rails gaan zetten. Een dankbaar karwei. Ruim twaalf uur
zeiden we „tabé en welterusten!" tegen elkaar. Een uur later
lagen we allemaal onder de vellen, behalve één Ajacied, nou ja,
Ajacied, die had het druk, vreselijk drukom de „Grote
Pers" in te lichten. Koolhaas had bij het begin van de vergadé-
ring wel dringend verzocht, de geboende was op eigen veld te
bleken te leggen, maar wat kon dat nou schelenGeld riekt
niet en per slot van rekening is het maar je bloedeigen club.
Ennede jongens van de N.Z. Voorburgwal moeten ook
leven. Die hebben als acceptabele schrijvers wel jaren lang van
de amateurbaltrapperij gegeten en soms goed gegeten ook,
maar de laatste kliekjes uit de al onfris ruikende trog moeten
nog op hun bord. Als dat bord dan radicaal is afgelikt, krijgt
het de trap, die naar de vuilnisbak leidten de amateurs
worden bedankt. Feestelijk
De bemiddelings commissie heeft er geen gras over laten
groeien. Ruim een week later was de zaak in kannen en krui
ken. Of er door Bols (Bouwens), Heinekens (Volkers) of door
bemiddeling van de bank (Brokmann) water bij de wijn is ge
daan, weten we écht niet, maar de vredesduif koerde weer in
het Ajaxhok. Wel waren er in het bestuur nog moeilijkheden,
maar ook die zijn uiteindelijk opgelost, zodat we dit seizoen met
een volledige bemanning verder varen. Verder varen, op een
kolkende voetbalzee. De „Profstorm" giert en de „Perswind"
huilt. De razende branding stuwt de brokken op het strand.
Dagelijks krijgen we de berichten door. „Jansen gaat naar Ge
leen, Pietersen heeft getekend voor de profclub „Amsterdam",
Xerxes had zo'n mooie jonge ploeg, is al zes spelers kwijt en
Blauw Wit wordt leeggezogen. De heer Drilling, van Blauw
Wit, neemt het niet langer, zet de deuren van de grote stadions
voor de beroepsvoetballers open, heeft hij gezegd." En zo gaat
het maar door. Het wordt ons medegedeeld met keien van head
lines. „In Duivendrecht waren tien duizend toeschouwers bij
de wedstrijd AmsterdamDe Graafschap." (Het zijn er hoog-