3
tici, die slechts het kleine bondsdiploma verwierven en voor wie
de trainerij geen hoofdberoep is. En als je nu zegt: dat is de
beste, dan houdt dit in, dat je van al die trainers dus van
meer dan tweehonderd manmoet weten wat zij stuk voor
stuk waard zijn.
Enfin: we hebben dus een uiterst deskundige Keuze- en Tech
nische Commissie, we hebben het beste systeem, en we hebben
de beste trainer, en het resultaat is, dat onze ploeg (de beste
spelers) met Helsinki inbegrepen van de laatste vijftien inter
landwedstrijden, die zij speelde, er twaalf verloor.
En dit terwijl een gecentraliseerde training dwingend opge
legd is geworden, een gecentraliseerde training, welke de clubs
met lede ogen aanzien en waartegen verzet blijft broeien.
De vraag is nu: zal de bond, gezien de uitslag tegen de Bra
ziliaanse jongens van zeventien tot twintig jaar en gezien de
score: gespeeld vijftien, verloren twaalf, nu iets doen? Zal hij
de volle consequenties van zijn zo hartstochtelijk geprezen ama
teur-status aandurven? Zal hij de amateur nu werkelijk ama
teur laten door hem geen opdrachtvoetbal meer te laten spelen,
door hem geen gecentraliseerde training meer op te leggen, en
ook geen systeemdwang meer? Zal hij de amateur zijn volle vrij
heid teruggeven en hem „vrij" laten spelen, naar eigen impul
sen, eigen aanvoelen, eigen opvatting? Zal hij vrijheid geven
voor improvisatie en het volgen van intuïtie Zal hij de training
aan de clubs overlaten, en de inzichten en opvattingen van de
clubtrainers niet meer laten doorkruisen door die van de leider
der centrale training?
Tot zover de heer v. d. Bergh.
Beste mijnheer Joris,
Voetbal heeft een ander gezicht gekregen. U en wij weten
het. (Helaas maar al te goed.) Een .expert heeft het ge
schreven. Hij deelde het U en ons mede door middel van een
brochure. Eerlijk, mijnheer Joris, de goede man had volkomen
gelijk. Ons voetbal heeft een ander gezicht. Maar wat voor een
facie De klokkenluider van de Notre Dame is er een Adonis bij.
Maar, mijnheer Joris, mogen wij U nu eens vertellen, hoe het
in onze club toegaat? Ja? Prachtig! Nou kijk, als wij b.v.
een doelman hebben, die in een wedstrijd vijf- of zesmaal de bal
uit z'n netje haalt, dan zeggen we: „Boy, je hebt je best ge
daan, maar je mag het de volgende week een paar verdiepingen
lager proberen." Dat zeggen we ook tegen een spil, die van
voetbal een „vrolijke keuken" maakt en eveneens tegen een
linksbuiten we hadden net zo goed back of halfback kunnen
schrijven die ons edele spel tot een parodie ombuigt. Ja,
mijnheer Joris, zo doen wij. We zouden komt gelukkig niet
voor zelfs nog meer doen, n.l. een elftalcommissie, die geen
succes heeft, bedanken voor bewezen diensten. Vindt U dat
hard? Wij niet. We hebben zelfs trainers met en zonder vita
mine-tabletten, microfoontjes en nog meer van die flauwe kul
op de boot gezet. Zij behoorden op papier tot de beste
voetbal-professoren van Engeland. Gek hè, maar misschien is
het een tip. En, om op die elftalcommissie terug te komen; als
wij persoonlijk in zo'n succesloos comité zaten, hielden we de
eer aan onszelf. We bedankten, as soon as possible. Dat doet
natuurlijk niet iedereen. Per slot van rekening zijn „de eerste
rij", de buitenlandse trips, enfin U kent het verhaal, nog steeds
meer dan een stuiver waard. Enqnaar dat blijft onder
ons't was toevallig niet gisteren, dat de man met het bord
voor zijn hoofd, voor het eerst het levenslicht aanschouwde.
Zo, U hebt even een blik geworpen in de pannen, die op het
Ajax-fornuis staan. Misschien bent U geschrokken van de in
houd. Sorry! Maar wij voelen ons er al zo'n slordige 50 jaren
patent bij. Een waslijst kampioenschappen diene tot bewijs. Tot
zover wat onze club betreft.
In Uw artikel „Het Schrille Contrast", dat wij elders in dit
blad publiceren, hebt U het o.a .over hersens en intelligentie.
Over het eerste zullen we zwijgen en over het laatste; tja, dat
zult U op het voetbalveld hoe langer hoe meer met een grote
stallantaarn moeten zoeken. De jongelui van de O.H.S. e.d.
voetballen niet, of practisch niet meer. Die gaan sport bedrij
ven in hockey-, basketball-, tennisclubs en noemt U maar op.
Voetbal lusten die knapen niet, of niet meer. 't Is geef ze
ongelijk de boys te geleerd. De ingenieurs, dokters en pro
fessoren hebben ons eenvoudig spel zo intens moeilijk gemaakt
lees: geschreven dat jongens met hersens er niet meer aan
te pas komen. Kunnen absoluut niet meer mee. Begrijpen er
niets van. De inswingers, de uitzwaaiers, het malle vierkant etc.
is abracadabra voor hen, op school al zo moe gepijnigde,
hersens. Duso, wet van oorzaak en gevolg zij verdiepen
zich er niet meer in en dusCérémonie Protocolaire Olympique
vooronze hockey-ers en geen Hollandse voetballers op het
ere-schavotje. Voelt U 'm, mijnheer v. d. Bergh? En wat Uw
opmerking betreffende de journalist en de trainer aangaat;
och, U hebt natuurlijk ook Uw vriendelijke ven minder vrien
delijke vriendjes. En elkaar de bal toegooien komt meer voor in
het leven. Als je in hetzelfde schuitje zit, is er maar één parool:
„trekken aan de riemen, jongens, endoorvaren." Verder
onze dank voor Uw medewerking en wij hopen nog vele artike
len van Uw hand te lezen. Ze zijn gelijk malse haring: hartig
en gezond.
Arie de Wit is in zijn vulpen geklommen. Wat de „big-boss"
van ons teamcomité heeft geschreven, is ons onbekend, we
hebben zijn epistel niet gelezen, maar er wel over en van ge
hoord. Of het „stukkie" gezouten of ongezouten was, kunnen
we dus niet beoordelen. Sportbladen lezen wij maar bitter wei
nig. Toevallig kregen wij enige dagen geleden zo'n blaadje in
handen en laat nou ons oog vallen op de naam „Ajax". U be
grijpt het; alle interesse, aan onze kant. Het bleek commentaar
op vriend Arie's schrijven. Of onze clubgenoot meer dan één
pennevrucht ingeleverd heeft, dus dat de commentaar op hèt
stuk sloeg, weten we niet, maar in ieder geval De Wit was de
geachte opponent. U kent dat! 't Staat zo beleefd.
We vielen al direct over een enorme enormiteit. Op de eerste
plaats scheen de goede man, die Arie's schrijven onder de loupe
nam, nog nooit gehoord te hebben, dat juniores-wedstrijden
sinds jaar en dag bij ons in de buurt 2 x 45 minuten duren. Hij
weet dus blijkbaar ook niet, dat de leeftijdsgrens van adspiran-
ten en juniores niet in alle districten parallel loopt. Dat behoor
je als insider toch te weten, dunkt ons, want er zijn genoeg
jeugd-tournooien geweest, waar de leeftijdsgrens aanleiding
tot narigheid gaf. Maar, zand erover! Een mens kan niet alles
weten.
Vers twee betrof ons lid Hans Boskamp. Door het volgen
van de centrale training was zijn spel met sprongen vooruit ge
gaan. Als-je-me-nu! Hoe weet de man dat? Heeft hij Boskamp's
voetballoopbaan op de voet gevolgd? Dat gelooft deze expert