KAMPIOENSROMAN IN 4 AFLEVERINGEN.
Ondanks, mijn geringe ervaring op dit gebied, meen ik toch
te mogen zeggen, dat als regel een zeventiende kind niet zo
geestdriftig wordt ontvangen als een eersteling.
Dat ons zeventiende kampioenschap toch met zo veel jubel
verwelkomd is ondanks dat het ook nog de bekoring van het
onverwachte miste is m.i. toe te schrijven aan twee factoren.
1. De contrastwerking met het vorig jaar, toen we ons al
leen door een felle eindsprint nog juist van de gevaarlijke
onderste plaatsen konden distanciëren.
2. Het feit, dat die wonderlijke Ajax-organisatie met haar
vele toegewijde werkers alweer de kracht en het regene
ratievermogen heeft opgeleverd om wéér ons Ajax aan de
top te plaatsen, wéér mee te dingen om de hoogste voet
bal-eer.
Onze keuze-commissie en niet te vergeten onze jeugd
commissie, hebben prachtig werk geleverd. De opkomst van
de Ajax-jeugd, aanvankelijk met Boskamp en v. d. Wel, even
later met Elzer en halverwegen de competitie ook nog met De
Groot en Bartels, heeft in ons voetbal-wereldje velen hun petje
doen afnemen voor de mannen, die dit tot stand brachten. Bij
deze hulde is natuurlijk ook Mr. Thomson betrokken.
Maar ook de „oudjes" hebben het best gedaan. Potharst en
Van Dijk, de enige representanten van de voorlaatste kam-
pioensploeg, kunnen op een prachtig seizoen terugzien. Meer
malen heb ik hen in mijn overzichten moeten memoreren als
uitblinkers in diverse matches.
Knap werk van onze E.C.
Onze keuze-commissie die overigens de moeilijkheden niet
bespaard bleven toonde een verrassende durf en trok zich
van dogma's als „never change a winning team" niets aan.
Ook na een overwinning durfde de „Grote Drie" (De Wit, Kei
zer en Twelker) het aan, zwakke plekken te vervangen of
door verschuiving te zoeken naar een betere balans. Het leek
soms wel eens op: ever change a winning team!
Potharst en zijn mannen hebben een prachtige prestatie ge
leverd in deze zware, lange competitie van 26 wedstrijden en
misschien zijn zij zelfs bezig een nieuw record te vestigen,
namelijk in puntenverschil met nr. 2.
Het Ajax-elftal dat met de grootste voorsprong op nr. 2 ein
digde, is nog altijd dat van 1918/'19, het top-elftal uit onze
eerste glorie-jaren. Met 11 punten voorsprong behaalden Hor-
dijk-Gupffert-Brokmann c.s. toen de titel.
Het lijkt me een mooie tijdpassering voor ons verjongde team
het competitie-restant te benutten om nóg glorierijker cijfers
te behalen dan de „keien" van 1918/19. Dezen zullen er heus
niet boos om kijken!
Wat die competitie van 26 wedstrijden betreft, laat ons daar
geen kwaad van spreken; die voorziet in een behoefte, want
zodra er een vrije of gedeeltelijk vrije „inhaal"-Zondag was,
organiseerden de clubs alom friendly games om de ramp van
een voetbalvrije Zondag te omzeilen!
Even een blik terug.
Het heeft zijn bekoring, nu we de kampioensdrempel over
schreden hebben, eens even om te zien naar de weg die afge
legd werd. En dan glijden mijn gedachten terug naar de
eerste oefenwedstrijd vóór het seizoen begon, in Den Haag
tegen V.U.C. op 8 Augustus 1951.
Daar zag ik plotseling weer dat van ouds bekende en be
koorlijke Ajax-spelletje, dat ons zo lief is, voetbal met tech
niek en fantasie. Ondanks het feit, dat nog enige candidaten
op dit eerste appèl ontbraken.
Ik telde bij wat ik in het veld zag op wat we „thuis" nog op
de plank hadden plus de junioren-reserve, die nog in de „diep
vries" zat.
En dat alles bij elkaar gaf me moed om meteen maar te
constateren: Ajax spreekt weer een woordje mee!
Moeilijkheden kwamen er nog wel, tegenvallers ook het
voorlopig ontbreken van Michels bijvoorbeeld, waardoor we ge
ruime tijd met een binnentrio zonder een eigenlijke centervoor
moesten spelen. Maar er waren ook verrassende meevallers.
Elzer bijvoorbeeld, die ik nog tot de „diep-vries" gerekend
had en nog niet voor directe inzet in het eerste gereed, overtrof
mijn verwachtingen met een degelijke partij stopperspil en een
voor zo'n jonge speler opvallende constantheid. Iets waar de
meeste jonge spelers nog wel eens mee sukkelen, Boskamp en
v. d. Wel bijvoorbeeld!
De tweede grote meevaller was wel de zeer snelle ontwik
keling van onze vriend Ad Visser, die zich in één seizoen op
werkte tot een der beste keepers van ons land.
Middenlinie met kopzorg.
Als geheel heeft de middenlinie de meeste zorgen gebaard.
Wel was de spilplaats van meet af aan uitstekend bezet, maar
twee kant-halves te vinden die het middenveld afdoend bezet
ten, was een puzzle, die eerst halverwegen het seizoen opgelost
werd. Bouwens, die in het competitie-begin niet fit was, vond
zijn lichaamsconditie en daarmee zijn vorm pas geleidelijk
terug en Krist met zijn prima techniek sloot de keten.
Juist op de helft der competitie, in de eerste returnwedstrijd
tegen D.O.S., kwam Michels de centervoor-plaats bezetten, het
geen zowel de stootkracht als de samenhang der voorhoede
ten goede kwam. Bartels en De Groot waren inmiddels inge
speeld en met deze nieuw geformeerde voorhoede, gesteund
door twee kant-halves van de echte Ajax-school, kwam een
einde aan de „benauwde oneven goal overwinningen", die stuk
voor stuk gebaseerd waren op onze hechte verdediging, die de
kunst verstond een eenmaal verkregen kleine voorsprong vast
te houden tot het einde.
De 61 op V.S.V. in Velsen deed de mensen hun ogen uit
wrijven en de daaropvolgende tweemaal 70 op Leeuwarden
vóór de wedstrijd nog kampioenscandidaat en Achilles
bewezen, dat de Velser verrassing geen „uitschieter" was ge
weest.
Vrij snel rees onze voorsprong van 2 punten op 23 December
tot 5 op 6 Januari en de 20ste Januari viel practisch de beslis
sing. Wageningen werd na een fraaie, sportieve kamp met 20
geklopt en wij liepen uit tot 7 punten.
Ajax, Wageningen en R.C.H. de „grote drie".
Wageningen was wel onze grootste tegenstander in dit sei
zoen, al zijn de berg-bewoners de laatste tijd door het uitvallen
van hun twee grootste aanvals-troeven, Bleijenberg en v. d.
Weerd, wat afgezakt.
Naast Wageningen was R.C.H. lange tijd de gevaarlijkste
concurrent en tot de feitelijke beslissing viel, waren de drie
bovenste plaatsen vrijwel constant bezet door Ajax, Wagenin
gen en R.C.H.
Slechts Be-Quick kon, toen de strijd nog open was, een paar
weken penetreren in het leidende peloton.
Een ploeg, die beneden mijn verwachting bleef, was D.O.S.
Het uitstekende spel van de Utrechtenaren op de eerste com
petitiedag op ons veld deed mij veronderstellen dat hun team
een onzer zwaarste tegenstanders zou worden.
Hetgeen D.O.S. voor ons ook was, maar tegen de andere clubs
bleken de Utrechtse prestaties niet zo hoog te liggen.
Zoals reeds gezegd, was het kampioenschap na AjaxWage
ningen nog slechts een kwestie van tijd en in ons vorig nummer
sprak ik de „vrees" uit, dat we kampioen zouden zijn vóór we
het weten.
Kritieke situatie.
Inderdaad werd de situatie kritiek, toen we Zwolse Boys en
Be-Quick nog te goed hadden. Twee overwinningen zouden ons
onpasseerbaar, maar niet on-evenaarbaar maken en er bestond
daardoor de reële kans, dat we op de oorspronkelijk voor in-
haaldag bestemde 23ste Maart kampioen konden worden zon
der zelf te spelen.
Ofschoon het aan de prestatie op zichzelf geen afbreuk
doet, mist een dergelijke wijze van kampioen worden de vol
doening van de tot het einddoel reikende directe actie.
Wageningen's nederlaag tegen Achilles bracht de zaak tot
eenvoudige proporties terug. Eén punt in de volgende thuis
wedstrijd tegen Be Quick zou voldoende zijn. En ik was er van
overtuigd, dat het er twéé zouden zijn. Dat is geen gering
schatting van Be Quick. In de enige wedstrijd, die ik dit jaar