(5Sj daten zoveel mogelijk wel bij de sport te betrekken; door ze in dubieuze gevallen voorlopig goed te keuren en opnieuw te onderzoeken nadat ze enige tijd aan sport hebben gedaan, of door ze voorlopig af te keuren als de verwachting gerechtvaar digd is dat een geconstateerde afwijking zich kan herstellen. De sportkeuringsbureaux zijn dus geen afkeurings-bureaux, integendeel, zij werken zo veel mogelijk als gofedkeurings-bu- reaux in dien zin, dat zij een candidaat, die voor een zware sport niet geheel geschikt is, adviseren aan welke sport hij wel kan doen. Wordt een candidaat door een sportkeurings-bureau afge keurd, dan stuurt dit bureau daarvan bericht aan de huisarts van de candidaat, opdat deze zo nodig zijn maatregelen in het belang van de gezondheid van de afgekeurde kan nemen. Het behoeft geen betoog dat ook in zo'n geval de sportkeuring voor de candidaat van betekenis is geweest; een anders wellicht niet tijdig ontdekte sluimerende afwijking kan nu tijdig in behan deling worden genomen. Ook overigens is het natuurlijk wen selijk, dat er een goed contact is tussen huisarts en de keurende arts. Voor hen die door een sportkeurings-bureau zijn afgekeurd, staat de weg naar hoger beroep (herkeuring) open; het gebeurt echter uiterst zelden dat een candidaat hiertoe overgaat. Nu ik toch getallen over de keuringen van de laatste jaren heb genoemd, wil ik er nog wel even wat meer van zeggen. 60.000 keuringen per jaar op 900.000 sportbeoefenaars wil zeg gen dat elk jaar nog geen 7% wordt gekeurd. Dat is zeker niet veel. Maar het wordt nog al eens op wat tendentieuze manier voorgesteld. Ik heb b.v. wel eens gelezen: „in 1948 was het totaal aantal sportbeoefenaren 803080 het aantal gekeurde per sonen 52125, dat is 6.5%". Dat kan, waarschijnlijk tegen de bedoeling, de indruk wekken, dat de andere 93.5% nooit ge keurd zijn. Maar zo erg is het gelukkig niet. Als per jaar 7% wordt gekeurd, dan wil dat zeggen, dat theoretisch, n.l. als die 7% telkens anderen zijn, in 14 jaar iedereen één keer is ge keurd. Of met andere woorden, dat het gemiddeld 14 jaar duurt voor iemand opnieuw wordt gekeurd. En dat is zeker een te lange periode, daar kom ik nog op terug. Maar al zou dan blijkens deze redenering de tijd tussen twee keuringen lang zijn, ieder zou dan toch op zijn minst één keer gekeurd zijn tijdens zijn „sportleven". En in de practijk is ook gebleken dat inderdaad, zo nog niet alle, dan toch een zeer groot percentage sportbeoefenaars althans één keer, en wel als regel bij het begin der sportbeoefening, is gekeurd. Dat is op zich zelf al heel belangrijk, al zijn wij daarmee niet tevreden. Ik beschik niet over de gegevens om precies na te gaan welk percentage sport beoefenaars wel (eens of meermalen) en welk percentage nooit een medische sportkeuring heeft ondergaan, maar ik kan deze percentages wel benaderen. Onder de 900.000 sportlieden die tot de diverse bonden be horen, zijn ook geteld de leden van de Biljartbond, de Kegel bond, de Vereniging van Scherpschutters, en dergelijke, voor wie een speciale sportkeuring nu niet zo'n dringende vereiste is. Laten wij dus zeggen, dat er 850.000 overblijven, die er zeker voor in aanmerking komen. Laat ik nu eens aannemen dat het gemiddelde „sportleven" 17 jaar duurt, dus b.v. gemiddeld van het 14e tot het 30e levensjaar. Ik sla er natuurlijk maar een slag in, maar zo heel gek zal het toch niet zijn; er zullen er wel zijn, die het veel langer volhouden (dat hangt ook al van de soort sport af), maar er zullen er anderzijds ook velen zijn, die het sportbijltje er na veel kortere tijd bij neerleggen. Dus ge middeld 17 jaar. Dan wil dat zeggen dat er gemiddeld per jaar 850.000 gedeeld door 17, dat is 50.000 nieuwe sportbeoefenaars bij komen. Uit de statistieken van de Federatie blijkt nu dat van de 60.000 keuringen per jaar er ongeveer 43.000 eerste keurin gen zijn. Daaruit volgt dat er elk jaar van de 50.000 nieuwe lingen 43.000 door de bureaux der Federatie worden gekeurd, dus 86%. Dat is een percentage waar wij tevreden mee mogen zijn, dat loopt al aardig naar de ideale 100%. Maar daar staat tegenover, dat het aantal herhalings-keuringen gering is, n.l. 17.000 op de 800.000 sportmensen, of 2%. Dat wil zeggen dat men zich gemiddeld eens in de 50 jaar voor een periodieke keuring meldt, dus het gros nooit. In enkele woorden samengevat is de toestand wat de sport keuring in ons land betreft diis op het ogenblik, voor zover uit de beschikbare gegevens is na te gaan, zo: bijna alle sport beoefenaars, althans een zeer bevredigend gedeelte daarvan, ondergaan een sportkeuring (meestal aan het begin van hun sportloopbaan), maar slechts zeer weinigen onderwerpen zich aan een periodieke herhalings-keuring. Nog te veel heerst blijk baar de mening: „ik ben eenmaal goedgekeurd, nu kan mij niets meer gebeuren", welke mening natuurlijk volkomen fout is; een geneeskundig onderzoek krijgt pas zijn volle waarde als het periodiek herhaald wordt. Ons streven zal dus vooral gericht moeten zijn op de uitvoering van periodieke keuringenmet de eerste keuringen loopt het wel los. Onze 100 sportkeurings-bureaux zijn over het gehele land verdeeld, zij het dat zij niet overal even dik gezaaid zijn. Dit blijkt ook uit het aantal keuringen per 1000 inwoners in de ver schillende provincies; dit bedroeg in 1949, resp. 1950 in Drenthe 12 resp. 11.1, in Limburg 1.4 resp. 1.3, in het gehele land over beide jaren 5.7. Deze getallen lopen van provincie tot provincie dus sterk uiteen. Dit komt vooral doordat het oprichten en in stand houden van een bureau afhangt van het enthousiasme van enkelingen. De sportkeuring is nu eenmaal geen rijk makerij; op enkele uitzonderingen bij zeer grote bureaux na, wordt al het administratieve werk uit liefhebberij gedaan en de artsen krijgen een minimale vergoeding, volgens normen door de Mij. voor Geneeskunst vastgesteld. Alleen zij, die werkelijk voor de sport voelen en er iets voor over hebben, zijn in een sportkeuringsbureau op hun plaats en blijkbaar is het aantal van zulke actieve sportliefhebbers niet in alle delen van ons land even groot. In gebieden waar nog weinig bureaux zijn zal het vooral juist van zulke sportliefhebbers en voor sport voelende artsen afhangen, of het mogelijk is om een bureau tot stand te brengen en in stand te houden. Anderzijds kan elke sportbeoefenaar waar in den lande ook, reeds nu bij zo'n bureau in zijn omgeving terecht; een eindje fietsen of de kosten van een reisje (die meestal door een bio- scoopje of een doosje ci'garetten minder wel weer in te halen zijn) mogen niet als werkelijk excuus gelden. De kosten van de keuring zelf evenmin; de hele keuring kost als regel niet meer dan 1.50. Er komen wel eens klachten binnen, dat men zich voor keu ring bij een bureau meldt en niet op tijd geholpen kan worden. Bij onderzoek blijken dergelijke klachten bijna altijd te wijten te zijn niet aan het bureau, maar aan de candidaat. De meeste bureaux kunnen alleen op bepaalde, bekend gemaakte dagen van de week zitting houden, maar vele candidaten stellen hun keuring tot het laatst toe uit, zodat tegen het begin van een bepaald seizoen alles tegelijk komt aanzetten en dan kan zo'n bureau het soms niet aan. Dat uitstellen is menselijk, maar kan nooit een verwijt tegen een bureau inhouden. Bij een onder linge regeling met verdeling der keuringen over een groter tijdvak kan ieder gemakkelijk tevreden worden gesteld. Hoe vaak moet een sportmens gekeurd worden Daarvoor is geen algemene regel te stellen: het hangt van de soort sport en van de beoefenaar af. Als hij het nut en de betekenis van de keuring inziet zal hij zelf wel zo verstandig zijn om b.v. bij overgang naar een zwaardere sport of na een ziekte zich op nieuw te laten keuren. Dat moet grotendeels aan de sport beoefenaars zelf worden overgelaten en daarbij is ook van be lang of hij geregeld in wedstrijden uitkomt of niet. Maar als minimum, let U wel, als minimum, stelt de Federatie drie keer, n.l. bij het begin van de sportbeoefening (dat is dus in den regel als adspirant-lid of junior-lid ener vereniging)bij de overgang tot senior-lid en enige jaren daarna nog eens. Bovendien zal een veteraan, die zijn sport wil blijven beoefenen, er goed aan doen zich af en toe te laten nakijken. Het staat natuurlijk aan elke bond of vereniging vrij meer periodieke keuringen voor te schrijven. Uiteraard zijn wij er met dat minimum niet, onge twijfeld zullen wij verder moeten gaan. Rekening houdend met de practische mogelijkheden, mag men echter zijn eisen ook weer niet te hoog stellen en ik ben persoonlijk van mening dat in het algemeen een keuring eens in de drie jaar, zolang men sport beoefent, een redelijk ideaal genoemd mag worden. Op Bestelt Uw KANTOORARTIKELEN bij de vakman en U kunt op goede service rekenen Weteringschans 223, Tel. 39596-31842-36890 Amsterdam

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1953 | | pagina 11