Van Koppensnellers en snelle Koppers
Jubileum-uitgaven
van andere verenigingen
10
Ketapang, le Paasdag 1954.
Terwijl gij, waarde lezer, op dit ogenblik wellicht uw beschil
derde Paaseitjes, krentenbrood en koffie met smaak nuttigt,
vertrouwen wij, zittend bij een spaarzaam brandend klapperolie
pitje, ergens in de stilte van Borneo's oerwouden, deze regels
aan het papier toe.
Een tocht van meer dan twee dagen met onze kleine motor
boot over vele brede rivieren heeft ons tot Ketapang gevoerd, in
een streek waar men soms in uren geen levend wezen ontwaart
en waar de tijd stil schijnt te staan. De hier levende oerbevol
king van Borneo, de Dajaks, ziet zeer zelden iemand met een
blanke huid en blond haar en het bezoek van deze in verge
lijking met hun eigen kleine lichaamsbouw „oloh hai"
lange man) trekt dan ook het nodige bekijks. In een gebied waar
nog niet zo heel lang geleden het koppensnellen een niet onge
woon gebeuren was, komt de mannelijke bevolking ons nog zeer
krijgshaftig voor, getuige de lange zwaarden en de blaasroeren
waarmede zij rondloopt. Deze werktuigen van de krijg blijken
thans echter gebezigd te worden voor het omhakken van struik
gewas en het doden van gevogelte. Na een wederzijds uitwisse
len van brede glimlachen blijkt trouwens, dat het uitmoorden
van zendelingen en andere blanken een gewoonte is geweest die
met het koppensnellen indertijd overboord is gezet.
Terwijl wij in het enige vertrek van een der primitieve wonin
gen gastvrijheid genieten en delen in de eenvoudige rijstmaal-
tijd, speelt de naakt rondscharrelende Da jak-jeugd op het voor
erf en bezorgt ons een merkwaardige verrassing. Maakten de
grootvaders van deze jongens er nog een gewoonte van koppen
van vijandelijke stamhoofden in triomf mee terug te voeren
naar het ouderlijk huis, deze Da jak-generatie bedrijft een ander
kop-spel. In een kringetje van zes koppen zij elkander de bal
behendig en snel toe, waarbij degene die het leder niet naar
behoren overspeelt, moet uitvallen. De bekwaamste „kopper"
blijft ten slotte als winnaar over. Dit alles met een echte leren
voetbal van klein formaat, een „drietje".
Wij die meenden dat de tijd stil zou staan in dat veraf ge
legen gehucht aan de Kahajan-rivier, worden er dan aan her
innerd, dat dit ongeveer de tijd is waarin de Amsterdamse
kchoolwedstrijden worden gespeeld. Daar stonden wij vroeger,
vóór de wedstrijd, eveneens in een kringetje te koppen met zo'n
Klein-Duimpjes-voetbal, ook een „drietje", net als vandaag die
Dajak-jeugd in Ketapang
CEES DE VLIEGER.
Z.F.C. De heer S. Doorgeest, de samensteller van „Een halve
eeuw voetbalvreugd en -leed", heeft zijn naam die ik zou
willen completeren tot „doorzettersgeest" alle eer aange
daan. Als erelid van de Zaanse rood-witten heeft hij een uit
stekend verzorgd jubileumnummer tot stand gebracht, waarin
wij o.a. een aardige beschrijving lazen over onze vroegere
Paas-tournooien (wanneer weer?).
Pasen 1932. We menen de beste herinneringen te hebben aan
het Ajax-Paastournooi, waaraan we met Ajax, Wimbledon en
Altona deelnamen. In de finale klopten wij Altona met 65 en
het Amsterdamse publiek werd niet moede om de onzen toe te
juichen.
U.V.S. Tegenover de eerste dag van de Grasmaand staan wij
altijd een beetje huiverig en zo zal het de oprichters van de
sterke tweede klasser uit Leiden, op 1 April 1914 misschien ook
zijn gegaan. De angst voor deze datum behoeven de tegenwoor-
Leden der Jeugdcommissie slaan vol belangstelling de eindstrijd om de in memoriam Willem Anderiesen-beker gade
FotoDesmit