Reisbureau Maarse Kroon Overtoom 477 bij de Zocherstraat - Tel. 85252 Zaterdag 18 April j.l. zijn we even naar ons stadion geweest. Er gingen wat Brusselse voetbalbenen ter waarde van een paar slordige millioentjes Belgische frankskes over onze grasmat lopen. Dat wilden we zien, temeer daar we vreesden naar aanleiding van de smeekbede van een zekere sport vriend om voorlopig geen voetbalwedstrijden meer te bezoeken dat die dure mannen hun kunsten voor een leeg stadion moesten ver tonen. Dat zou niet leuk en tegenover de gasten zelfs meer dan onbeleefd zijn. Tegen onze verwachting in waren er nog een paar bezoekers. Nou ja, een paar! Ruw geschat zo om en nabij de 15.000 Hahahadie goeie, beste, volle neef! Onze vliegende Burgervader en een uitgebreide schare hoge functionarissen uit de Amsterdamse voetbalwereld waren er ook. Of dat de zo bar goedkope amateuristische benen van de elf uitverkoren Amsterdammers meer spirit had gegeven, zal wel wazig blijven. Maar, dat zij zich van de reputatie der Bel gische prijs- en premie-voetballers bitter weinig aantrokken, was zo helder als de lucht op een zonnige voorjaarsdag. Gepo lijst voetbal, neen, dat legden onze stadgenoten beslist niet op het gras, maar zij brachten toch wel zoveel enthousiasme en zoveel voetbalkunde op, dat de Brusselaren naar een 10 ne derlaag werden gedreven. Onze clubgenoten Michels, Bakker en Krist hebben daaraan meegeholpen. Klaas profiteerde, he laas, niet van een paar uitstekende kansen. De A.F.C.-er Feld- man eenmaal wèl. Een salaris verlagende fout van het specta culaire Belgische doelmannetje de knaap liet de bal uit z'n handen vallen (ook gij, Brutus?) strafte de A.F.C.-er be kwaam en zonder pardon af. Achteraf bleek het de „winning hit" te zijn, daar alle aanvallen die van „over de Schelde" kwa men, óf dood liepen op de knap spelende Hagenaars, óf door de nimmer aflatende Amsterdamse defensie vroegtijdig uiteen werden geslagen. De taak van die defensie, waarin Krist lustig z'n deuntje meeblies en de steeds achterblijvende Michels de helpende hand bood, was niet buitengewoon moeilijk. De voet ballers uit Brussel deden wel aardige dingen, maar gaven geen ogenblik de indruk, dat hier nu dwangarbeiders van het groene veld aan het zwoegen waren. In lastige situaties bleek b.v. hun balcontröle beslist niet zó briljant om in aanmerking te komen voor de opname van een voetbal-technische film. En dat „halve profs", die zo maar in het wilde weg trappen en het werkwoord „schieten" alleen maar van horen zeggen hebben, nog geld toe krijgen, kunnen wij niet zo erg best wisselen. Ons waren die waardevolle Belgische voetbalbenen geen halve stuiver waard. Iemand met een klein beetje inzicht zal het nu toch wel zo lang zamerhand duidelijk worden, dat een handje snoepgeld om het spelpeil op te vijzelen ook waardeloos is. Onze sport(vriend vermoedelijk nog niet. Beslist jammer! Overigens maakt deze vriend van ons voetjebal thans niet zo'n erg beste tijd mee. Vrijwel in geen enkel clubblad lust men hem nog. De heer vD, voorzitter van de Sportclub Enschede, voorvechter van het amateurisme, kraakt hem in het clubblad der zwart-witten tot en met. Aan het slot van zijn artikel zegt de heer vD terecht: „Het ware misschien voor hem te over wegen in zijn blad geen wedstrijden van die zielige amateurs meer te verslaan, noch wedstrijden van het Nederlands elftal. Voor Uw uitwedstrijden in Europa! Het is maar een vraag, maar hoeveel mensen zouden die krant dan nog kopen?" Dit was dan een prettig geluid uit Enschede. Nu één uit Den Haag. In het clubblad van A.D.O. lazen we onder de titel „Arm zalig geschrijf" het volgende: „Nederland werd Maandag na de wedstrijd A.D.O.P.S.V. verblijd met een stukje misselijke sportjournalistiek van de hand van een zekere A. W. Verlegh. Het geheel was zo dom en naar, dat ons de lust ontbreekt op de details in te gaan. Wij hebben altijd waardering voor critiek, al is deze meedogenloos en scherp. Maar als alle objectiviteit wordt vervangen door een subjectief afkraken, dan past A.D.O. We hebben de redactie van het blad verzocht, voortaan van het bezoek van een verslaggever verschoond te blijven." Voilé, vrienden, een groetje uit Den Haag. Prettig om over zulk een schrijven bij de directie op het matje geroepen te worden. Tja, goed personeel is tegenwoordig moeilijk te krijgen. De heer Hazevoet van R.C.H., Haarlem, zegt het weer anders. Hij schrijft in „Ons Racing Nieuws", dat er in de clubbladen een zekere geïrriteerdheid naar voren komt. Hij geeft toe, dat er een enkele radiobabbelaar is, die met zulk een zelfverzekerd heid spreekt, dat de man bepaald onuitstaanbaar wordt, terwijl er ook artikelenschrijvers zijn, die maar raak kletsen. Verder zegt de heer Hazevoet: „Wanneer wij radio en pers bij onze sportbeoefening willen negeren, hebben wij daarvan ook de con sequenties te aanvaarden. Wij moeten dan echter niet de hulp inroepen, als wij de aandacht op ons willen vestigen. Radio en pers zijn niet uit onze huidige maatschappij weg te denken of zelfs te negeren. Wij moeten echter wel onze oren en ogen goed open houden om op de uitwassen te letten." Deze wind blies uit de Racing-hoek. In Apeldoorn maakte een penneridder het zo bont, dat de „blauwen" de zaak niet blauw-blauw konden laten. Hun grens rechter was zo miserabel op de korrel genomen, dat de A.G.O.V.V.-ers de ref, die de betrokken match had geleid, even om een briefje vroegen. Het briefje kwam prompt. „Alles pour le boulanger", schreef de fluitman. Prompt kwam er een ander briefje. Nu bij de redactie van het blad (afschrift naar het hoofdkantoor te Amsterdam). Inhoud? Beleefd verzoek geen inkt- of schrijfmachineman meer te sturen. Door perskaart een kras halen. Tegen betaling wordt ie ook niet meer toegelaten. Mederedacteur De Vlieger man van speciale expressies zou in Figaro-stijl zeggen: „Kwast goed, meneer?" Sir Ab, een van de schrijfkeien van Hermes D.V.S., is, niet tegenstaande z'n blauw shirt, ook al rood aangelopen. Hij be gint eerst „uit de kunst". Over toneel en muziek. Zegt „dat deze mensen begrip hebben van hetgeen waarover ze schrijven." „Men hecht aan het oordeel van deze mensen dan ook veel waar de en er is tussen kunstenaar en criticus een verhouding ont staan, die zich boven het alledaagse verheft." Dan gaat Sir Ab over naar de sport. Nou, beslist geen „ouwe zeur"-taal. Luistert U evenDan met volle aandacht s.v.p. „De zaak staat zo, dat al heb je een paar klisknieën, vuur- slaande hielen en een holle borstkas (waarmee je in voetbal tenue een figuur zou slaan als modder), je rustig avond aan avond in de krant een grote mond kunt opzetten over de voet balsport. Je kunt bestuur en commissies van de K.N.V.B. (voor het merendeel bestaande uit oud-sportlieden) beledigen, be lachelijk maken en uitjouwen, al betekent voor jou één rondje hardlopen je aanstaande begrafenis." „Je kunt boeken uitgeven, volgeschreven met voetbalwijsheid en wekelijks een praatje houden voor de radio en je er toch iets van aantrekken, dat je voor de microfoon twintig minuten staat te hijgen als een oud paard, omdat je de studiotrap wat haastig opklauterde. Je kunt interlandwedstrijden verslaan, als je in staat bent twee uur lang te-kleppen-zonder-te-stoppen en dan geeft het niets als je vrijwel alle beslissingen van de scheidsrechter (HollandZwitserland) staat te critiseren ge lijk een water-en-vuurvrouw haar pofklanten." „Wij vragen ons wei eens af, wat er met al deze praters en schrijvers gebeuren zou, als het Nederlands elftal alle wedstrij den ging winnen. Waarlijk, zij zouden van de daken roepen, dat zij (de pers) het doel bereikt hadden. En wat is het doel der voetbalsport De opgroeiende jeugd, onder behoorlijke leiding in de ge legenheid stellen sport te beoefenen. De jeugd het begrip „spor tiviteit" bijbrengen en er flinke kerels van trachten te maken. De tijd en opoffering, die een grote groep mensen zich daarvoor getroost, verdient slechts hulde. Maar de sportjournalist begrijpt dit niet

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1953 | | pagina 4