F. DAZERT Blomvliei Sportkeuring Paleisstraat 3 ENGELS SCHOEISEL Mercatorstraal 89 hoek Jan v. Galensiraal (Vervolg brochure van Prof. Dr. J. Jongbloed) Om verschillende redenen zal dit echter niet vlug bereikt kunnen worden. Daarom moeten tegelijkertijd voorlopig wèl andere maatregelen genomen worden: van boven af moet de sportkeuring verplicht worden gesteld. Dit is een practische noodzakelijkheid; zolang de sportbeoefenaars nog niet alle uit eigen beweging naar de sportkeuringsartsen gaan, moeten zij er helaas toe gedwongen worden. Van boven af: de sportbon den dienen de keuring voor te schrijven en er controle op uit te oefenen. Gelukkig hebben de meeste sportbonden (en daar onder de grootste) reeds ingezien, dat zij verplicht zijn genees kundig onderzoek te eisen. Op zichzelf is het niets bijzonders dat een sportbond verplichtingen stelt in het belang zijner leden. Elke bond neemt immers velerlei maatregelen om na delige invloeden van de sportbeoefening te voorkomen; hij stelt (veelal in internationaal overleg) b.v. afmetingen van terreinen en duur der speeltijden vast, geeft regels voor het spelmateriaal, laat terreinen enz. keuren, en bemoeit zich zeer terecht en in het belang van sport en spelers nog met vele andere zaken. Een van de maatregelen die een bond behoort te nemen, is het verplicht stellen van de geneeskundige keuring, opdat zij die vrij zeker schade van de sportbeoefening zouden ondervinden, er verre van worden gehouden. Er zijn nog wel enkele bondsbesturen die min of meer af wijzend staan tegenover het verplichtend stellen van de sport keuring; dus niet tegen de keuring zelf, maar tegen het ver plicht stellen daarvan; zij willen het dus aan het inzicht van de sportbeoefenaar zelf overlaten of hij zich wil laten keuren of niet. Als motief voor deze houding wordt gebruikt: „dat de bond niet het recht heeft zijn leden in hun vrijheid te beknot ten", of ook wel: „dat de bond door het verplicht stellen van de keuring de verantwoordelijkheid voor mogelijke nadelige ge volgen van de sportbeoefening op zich neemt." Noch het ene, noch het andere motief is steekhoudend. Als men het verplicht stellen van de sportkeuring voor het toe treden tot een vereniging een beknotting van de persoonlijke vrijheid noemt, dan worden wij allen op allerlei wijzen in onze huidige maatschappij in onze vrijheid beperkt. Er zijn immers talloze voorbeelden uit het dagelijks leven aan te halen, waaruit blijkt dat men aan zekere eisen, aan zekere verplichtingen moet voldoen om iets te verkrijgen. Wij voelen dat niet als een vrij heidsbeperking, maar zien de redelijkheid en zelfs de nood zakelijkheid daarvan in, omdat zulke maatregelen bevorderlijk zijn voor een geordend samenleven of de kans op benadeling van derden of ons zeiven verminderen. Ik geloof dan ook niet dat er veel sportbeoefenaars zijn die met de hand op hun hart zouden durven verklaren, dat zij zich niet aan een sportkeuring willen onderwerpen omdat zij dit als een aantasting van hun persoonlijke vrijheid beschouwen. Het andere motief, dat een vereniging door het verplicht stel len van de sportkeuring een zekere verantwoordelijkheid op zich neemt, is eveneens onhoudbaar. Geen mens is onfeilbaar; ook de keuringsarts niet; er kunnen afwijkingen zijn die bij een keuring niet gevonden worden en ook niet te vinden zijn, en tenslotte kan ook een schijnbaar volkomen gezond mens plotseling iets naars overkomen. De sportkeuring kan dus nooit alle narigheid op dit gebied in de sport voorkomen. En niemand kan voor deze narigheden aansprakelijk worden gesteld, de sportkeuring niet, de betreffende bond evenmin. Door de sportkeuring verplicht te stellen heeft de bond een redelijke zekerheid gekregen dat narigheden op het gebied der gezondheid zijner leden tot een minimum beperkt worden; dit sluit geenszins in dat de bond of wie dan ook, ook maar enige verantwoordelijkheid draagt voor gebeurtenissen die mense lijkerwijze niet te voorzien waren. Maar als een bond de sport keuring niet verplicht stelt en niet propageert, als hij dus niet zorgt dat redelijkerwijs alles gedaan is ter voorkoming van narigheden, juist dan draagt de bond een grote verantwoorde lijkheid. Dan laat hij toe dat rijp en groen hun krachten met elkaar meten en dat kan voor de groenen ernstige gevolgen heb ben, die moreel ten laste van de bond komen. Gelukkig lijdt het geen twijfel, dat ieder, die het werkelijk goed meent met de sport en zijn beoefenaars, ook zij die nu nog enige bezwaren tegen het verplichtend stellen koesteren, de sportkeuring voor toelating tot de sportbeoefening van groot belang achten. De vraag is nu maar: door wie moet die sport keuring geschieden? Om te beginnen: niet door de huisarts van de candidaat. Dit moge op het eerste gezicht wat vreemd lijken, omdat in het algemeen de huisarts de candidaat het beste kent. Dat is vol komen juist, maar anderzijds zijn er tegen een dergelijke keu ring door een behandelend arts zeer grote bezwaren. Ik ga op de argumentatie hiervan nu niet in; voldoende zij dat onze Maatschappij van Geneeskunde zeer terecht het bovenstaande standpunt heeft ingenomen en in dien zin dan ook een voor schrift heeft uitgevaardigd. Overigens wordt bij de meeste keuringen hetzelfde principe gevolgd, men denke b.v. aan de keuring voor een bewijs van rijvaardigheid, die ook niet door een behandelend geneesheer mag geschieden. Maar ook dient de keuring niet door de club- of verenigings- of bondsarts verricht te worden, als die al bestaat. Want de clubarts is in sportverband te beschouwen als de „huisarts" van de sportbeoefenaars. Neen, de sportkeuring dient door buitenstaanders te geschie den, door artsen die noch met de candidaat, noch met zijn club rechtstreeks te maken hebben. Deze keuringsartsen moeten echter wel op de hoogte zijn van de eisen die de verschillende vormen van sportbeoefening aan het organisme stellen, zij moeten zich als het ware in elke tak van sport kunnen inleven. Natuurlijk is het niet te eisen dat deze keurings-artsen elke tak van sport zelf beoefenen of hebben beoefend, en dat is ook niet nodig. Maar zij dienen wel omtrent elke sport voortdurend en goed te worden voorgelicht. Daarom is een organisatie nodig, die deze artsen in zich verenigt. In ons land bestaat een der gelijke organisatie: de Federatie van Sportkeurings Bureaux in Nederland. Dit is de aangewezen organisatie voor het verrich ten der sportkeuringen, omdat zij los en onafhankelijk van de sportbonden staat, al houdt zij nauw contact met die bonden, omdat zij over een 100-tal keuringsbureaux in den lande be schikt met 500 artsen, waaronder 50 specialisten, en over een ruim 20-jarige ervaring op dit gebied. Overigens is een voordeel van keuring door artsen behorend tot een georganiseerd geheel van keuringsartsen boven keuring door willekeurige artsen, dat die artsen door middel van een maandelijks verschijnend mededelingenblad gemakkelijk be reikbaar en dus te instrueren zijn, dat wensen van sportbonden aan hen kenbaar zijn te maken, dat daardoor meer eenheid in de keuringseisen en hun interpretatie mogelijk is. In 1949 werden er in totaal ruim 60.000 keuringen door de Federatiebureaux verricht; met als resultaat dat 89% der candidaten volledig werd goedgekeurd, 6.7% voorlopig goed gekeurd, 2.8% voorlopig afgekeurd en 1.5% definitief afge keurd. In 1950 werden eveneens ruim 60.000 keuringen gedaan, waarvan 91.6% volledige goedkeuringen, 4.4% voorlopige goed keuringen, 2.4% voorlopige afkeuringen en 1.6% definitieve afkeuringen. Het percentage afgekeurden is dus gelukkig laag (gemiddeld over deze twee jaren ruim 1.5%), maar dit wil dan toch zeggen dat elk jaar onder de 60.000 onderzochten er ruim 900 waren voor wie de sportbeoefening schadelijk zou geworden kunnen zijn. Men ziet uit de percentages voorlopig goedge- keurden en voorlopig afgekeurden (in 1949 resp. ongeveer 4000 en 1650, in 1950 resp. ongeveer 2700 en 1500 personen omvat tend, dat de sportkeuringsbureaux er naar streven de candi- Ruime sortering speelgoederen Huishoudelijke- en Luxe artikelen Glas, Porcelein en Aardewerk Schoonmaakartikelen

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1953 | | pagina 10