Interview aan de Rivièra.
Onze Correspondent Buitenland", de heer D. Knegt,
ontmoette ver van huis een ..Ajacied uit de oude doos",
J. A. van Weeren, die in 1911 ons verliet om naar ,,de
Oost" te trekken.
Monte Carlo, 15 October 1951.
Ongezochte ontmoetingen met mensen, wier doen en laten
in het verleden blijkt te zijn saamgeweven met belangen of
liefhebberijen van ons zelf, behoren tot de meest waardevolle
belevenissen. Ze komen niet zó dikwijls voor, doch daarom zijn
ze temeer waard opgetekend te worden.
Het wilde deze week, temidden van de nog zomerse weelde
van de Franse Rivièra, dat we kennis maakten met een der old
timers van Ajax, de heer J. A. van Weeren, een naam die klank
zal hebben voor onze alleroudste leden, o.a. de Schoevaarts. In
een vriendenkring opgenomen, te zijnen huize in de villa
„Josephine" aan de Avenue Tenao in Monte Carlo, kwam het
gesprek ook op voetbal en nauwelijks viel de naam „Ajax", of
het rood-en-wit-menu was opgediend.
Het is duidelijk, dat ik onmiddellijk aan „Arry" van Weeren
de vraag stelde, of hij iets van zijn jeugdgenoegens in het shirt
van Ajax wilde vertellen en me wilde machtigen dit in ons lijf
blad na te vertellen. Hetgeen O.K.
En daar gingen we
Onze Van Weeren is ook vóór mijn Ajax-tijd en dat had des
te groter bekoring, want zijn relaas bleek een prachtige aan
vulling, hier en daar, van hetgeen ons geschiedenisboek, ons
Gouden Boek, bevat over die eerste levensjaren van het toen
nog bescheiden clubje. Ik zal daarom het relaas van Arry van
Weeren onverkort navertellen, overtuigd, dat de héél oude
garde er van zal genieten en dat de prille Ajax-jeugd er uit zal
leren, dat „het toen een andere tijd was, maar dat het Ajax-
enthousiasme óók toen en juist toen bloeide".
„Vertel me nu eerst, Arry, hóe begon je voetbal-loopbaan en
hóe kwam je in Ajax?"
„Ik speelde eerst in het le elftal van Achilles, een clubje van
de leerlingen van de Openbare Handelsschool aan de Marnix-
straat. We speelden niet in een competitie, maar friendly
games, o.a. tegen Blauw-Wit, dat toen op een veld aan de Hem-
brug speelde. Ik herinner me," zegt Van Weeren, „nog goed een
geweldig dikke, stevige knaap, die Molenijzer heette! We had
den een veldje in de Watergraafsmeer aan de Ringdijk, ver
kleedden ons in een soort stal, terwijl wij 's Woensdags en
's Zaterdagsmiddagen oefenden op een stukje grasveld naast
het Concertgebouw! Apropos," zegt Van Weeren, „weet je wie
Links de oud-Ajacied v. Weeren in gesprek met onze medewerker
D. Knegt (Vlokkie) in de villa van eerstgenoemde aan de Rivièra
(Fotohelaas niet van Desmit)
daar ook kwam oefenen? Twaantje van Renthergem van
H.B.S. uit Den Haag."
Voor ons rijst de slanke figuur van die prachtige speler op,
die ook in het Nederlands elftal speelde en welke een der steun
pilaren van de zwarte Hagenaars was.
En toen
„Ging Achilles op de flacon! Sommige leden gingen over naar
R.A.P., anderen naar Volharding of A.F.C. en ik zelf ging naar
Ajax. Ajax speelde toen nog aan de overkant van het IJ, de
kleedkamer bevond zich in het beroemde Tolhuis. We vonden
het geweldig; ik speelde in het derde elftal, dat uitkwam in de
competitie van de Amsterdamse Voetbalbond. Dikwijls speelden
we tegen clubs met veel oudere spelers dan wij, zoals „Allen
Weerbaar" o.a.
Mijn ouders woonden toen op de Prins Hendrikkade No. 106.
Op een goede Zondagmorgen kwamen de voorzitter en secre
taris van Ajax, v. d. Stempel en Dade, bij ons aanbellen. Ze
vroegen aan mijn vader of mijn broer en ik mee mochten met
Ajax naar Den Haag, om met het le elftal tegen H.B.S. 2 te
spelen in een bekerwedstrijd. Ajax speelde toen in de 2e klasse
N.V.B. Nou, en het mocht!! We vonden het ronduit gezegd ge
weldig. De reden was, dat een tweetal spelers van het le elftal
niet was komen opdagen op het afgesproken uur en op de af
gesproken plaats: „onder de klok van het Centraal Station".
Dade zei toen: die twee jongens Van Weeren wonen hier dicht
bij. Beter dan met 9 man te spelen, moeten die dan maar mee!
We werden als links- en rechts-binnen geplaatst, Van Oud-
heusden was midden-voor, Jagertje van den Berg rechtsbuiten,
Lau van Vliet rechtshalf, Holst en Frans Schoevaart backs.
Andere namen kan ik me niet meer herinneren. We verloren,
meen ik, met 12. Veel gepresteerd hebben we zeker niet, ge
ïmponeerd als we waren door het buitenkansje nu eens in het
„eerste" te spelen!
Nadien hebben we één of twee jaar in het tweede elftal ge
speeld. Helder voor de geest staat me nog een beker-wedstrijd
in Stadskanaal. Die Stadskanaallui vonden Ajax iets héél bij
zonders, zo snel en goed was onze ploeg. Die reisjes van toen
(die we zelf betaalden) glimlach, o vroede vaderen en voor
vechters van het pure amateurisme waren reusachtig genoe-
gelijk. Toen speelden o.a. mee: Reeser, Karei v. d. Lee, Alofs,
Karei en Albert den Hamer, Rubens, Van Os.
Daarna kwam de periode, waarin ik in het le elftal speelde.
Inmiddels waren we verhuisd naar de Watergraafsmeer, naar
het terrein dat we kregen door toedoen van Egeman. We waren
gedurende een seizoen kampioen, speelden promotiewedstrijden,
ik meen met Ajax, Leiden, en V.O.C. (Rotterdam). (Het waren
V.O.C. en Achilles, beide uit Rotterdam Red. Ajax-Nieuws.)
Maar verloren alle wedstrijden!! Een ogenblikje," zegt Van
Weeren, „het kan ook Concordia uit Delft geweest zijn, waarin
de grote Jan Thomee, het „kanon", schitterde. Tussen de be
drijven door hielden we bestuurs-séances (ik was ook bestuurs
lid voor korte tijd) in een cafétje op de Overtoom!
En nu iets over wat Ajax buiten het groene grastapijt uit
voerde: feestvieren! Toen we twintig jaar bestonden, hebben
we een groot feest gehad in Bellevue. Er werd een toneelstuk
opgevoerd: „De papa van Daisy Bell", geschreven door wijlen
Jan Feith, een mooi verhaal van een papa, die knal tegen voet
bal was
Alle bevriende clubs kwamen met een elftal op het toneel;
de zaal daverde van de pret."
Hier even pauze.
Mijn goede slachtoffer zit eens vol-uit te genieten bij het op
halen van deze herinneringen en eigenlijk vindt hij het nu wel
letjes. Maar ik heb nog een paar maagdelijke bloc-note-velletjes
en wil nu ook nog iets weten van hóe Van Weeren's voetbal
loopbaan eindigde.
We zitten hier onder de wuivende palmen in Van Weeren's
tuin. De gastvrije mevrouw Van Weeren serveert de thee. Mijn
blik dwaalt over het unieke panorama van tropische gewassen
en over de blauwe schittering van de Middellandse Zee, dit
stukje uitverkoren azuren-kust, waar deze oud-Ajacied zijn
levensavond zijn tent heeft opgeslagen. Hoe wonderlijk, hier
op deze plaats te zitten praten over het Ajax in het kille Noor
den, hier gekoesterd door een weldadige zonnewarmte, doch ook
door de warmte van een herlevend enthousiasme voor de club
van zijn jeugd.
„Kijk," zegt Van Weeren, „weet je wat zulke fijne games