Oude glorie vraagt uw aandacht
P. VAN DEYCK.
Wanneer je voor bovengenoemde rubriek een afspraak hebt
gemaakt met een cliënt die wegens drukke werkzaamheden
later van de reis door Zuid-Nederland terugkeert en de tijd voor
inlevering van kopij nadert, kom je in tijdnood. De enige moge
lijkheid die dan overblijft is, de Zaterdagavond die je
gewoonlijk in eigen kring doorbrengt op te offeren. Een aan
bod om met de wagen gehaald en gebracht te worden, wordt
dan dankbaar aanvaard.
De chauffeur was precies op tijd. Op weg naar de Hunze-
straat hebben wij samen maar het schone lied gezongen: „Het
is maar eenmaal in de week Zaterdagavond".
Bij het betreden van huize Van Deyck stelde ik vast, dat moe
der Trude nog niet boven de limiet van de lichtgewichtklasse
is uitgekomen en dat de zoon het karakter van zijn vader heeft;
U weet wel, dat drukke en luimige. Als U soms dacht, dat ik
direct met de deur in huis kon vallen, hebt U het mis, want
mijn cliënt is zo ongeveer een uur aan het woord geweest over
alle mogelijke dingen, in welke tijd de echtgenote alle moeite
deed om mij zo spoedig mogelijk te doen acclimatiseren.
Er stopte een wagen voor de deur en er werd gebeld. Toen de
visite kwam, moest ik hoognodig het sein geven, dat ik met
mijn interview wilde beginnen. Ik was nog niet veel verder
gekomen dan Piets entree in onze vereniging, nl. met Jan
Schoevaart als promotor. Van Blauw-Wit gekomen, waar hij in
het adspirantenelftal F was opgesteld, moest hij zoals hij
het zelf noemde pro forma een proefwedstrijd spelen, welke
plaats had op een van onze oude velden in de Kruislaan. Zijn
elftal maakte 17 goals, waarvan hij er 13 voor zijn rekening
nam en wanneer er in de amateursport handelstermen beston
den, zou men zeggen: de koop was gesloten, en achteraf be
keken tot tevredenheid van beide partijen.
Begonnen werd in de Juniores A, waarin ook Cor Jurriaans
speelde. Toevalligerwijze maakte hij reeds het internationale
contact mede in de voetbalsport in een wedstrijd tegen een
junioreselftal uit Crefeld.
Zoonlief vond ons babbeltje blijkbaar niet interessant genoeg
en nodigde het mannelijke gedeelte der visite uit voor een voet
balwedstrijd in de keuken, die even moest worden onderbroken
om de lichtmeter bij te vullen. Na enkele minuten was de stand
98 voor junior en er waren in deze korte tijd enkele koppen
en schotels gesneuveld. Rooie Piet, onder deze naam kende heel
Nederland hem, maakte zich hier echter niet de minste zorgen
over. De redenen hiervoor waren mij echter spoedig duidelijk;
zijn patroon een verwoed Ajax-supporter handelt name
lijk in deze onmisbare artikelen voor een voetbalwedstrijd in
een keuken van aanstaande Ajax-welpen en zou, er van over
tuigd zijnde dat de zoon wel uit hetzelfde hout was gesneden,
de schade graag voor zijn rekening nemen.
In hogere elftallen werd Piet voorlopig één der binnentrio-
plaatsen toebedeeld. De prestaties bewogen zich in stijgende
lijn. Na zo af en toe al eens met de grote jongens te hebben
medegespeeld, behoorde hij van 1927 af tot de prominenten.
Deze periode duurde tot 1938, met een onderbreking van een
seizoen, waarvan een enkelbreuk de oorzaak was. Zijn plaats
in de voorhoede had hij op advies van good old Jack verwisseld
voor een in de middenlinie en als kanthalf was een voor hem
onvergetelijke periode ingetreden.
Zoals vele eerste klasse-spelers in een bepaald onderdeel van
het spel gespecialiseerd zijn, blonk ook Red Peter in iets uit,
namelijk in het nemen van vrije schoppen, waarbij de bal bij
de tweede paal terecht kwam. Spécialité de la maison Van
Deyck noemden wij dat vroeger. Deze kunst had Jack hem
bijgebracht op de training. U denkt nu natuurlijk aan de trai
ningsavonden, maar dan hebt U het finaal mis.
Vroeger bestonden er op Vrijdagmiddag werklozen- en
eigen-bazen-matinées, welke onze trainer de gelegenheid boden
enkele spelers speciaal onder handen te nemen. Piet werd in
het hierboven vermelde onderdeel elke week onderricht. Het
werden vrije trappen waarop Henk Mulders was ingesteld en
die dikwijls een doelpunt tot gevolg hadden. Deze schoppen
waren zo ragfijn genomen, dat men de ober kon roepen, zijn
kop koffie leegdrinken en dan rustig de bal inkoppen.
Aan neigen afdelingskampioenschappen en drie kampioen
schappen van Nederland te hebben mogen medewerken was op
zichzelf al een groot genoegen. Piet had echter altijd lol op
het veld, zowel met eigen spelers als met die der tegenpartij
en de scheidsrechter. Hij kon met de meeste vreugde 10 meter
pikken bij een ingooibal en zich altijd van den domme houden
bij een beslissing van de referee tegen zijn persoon. Hij deed
dan net zo volkomen onbegrijpelijk als ik persoonlijk eens bij
een zaak van een Chinees voor de politierechter heb mede
gemaakt. De verdachte werd geassisteerd door een tolk, daar
hij de Nederlandse taal noch sprak, noch begreep. Het ge
sprokene moest door de tolk aan de politierechter en de be
klaagde vertaald worden overgebracht. Toen kwam het ogen
blik waarop de man van de Justitie het vonnis moest uitspreken.
Nadat dit was geschied, had de Chinees tot uitbundige
vrolijkheid van de aanwezigen in het zaaltje een zwak
moment. Hij viel namelijk na de bekendmaking van het vonnis
uit zijn rol, wachtte niet op de tolk en riep: „Hoger beroep!"
Wanneer U Piet niet goed gekend hebt, moet U van mij aan
nemen dat het een kunst is er tussen te komen als hij aan het
woord is. Alvorens zelf eens aan de beurt te komen, moest ik
nog heel wat aanhoren.
In de eerste plaats was hij van mening, dat het elftal van
1930 het sterkste was van de ploegen waarin hij had gespeeld.
Dat er bij onze vereniging ook wel eens een benauwd seizoen
voorkwam, wist hij zich Ook nog goed te herinneren. Zo'n sei
zoen was 1928/29. Er moest op Oudejaarsdag thuis tegen
A.D.O. worden gespeeld. Aan het Kerstdiner kwam mijn cliënt,
die een gastvoorstelling op de middenvoorplaats zou geven,
met het advies alle spelers paardenbiefstuk voor te zetten, op
dat zij sterk en krachtig in het veld konden verschijnen. Mede
door deze biefstuk had Piet kracht genoeg in de benen, want
buiten de doelpunten die hij maakte, bezorgde hij Quax diverse
malen gloeiende vingers.
De moeilijkste speler die hij in de competitie tegenover zich
kreeg was Manssen van Excelsior, maar aan deze had Dolf van
Kol ook altijd zijn handen vol.
Het publiek kwam, wat lachen betreft, met Piet altijd aan
zijn trek. Wat denkt U van het volgende.
In een wedstrijd te Den Haag raakte scheidsrechter Israëls
zijn fluit kwijt op een moment dat Bakhuys op onze goal af
stormde. Piet vond de fluit en blies, tot grote verontwaar
diging van Bakhuys, net op tijd. Resultaat: hoogtebal!!! In de
Residentie was er altijd met mij iets bijzonders aan de hand,
vertelde hij verder. Op Houtrust konden wij kampioen worden;
ik heb daar van 30 meter afstand een vrije schop in de boven
hoek gekogeld. In alles wat hij opdist blijft „de gijn", zoals hij
dat noemt, overheersend. Hij komt met lachen bijna niet tot
bedaren, wanneer hem een AjaxFeijenoord-wedstrijd (en
dat was vroeger wat) te binnen schiet, waarbij hij vlak voor de
aanvang aan Wim Anderiesen zijn bekende kip- en pudding
mop vertelde en deze moest afbreken door het beginsignaal
van de scheidsrechter. In een periode dat Ajax sterker was,
greep Wim even de gelegenheid aan om Piet te vragen, hoe
de mop verder was, met als resultaat dat Wim stond te huilen
van het iachen. Daardoor hadden beiden niet opgemerkt, dat
Ajax een penalty mocht nemen. Opeens riep Dolf van Kol:
„Komt er nog wat van?", want dit was een karweitje voor
Van Deyck.
Ongeconcentreerd de bal werd tegen zijn gewoonte in niet
eens afgepoetst werd de strafschop slecht genomen. Tussen
het hoofd van Van Male en de deklat in (nagenoeg geen ruim
te) verdween de bal toch in het net. De Feijenoord-goalie zei
na afloop: „Als ik de bal tegen mijn hersens had gekregen,
zouden deze in het net hebben gelegen en de bal op mijn hoofd
vastgeplakt hebben gezeten."
Ik heb Ajax anders altijd maar een Sint-Nicolaasclub gevon
den, zegt hij. Zomerspelen -cricket en honkbal die ik ook
altijd heb beoefend, allemaal voor hetzelfde geld; voorts nog
een masseur, mijn liefje, wat wil je nog meer?
Alleen de oude garde herinnert zich misschien nog, wat dat
woord „masseur" vroeger betekende en ieder die wel eens in
zijn handen terecht kwam, weet nog te spreken over zijn sterke
duimen. Het was Eckstein, Govert Flinckstraat 356-1. Mijn
cliënt kwam er eens met een blauwe nagel. De masseur leidde
hem even af door te zeggen: „Moet je eens even kijken, Piet,
wat voor een grote spin er nu tegen het plafond loopt." Op
het moment dat Piet keek, had de tang het werk al gedaan en
de nagel was er met „wat" pijn afgehaald.
Na zijn waardering te hebben geuit voor alles wat hij tan
Jack heeft geleerd, komt zijn speciale dank aan onze ver
eniging naar voren. Als ik door Ajax niet bekend was gewor
den, zou ik misschien nooit in contact zijn gekomen met mijn
grote vriend Tom (Mix?) in Terneuzen of met mijn relaties
in Hoensbroek en Geleen, waar ik mijn oud-vriend Bas Paauwe
dikwijls ontmoet. Met Van Heel en Breitner was Bas één van
zijn concurrenten voor het Nederlands Elftal, waar hij eenmaal