Reisbureau Maarse Kroon Overtoom 477 bij de Zocherstraat - Tel. 85252 Deze keer, geachte lezers, zal ik zo vrij zijn twee bijdragen van onze leden onder de loupe te nemen, die mij tevens in staat stellen mijn visie op talenten trainingnog eens toe te lichten. Laat ik beginnen met U een bijdrage van Dr. P. A. Jens voor te leg gen, die terugkomt op mijn „Onder de loupe"-artikel I in ons vorig nummer. In de rubriek „Onder de loupe", zie vorig Ajax-Nieuws, heeft men kunnen genieten van de uit Elseviers Weekblad overgenomen artistiek-journalistieke ontboezemingen van Piet Bakker, waarin deze zijn voetbal-indrukken weergeeft van de gigantenstrijd der Engelse profs en waarbij hij zo tussen vinger en duim ons Hollandse spel maar even kraakt. Geluk kig, dat hij het niet zo erg meent, want anders zouden wij hem niet elke Zondag, dat rood-wit thuisspeélt, op de overdekte tribune zien zitten. Meer zakelijk en deskundig is het onderschrift van de vlotte, helderziende schrijver Adé, waarmede ik mijn volle instem ming betuig. Dat de massa niet beslissend is om een sterk Nederlands elftal op te brengen, bewijst ons land. De enorme spreiding in tal van kleine clubjes moge de K.N.V.B. voorstaan, o.a. als belangrijke bijdrage tot de volksgezondheid en als zodanig tot één der taken van de bond behoren, daarmede krijgen wij nog geen superieur Nederlands elftal. Ik wil nog verder gaan en het massa-voetbal ook zonder de instelling der overschrijvingsbepalingen een rem achten voor talentvolle spelers tot groter ontplooiing; immers zo'n kei speelt in zijn eigen clubje al te gemakkelijk, ontmoet weinig weerstand, wordt gefêteerd, vastgehouden en verdort. Aanleg, en wat nog meer zegt, talent, zo gemakkelijk verkregen, kunnen verstikken als er geen geestdrift is, de wilskracht ontbreekt en de lust om door inspanning meer te bereiken, afwezig is. Talenten komen eerst na training tot ontwikkeling en worden als zo danig dan pas ontdekt. Het zit m.i. wel degelijk ook in de training; het spreekt vanzelf, dat het effect der training van een voetballer met aanleg groter is dan bij één die deze mist. In zijn laatste regel vind ik het jammer, dat Adé als in één adem na de massa ook de training betrekt als zo veel minder dan het talent, althans deze niet zo beslissend vindt. Het zou mij niet verwonderen als jongens die toch al niet veel voor training voelen, er een argument in vinden de training niet zo serieus op te nemen, immers het „zit niet in de trai ning". Van mijn kant zou ik dus om dit mogelijk misverstand te voorkomen, aan de training even veel waarde hechten als aan het talent. Mijn ervaring van enige jaren geleden, opgedaan als coach van roeiploegen, zag een gelukkige combinatie van aanleg en ijver met serieuse training. De roeitraining is zwaar, na skiën is roeien één der zwaarste sporten, zij eist een dagelijkse in spanning gedurende vele maanden. Een gelukkig verschijnsel is het feit, dat zo veel artsen zich belangeloos als coach be- Voor Uw uitwedstrijden in Europa! schikbaar stellen en in staat zijn de kunst van het roeien niet alleen bij te brengen, maar ook, toe te zien op de lichamelijke conditie, en, wat ook belangrijk is, de eerste verschijnselen van overtraining op te merken. Het is bekend, dat race roeiers maandenlang onder strenge voorschriften (onthouding van tabak en alcohol) moeten leven en ik heb de indruk, dat men dit niet zo nauw neemt in de voetbalwereld. Toch geloof ik ook, dat de jongens zelf wel merken wanneer zij hun boekje te buiten gaan en hun lichamelijke zowel als hun geestelijke topvorm daarmede schaden. Het zou wel eens de moeite kunnen lonen wanneer andere, meer bevoegde schrij vers bij wijze van bladvulling ons clubnieuws in deze materie ook zouden willen verrijken, als er eens weinig copie is en de redactie haar medewerking wil verlenen. J. De tweede inzender, een onzer donateurs, schreef het volgende: AJAX BOVEN AAN. Op Nieuwjaarsdag aan de radio gezeten, luisterde ik naar het interview van Max Adriani Engels met Arie de Vroet (volgens eerstgenoemde één van de beste Nederlandse profs in Frankrijk). Maar over professionalisme of amateurisme wil ik het niet hebben, doch wat mij bij dit gesprek machtig interes seerde was de mededeling; dat één van de Franse amateur clubs iedere dag 's morgens één of twee uur trainde, en met gunstig gevolg. Ik meen kampioen. Nu is er in Nederland maar één Ajax en dat kun je ook wel merken als je in andere plaatsen komt, waar Ajax moet spe len (vooral de laatste twee seizoenen): practisch uitverkochte terreinen. Alleen de naam zegt al voldoende. En nu vraag ik aan spelers van ons eerste elftal in het bijzonder trainer en reserves: Kan dat bij Ajax nu ook niet Al is het maar één uur per dag in de avond. Ik maak me sterk, dat, als het gebeurt, er na verloop van korte tijd niet alleen een onverslaanbaar en als enige in den lande perfect voet ballende club Ajax zal zijn, doch dat tevens het probleem van het Nederlands elftal zal zijn opgelost. Het gehele Ajax- team als Nederlands elftal! En wie zou dat niet willen? Denk er eens over, mannen. Nee, toch nietdoe het en begin er direct nog mee! DONATEUR SN. Laat ik beginnen met m'n repliek op de laatste brief. Van spelers te verlangen, dat zij elke dag een uur zullen trainen, is een eis, die volkomen tegen de geest van ons amateurisme indruist, het maakt van ontspanning een corveewat zeker niet de bedoeling is. Dat er in Frankrijk dergelijke lieden rondlopen, is niet verwonderlijk, in een land waar amateurisme en professionalisme naast elkaar leven is het amateurisme dikwijls niet anders dan een springplank naar de sport als beroep. Ik meen dat zulks bij ons in de wielersport ook voorkomt. Bovendien begaat de schrijver de fout de training als een soort voetbal-Haarlemmer olie te zien, waardoor men alles- kan bereiken. Met deze theorie zouden U en ik, mits wij maar genoeg oefenden, b.v. net zo goed kunnen leren biljarten als Sweering of v. d. Pol, hetgeen ik betwijfel. Inzake de bijdrage van Dr. Jens, wil ik even ingaan op zijn vrees, dat tengevolge van mijn artikel, onze jongere leden de training niet meer zo serieus zouden opnemen, omdat training toch maar bijkomstig zou zijn. Ik deel die vrees niet, want de waarde van training is door mij nergens betwist en ik ben zelfs overtuigd van de noodzaak om te oefenen tot het bereiken van goede of betere resultaten. Maar wel blijf ik bij mijn opvatting, dat technische oefeningen en lichamelijke conditie slechts aanvullende factoren kunnen zijn, met talent ah basis. Oefenen heeft een tweeledig doel: teru eerste ver betering van de techniekten tweede opvoeren van de lichaamsconditie. Het eerste, de verbetering van de techniek, is gekoppeld aan het talent. Elke speler heeft een „technisch plafond", waarboven hij niet uit kan komen. De opvoering van de'lichamelijke conditie staat daar meer los van en heeft ten doel zijn physieke eigenschappen op een dusdanig peil te brengen, dat zijn talent en techniek gedurende de hele wed strijd-tijd tot gelding kunnen komen. Het is als met de duigen van een vat, de kortste duig bepaalt de- inhoud en als men het voetbal-vatsamengesteld ziet uit drie duigen, talent, techniek en lichaamsconditie, dan geloof ik op een voudige wijze de kern van mijn betoog te hebben onderstreept. De drie duigen moeten ongeveer even lang zijn om een maximale „voetbal- inhoud" te kunnen verwezenlijken. Adé.

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1952 | | pagina 8