gfrfrgQUPE DOOS
OMSTREEKS DEZE TIJD, MAAR DAN 40 JAAR GELEDEN.
Veertig jaar geleden stonden we er lang niet zo goed voor
als nu. We hadden tussen onze spiksplinternieuwe tribunes
van geleend geld een zeer slechte start en ons debuut in de
eerste klasse was een complete anti-climax na de glorieuse
opmars er naar toe.
Om het meteen maar in cijfers te zeggen, half November
had Ajax vijf wedstrijden gespeeld en vijf verloren en in het
zesde elftal, waarin Uw dienaar toen wekelijks zweetdruppels
ruilde tegen moddervlekken, zeiden we: „Had de elftallen-
commissie ons ook kunnen opstellen, hadden we óók nul pun
ten gehad."
Neen, vrolijk was de situatie niet en toen 12 November 1911
voor SpartaAjax het terrein was afgekeurd, schreef het
Sportblad sarcastisch, dat het nu ten minste eens geen neder
laag van Ajax behoefde te vermelden.
Toch was het niet zo, dat de vele goede kwaliteiten, dié het
Ajax-elftal getoond had in de kampioens- en promotie-wed
strijden, plotseling zoek waren.
We kampten tegen een tekort aan tempo, de kwaal van
vrijwel alle beginnelingen in de eerste klasse en nu we tegen
sterke tegenstanders speelden, drukte bovendien het gemis van
een betrouwbare doelverdediger zeer zwaar.
In de tweede klasse, waar we steeds de sterkste en aan
vallende partij waren geweest, was dit gemis nooit zo cata-
strophaal geweest, maar in de zware wedstrijden in de eerste
klasse, waar onze voorhoede slechts tot geringe scores kwam,
drukten de keepersfouten zeer. Doelman Schutte vertegen
woordigde te veel de keep-stijl uit de oertijd van ons voetbal.
In de vierde wedstrijd die Ajax speelde, thuis tegen Quick
(Den Haag), stond iemand ini de goal, die later een der beste
doelverdedigers van Nederland zou worden: Jan Schindelêr.
Deze latere Blauw Wit-kei trof het niet. Er stond een ware
storm van doel tot doel en voor Quick, bijgenaamd de „Haan
tjes", omdat ze in Den Haag op Hanenburg speelden, was dit
een kolfje naar de hand.
Hanenburg lag n.l. in het duingebied vlak bij de zee en des
kundigen beweerden, dat als het nergens in Nederland waaide,
Hanenburg zelfs dan een uitzondering maakte.
Quick won de toss en koos storm mee. De kogels suisden de
eerste 45 minuten naar ons doel. Zes gingen er in, ondanks
zeer verdienstelijk werk van Jan Schindeler, maar de elftallen-
commissie zei: „Too much is too much" en Schindeler ver
dween van het toneel. Wel kwam onze voorhoede met storm
mee ook tot scoren, maar dat gebeurde slechts tweemaal en zo
verloren we onze vierde match in de eerste klasse met 62.
En iedereen vroeg: Wat nu?
En toen kwamneen, niet de olifant met de snuit, er
kwam een jongen in korte broek. Die zie je nu niet meer boven
de 10 jaar. Dan stappen ze haastig in-een plusi four om ouder
te lijken later, als ze de vijftig gepasseerd zijn, stappen ze
er wéér in, om jonger te schijnen. Die jongen irn korte broek
was Gerard Ziegeler, toen nog adspirant van ik meen 16 jaar,
en mocht zo maar meespelen met al die volwassen mannen,
van wie er zelfs twee een snor droegen. En niet zo'n afgezakte
wenkbrauw, maar échte met opgedraaide punten.
En, de adspiranten-fractie van het zesde, bestaande uit Jan
de Boer en de ondergetekende, keek met onverholen bewonde
ring op naar die adspirant, die het tot Ajax 1 had gebracht.
Dat je het zó ver kon brengen in de wereld ging boven onze
jongenspet. Jan de'Boer zou het later klaarspelen en verder
nog, zelfs de Oranje-trui lag op hem te wachten, maar dat
wist Jan toen nog niet. Hij wist trouwens nog niet eens, dat hij
zo goed keepen kon en verdeed zijn tijd met half-backen in
Ajax 6.
Adspiranten-elftallerv waren er n.l. toen nog niet. Je mocht
„gewoon" meespelen in de seniores-elftallen, waarin je be
grijpelijkerwijze ook wel eens gewoonweg werd gekraakt, voor
al toen de „kantoor-elftallen" hun intrede deden en bij gebrek
aan een kantoor-voetbalbond of Zaterdagmiddagcompetitie ook
losgelaten werden in de A.V.B.
Ik heb toen eens „de big van m'n leven" gekregen van een
mijnheer van de Rijksverzekeringsbank. M'n „sliding" eindigde
pas bij de corner-vlag, na een „start" in het strafschopgebied.
Dat is waar ook, ik was aan het vertellen over Ajax 1 en
over Gerard Ziegeler. En die kleine Ziegeler dan moest het
doel van het grote Ajax gaan verdedigen en helpen verhinderen
dat het kostbare, pas verworven eerste-klasserschap weer ver
loren ging.
De eerste keer was hét succes nog niet zo volkomen, dat het
AJAX I in de nieuwe omgeving in 191 i met Ziegeler als doelverdediger.