Afdrukken van indrukken.
De ijzeren wil.
Dorp op de Veluwe.
Sprokkelmaand 1951.
Leeuwen.
In onze vaderlandse voetbalgemeenschap leeft de herinnering aan de
Leeuw van Wassenaar.
Onuitwisbaar.
De voetbal-leeuw hoort bij de Haagse traditie al zou de grote Haagse
van Tony de Geweldige tot de onderste treedjes van de voetbal-ladder
afdalen. Het leeuwen-symbool in de domeinen van Soccer (the Kingdom
in which feet, head and shoulders etc. may be used to strike the ball
zó is de officiële descriptie van Voetbalgod's Rijk!!) behoort niet in de
Meer, doch in Wassenaar.
In onze Ajax-geschiedenis hebben we een andere lichtkrans, die blijft
stralen. Nog steeds.
Het wonder-team!
Dat is ons privilége.
Daarom waardeer ik in het rood-witte-leeuwen-rijmelarijtje alléén de
cadans en de vlotheid, waarmede o.a. onze borden dat kwelen op jaar
dagen. Okay!
Maar daarover wilde ik het eigenlijk helemaal niet hebben. Het ging
over die Amsterdamse gijn van „leiwe ut binne welluppe dat je
dan zo eens opvangt op het achterbalcon, na een verloren game van
Potharst c.s.
Ajax moet hemelhoog uit-torenen boven de „rest van Nederlandan
ders deugt het niet. En de goedmoedige spot van Amsterdammers, die
blaken van clubaanhorigheid, is er als de kippen bij om in het sappig
toaltje van de Amstel- en IJ-dreven kond te doen van de baisse in ons spel.
Heel grappig, eigenlijk.
Hoe de oude glorie toch voort leeft! En niet alléén bij de „gewone
man", integendeel. Ajax behoeft maar af te dalen tot de midden-moot en
je ziet rechts en links ironische moeien en de paraphrases op onze „naar-
de-kelder-toe-situatieregenen op je neer!
Heerlijk is dat, als je toch weet, dat onder de schaal een nieuwe kern
groeit en dat er weer een tijd zal komen, dat we met onze „welpen" van
nu dat zijn er honderden! andere strophen gaan fluiten en het kon
zijn ,dat we dan het hoogste lied weer eens gaan „weggeven", zoals
dat heet.
Welpen.
Onze voetbalpaedagogen, onze stille werkers aan de vorming van
juniores, die we graag de hoveniers van onze club zouden willen noemen,
hebben ons lot in handen. De buitenwereld denkt alléén maar aan het
eerste elftal en het genoegen dat de ploeg hen schenkt. In doorsnee zijn
de bezoekers van voetbalwedstrijden nauwelijks anders dan vermaak-
zoekers, zoals de habitué's van bioscopen en kermistenten. Er is niets
tegen. Met hun belangstelling ondersteunen ze het opvoedkundig element
in ons clubleven, maar als je hen dat zou vertellen, zouden ze kijken of
het donderde in Keulen.
Dat gijntje van die Amsterdammer op het achterbalcon, dat van die
„welluppe" bracht me in ééns naar de voetbalvelden in vroege ochtend
uren, wanneer kleine en grotere boys in rood-witte truien aan het schop
pen zijn en rond die velden spiedende ogen
Van enkele onzer beste clubmensen, die vooruit zien. Die vrije tijd in
de week opofferen om nieuwe voetballers met „ras" te selecteren en op
de juiste plaats te zetten.
De ontdekkers van de „goede" welpen en de bouwers aan onze
toekomst.
Namen noemen?
Onnodig.
We kennen ze wel!
Hulde!
LIEDJE VOOR TRIC-TRAC!
(met respect opgedragen aan de Ajax-man met de absoluut on-opdroog-
bare dichterlijke ader, die in „Grote Uitverkoop" weer subliem voor het
voetlicht kwam.)
'n Beekje klaterend van woorden
Vol van welluidende accoorden!
'n Rake plons, 'n fel gespat
'n Les in dichttaal saamgevat!
'ft Bergstroom dreunend van geluiden
Vermaningen! Niet te misduiden!
'ft Club-kreet, als 'ft fors appèl!
De „slappen" snappen dat toch wel?
Lawines, donderend in rijmen!
Zeg! Ajax is niet voor de „Sijmen"
Voor Jantjes-Rap en Keesjes-Klaar
Is onz' Rood-Witte voetbalschaar!
'ft Taal zó duidelijk te spreken
ln dichterswoord zonder gebreken
Is Tric-Trac's gave! Héél apart!
Hij zegt het met zijn dichtershart!
'ft Beekje, 'n bergstroom of lawine,
Hij weet in vers-maat ons te dienen!
t Is knap, ik stond weer even paf
Tric-Trac bravo! 't Was weer af!
D. K.
Het is Zaterdag en het regent. Ik zit dan maar bij de haard eti duik in
het ochtendblad. Daar lees ik een voorbeschouwing van de a.s. boks
wedstrijd TurpinLuc van Dam en onder de headline „Techniek alleen
niet genoegstaat daar over het boksen van Van Dam (Tel. 17 Febr.).
„Hij bokste dan zoals Ajax soms voetbalt: knap, sierlijk, welover
wogen. Maar zonder de ijzeren wil, de vurige drang om voor dat fraaie
werk de bekroning af te dwingen. Zonder het heilige moeten en de doel
bewuste agressiviteit."
Luc van Dam's boksen ken ik niet, Ajaxvoetballen wel en de schrijver
van die voorbeschouwing, Erik Koch, heeft wat Ajax betreft nog ge
lijk ook.
Inderdaad, bijna alle wedstrijden zijn wij technisch beter geweest en
als we daarvoor punten kregen stonden wij bovenaan de lijst. Maar zo is
het nu eenmaal niet, alleen doelpunten tellen, en die moeten gemaakt
worden; om die te maken moet er een ijzeren wil zijn, moet er een vurige
drang zijn om het werk te bekronen. Zonder dit alles en zonder het heilige
moeten en de doelbewuste agressiviteit komen die niet.
Ik vond het wel aardig om deze beschouwing in de Telegraaf eens meer
onder de aandacht te brengen. Het is inderdaad dan ook hard nodig, dat
we eens gaan vechten om de punten, jongens, laat nu die „ijzeren wil"
er zijn om ons rood-wit uit de gevaarlijke zone van de competitieladder
weg te halen. Het is geen gezicht om ons A jax in de onderste helft te zien
bengelen, zet 'm op, boys. Tj. de M.