De opening van ons nieuwe clubhuis op Voorland Aan wie de schuld Al jaren had op onze Voorland-terreinen de behoefte aan meer kleedruimte zich doen gevoelen. Immers, als er op beide velden gevoetbald werd en daarna nog eens twee wedstrijden gespeeld moesten worden, was het in de kleedlokalen wel eens wat te benauwd. Deze moeilijkheid behoort gelukkig tot het verleden, want naast het houten lokaal is een fraai clubhuis in steen opgetrokken. Deze aanwinst blijft in hoofdzaak ter be schikking van onze juniores en adspiranten. Ook de Jeugd commissie is thans in de gelegenheid in een eigen vertrek over de verrichtingen van onze „toekomst" van gedachten te wis selen. Voorts kan de scheidsrechters nu meer comfort worden geboden. Het geheel maakt een buitengewoon frisse indruk. Zaterdag 21 Maart 1953 was het de grote dag waarop het home der Ajax-jeugd officieel werd geopend. De heer Sebus, die in de totstandkoming van dit fraaie ge bouw zo'n belangrijk aandeel heeft gehad, verkreeg als eerste spreker het woord. Allereerst dankte hij voor de prettige samenwerking met het bestuur en de uitvoerders in het af gelopen halfjaar. Hij deed een beroep op de juniores en adspi ranten om hun huis netjes te bewonen, opdat het vele jaren een sieraad van onze vereniging zou zijn. Tenslotte overhandigde hij met instemming van de aanwezigen de heer Koolhaas als symbool een omvangrijke sleutel. Onze voorzitter zeide met trots, dat hiermede aan de reeks belangrijke gebeurtenissen in de Ajax-geschiedenis weer een was toegevoegd. Hij erkende, dat het doen verrijzen van een nieuw kleedlokaal hard nodig was geweest, doch dat dit door de dure tijd steeds was uitgesteld. Ter gelegenheid van de 53e verjaardag van Ajax was echter tot de bouw besloten. Zo een voudig als het lijkt, was het echter niet. Het bestuur meende, dat er onder de clubgenoten geen vakmensen op dat gebied te vinden waren, doch het had buiten de waard, i.e. de heer Sebus, donateur van onze vereniging, gerekend. Wat er onder diens toezicht is ontstaan, zullen vele Ajacieden inmiddels met eigen ogen hebben aanschouwd. Mocht U niet tot hen behoren, dan verdient het stellig aanbeveling alsnog een bezoek aan onze achtervelden te brengen, waarbij U dan tevens onze „hoop" kunt gadeslaan. De foto op de voorpagina geeft U alvast een voorproefje. Onze president had niets dan lof voor het werk van de heer Sebus, daarbij er de nadruk op leggend, dat deze dit geheel belangeloos had gedaan. Als blijvende herinnering bood hij de heer Sebus onder bijval der bezoekers een fraaie sigarenaan steker met inscriptie aan. Een stevige handdruk was de spon tane reactie. Vervolgens richtte onze praeses waarderende woorden aan het adres van de architect K. J. Mijnarends, de aannemer H. Bosstadt en de firma M. Volkers, die het sanitaire gedeelte had verzorgd. Een toevallig aanwezige accordeonnist begeleidde het applaus. De heer Sebus richt het woord tot voorzitter Koolhaas De terreinknecht Henk Angel kreeg eveneens een pluim, want hij had een stuk van een cricketmat tot een keurig tapijt verwerkt. Je moet er maar opkomen! De heer La Fleur, voorzitter van de Supportersclub, zegde een petroleumvergasser toe en beloofde de supporters ter ken nis te zullen brengen, dat het wenselijk is dat ook van hun zijde meer met de prestaties der Ajax-jeugd wordt meegeleefd. De adspirant Nijhuis offreerde namens de jongeren een mooie bak met bloemen als blijk van waardering voor het werk van het bestuur en de Jeugdcommissie. De heer Koolhaas stelde deze attentie zeer op prijs, doch bond de jongens nochtans op het hart het gebouw steeds proper te houden en dus voor het binnentreden de voeten te vegen. Alvorens de burcht aan de Jeugdcommissie over te dragen, hees de voorzitter de clubvlag en ontsloot de deuren. Mevrouw Lens was op het aardige idee gekomen een pop in Ajax-kledij te steken. Deze mascotte, die van een toepasselijk rijmpje was voorzien, zal van het interieur deel blijven uit maken. Nadat de Jeugdcommissie bij monde van de heer Muller woorden van dank had geuit, ging mevrouw Lens over tot het schenken van de thee, die op deze koude, eerste lentedag gretige aftrek vond. ETÉ. Ja, aan wie eigenlijk de schuld, dat de kwaliteit van ons hui dige voetbal zo bedroevend slecht is? Men heeft dit de laatste jaren geweten aan de T.C. en K.C. en/of andere commissies van de K.N.V.B., maar ik zou die schuld niet in de eerste plaats op die commissies willen afschuiven. Zijn wij, U en ik, die iedere Zondag de tribunes bevolken, niet de grootste schuldigen? Want wij slikken het toch maar, dat we voor onze dure centen Zondag aan Zondag steeds slechter voetbal voorgeschoteld krijgen. En dat dit zo is, zal toch waar lijk niemand willen tegenspreken. Ziet onze „eerste klasse"- wedstrijden, ons interland voetbal en onderwerp de resultaten van andere vertegenwoordigende elftallen, zoals De Zwaluwen, de militaire ploeg en districtselftallen, aan een beschouwing. Allemaal heel, heel pover. Nu beweert men wel, dat er nu eenmaal niets aan te doen is, dat we in ons land geen beter spelersmateriaal bezitten en dat onze beste krachten allen zijn „geëmigreerd", doch derge lijke argumenten zou ik naar het rijk der fabelen willen ver wijzen. Immers, spelers als De Vroet, Van der Hart en Roosenburg waren, toen ze nog hier speelden, te oud, kwamen niet in aan merking of werden te licht bevonden voor onze nationale ploeg. Waren deze spelers echter hier gebleven, dan zouden hun prestaties ook niet beter zijn geweest dan die van onze tegen woordige voetballers. En de wedstrijd van onze profs te Parijs op 12 Maart j.l. heeft toch wel bewezen, dat die knapen heel wat in hun mars hebben. Maar, zult U vragen, wat is dan de oplossing Wel, m.i. nog al eenvoudig. Laat alle toeschouwers nu eens de daad stellen door niet lan ger naar wedstrijden te gaan, zolang die zo bedroevend slecht blijven. Het gevolg daarvan zal zijn, dat de besturen van de clubs en het K.N.V.B.-bestuur zich dan zullen moeten beraden, of de tijd niet rijp is om op korte termijn tot ingrijpende ver anderingen over te gaan. Welke die veranderingen dan wel zijn? Ook nog al simpel. 1. Het instellen van een hoofdklasse, door de nummers 1 t/m 3 van de vier afdelingen naar die hoofdklasse te doen over gaan. Het aantal van 56 zgn. eerste-klassers is toch al te zot. Een werkelijke eerste-klasser zou ik op het ogenblik niet kunnen en durven noemen. Wat zegt U? Dat kan in Nederland niet? Maar waarom hier niet en bijna overal elders wel? Als men nu zegt: dat willen we hier niet, omdat dat voor de overige 44 clubs een degradatie zou betekenen, dan ben ik het er direct mee eens. Maar eist het belang van ons nationale voetbal niet, dat de clubs zich die offers getroosten? Ook onze club zou zich daarbij moeten neerleggen als zij niet bij die eerste drie zou eindigen, want alle chauvinisme ten spijt, we mogen toch werkelijk niet beweren, dat Ajax tegenwoordig wèl eerste-klas voetbal laat zien.

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1953 | | pagina 2