Het kampioensverhaal 1950 is uit. Ruim zestig duizend lief
hebbers van de bruine bal hebben er in het Olympisch Stadion
naar gekeken en geluisterd, d.w.z. naar de slot acte. De aan
wezige Limburgers en dat waren er nog al een paar, hadden
leut, zelfs uitbundig leut. Zij hebben niet alleen naar de wed
strijd gekeken, ze hebben hem gegeten en gedronken. Met
grote happen en reuze slokken. En wij? Voor ons was het
kijken en luisteren. Kijken, naar dansende Limburgïanen, ver
schrompelende Ajax-glorie en luisteren naar „bronsgroen-
eikenhout" en andere Limburgse voetbal-krijgsliederen. Eerst
werden we er stil van, schrijnde er iets in ons binnenste,
maar toen het dan glashelder geschreven stond, dat ons team
reddeloos verloren was, hebben we geamuseerd geluisterd naar
het legioen en bewonderend gekeken naar die elf jongens uit
de mijnen. Elf jongens (misschien zijn er eerbiedwaardige
huisvaders bij), die zich knokten naar zes-nul als het kon
nog hoger en naar het lonkende- en lokkende Lands
kampioenschap. We hadden er vrede mee, niet met die schreeu
wende nul, maar met dit Limburgia kampioenschap, alhoewel
we het sneu vonden voor Blauw-Wit, dat toch op onze jongens
gehoopt moet hebben en wel heel bitter teleurgesteld werd.
Maar één ding staat vast, Stoffelen en zijn mannen hebben hun
best gedaan en zeker zo'n beschamende nederlaag niet ver
diend. Natuurlijk viel er het een en ander aan te merken, kan
het anders bij zo'n nederlaag, maar, daar hebben we onze
elftalcommissie voor en dat is de heren van dit comité best
toevertrouwd. Wat ook vast staat is, dat de z.g. suprematie
van het Westen, men heeft het zo vaak in de sportpers kunnen
lezen, nu wel legendarisch is geworden. Voor ons was dat
twintig jaar geleden al historie, want de tijd dat ons tweede
elftal het tegen vele niet-Westelijke eerste klassers met suc
ces kon opnemen is lang, heel lang voorbij. Nu zouden we geen
schijn van kans meer hebben. Wat het spelpeil in ons voetbal
wereldje betreft, zien wij het dan ook zo. In de andere distric
ten is het gestegen en in het Westen gedaald, wat niet weg
neemt, dat het over de gehele linie nog zeer matig is. Van de
kampioenswedstrijden hebben wij er totaal slechts vijf gezien.
Dat was tweemaal Blauw-Wit en verder thuis Heerenveen,
Enschedese Boys en Limburgia (Olympisch Stadion). Over de
Boys uit Enschede behoeven we niet te praten de slechtste
kampioensmatch, die we ooit zagen Blauw-Wit, als Weste
lijke ploeg, komt ook niet in geding, blijft dus over Heeren
veen en Limburgia. De Friezen, met Abe als dirigent, speelden
geen gek spelletje, maar moesten zich aan enthousiasme op
trekken om zich staande te houden. Dat mag zo nu en dan
succes opleveren, maar is geen school, die „voetbal-renpaar
den" oplevert, laat staan landskampioenschappen aan de
lopende band. Het is geen voetbalkunst met een grote K, het
doet je niets, maakt je niet warm, brengt je hoogstens in ver
bazing over het uithoudingsvermogen van de lieden, die dat
spel voor het voetlicht brengen. Als we het vergelijken met het
spel, dat we b.v. al in 1928 van Italië, Uruguay en Argentinië
zagen, dat prachtige, boeiende, vloeiende en meeslepende spel,
wat blijft er dan van dat aan enthousiasme opgetrokken spel
over? Brandhout! En Limburgia? We willen geen haar aan
het kampioenschap van de Limburgers te kort doen. De man
nen uit de mijnstreek verdienen het tot en met. Ze schoten niet
alleen onze reputatie aan flarden, maar ook die van Blauw-
Wit en Heerenveen. Ze keilden de ballen in het net van hun
resp. tegenstanders als ware het rijpe tomaten. Heerenveen
werd op de Hendrik weggeschoten, Blauw-Wit, met de grote
Van Raalte in het doel, werd in verzengende hitte van het veld
geveegd en wij, niet op eigen veld, maar wel in eigen stad,
leden de smadelijkste nederlaag, die we ooit in kampioens-
matches te slikken kregen. En toch zijn we van dit partijtje
voetbal niet warm geworden. Zeker, we hebben genoten van
die twee rappe vleugelspelers met dat klinkende schot in hun
voetbalschoenen, we hebben geapplaudiseerd, zelfs hard en na
drukkelijk, voor die fantastisch goede doelverdediger, die naar
de naam Jacobs luistert. Maar toen we 's avonds naar huis
reden, waren we, behalve de uitslag, de match alweer haast
vergeten. Er hingen nog wat slierten herinneringen aan harde
knallen, fel, enthousiast voetbal en daverende doelpunten plus
enige, wat men pleegt te noemen „knappe staaltjes." Dat was
het dan. En van onze ploeg? Och, dat spel kunnen we wel
dromen. Het was als altijd. Zes zeven man gezamenlijk of
individueel op weg naar een doelpunt, dat komt, of uitblijft.
Komt er een, nou ja, dan zit het meestal verder wel rustig,
een uitzondering daar gelaten. Blijft een doelpunt uit dan wil
het nog weieens rinkelen in de ruiten. Tegen Limburgia rin
kelde het al heel spoedig. Na slechts tien minuten. Een slecht
„getimede" bal van v. d. Hart, een droom goal van v. d. Pol
en een uit het lood geslagen Potharst. Drie factoren, die Lim
burgia naar het landskampioenschap joegen, en ons team naar
een debacle. Die debacle kwam feitelijk pas na de rust, toen
Potharst er nog maar bitter weinig aan deed en de Limburgse
voorhoede naar hartelust in een stuk niemandsland kon ope
reren. Ze hebben het niet nagelaten, die rappe Limburgianen.
Arme v. d. Pol. Hij mocht nog vier maal het onpleizierige baan
tje „bal-uit-het-net-halen" opknappen. En had Van Mourik,
die tot het bittere einde zijn best bleef doen, hem niet eenmaal
met een kopbal uit de nood geholpen, dan had onze goalie
zeven doelpunten kunnen turven. Aldus een heel onaangename
avond voor onze goalkeeper, maar ook voor onze club en spe
ciaal voor Gerrit Fischer. Het was Gerrit's laatste officiële
match. Het sluitstuk van zijn voetballoopbaan. Gaarne had hij
zijn roemruchte voetbalcarrière met een overwinning afge
sloten. Het heeft niet mogen zijn. Fel heeft Gerrit er voor ge
vochten en toen het hem duidelijk werd, dat er geen over
winning te behalen viel, hartstochtelijk getracht tenminste
met een doelpunt afscheid te nemen. Ook dat is hem niet ge
lukt en deze laatste strijd op de grassprieten moet voor Gerrit
een grote teleurstelling zijn geweest. Achteraf bekeken had
hij beter een week eerder een streep kunnen trekken, want toen
speelde Gerrit zo'n beste we'dstrijd, dat het „Limburgs Dag
blad" tot de volgende ontboezeming kwam:
Lutterade, 17 Juni (Eigen red.). De eerste vijf minu
ten van de wedstrijd MauritsAjax verliepen juist, zoals
„men" dat voorspeld had: Ajax, nadrukkelijk voetbalmoe,
zou het kalmpjes aan doen en Maurits, wiens theoretische
kans op een tweede plaats ook maar zo-zo was, had ook
weinig reden om meer dan zomeravondvoetbal te spelen.
En daarom bleef het legioen der twintig duizend maar
thuis. De 7.000 toeschouwers, die wel kwamen, zagen ech
ter een weergaloos mooie wedstrijdvan dat voetbalmoede
Ajax wel te verstaan! Mijn hemel, als Limburgia, vechtend
om de titel, bij dit Ajax op bezoek moet. Allah helpe dan
Limburgia de brug over!
Dat begon allemaal na de 5de minuut toen back Wilms
de keiharde vrije schop, die Stoffelen even buiten Maurits'
strafschopgebied te nemen kreeg, wegkopte. Zo hard
kwam dat schot aan, dat Wilms languit ter aarde zeeg en
eerst vijf minuten later kon staan. Toch was dit incident
voor beide ploegen blijkbaar aanleiding om die verfoeilijk-
elegante spelwijze van „na u" los te laten en een echte
kampioenswedstrijd te gaan spelen.
En aan deze wedstrijd kwam toen Maurits niet meer te
pas. Ajax speelde een klasse beter en maakte op volkomen
regelmatige wijze vijf doelpunten, sommige van het aller
zuiverste water. Het bracht een rechterwing (Michels
Fischer) in het veld, die werkelijk op internationaal peil
stond en de verdediging (PotharstVan Maurik) was zo
betrouwbaar, dat het voor Maurits ijdel vechten was.
Keeper Mol toeschouwer
Het eerste doelpunt van Ajax in de 30ste minuut was
zeer spectaculair: weer eens was de aal-vlugge Fischer
langs rechts naar voren geschoven en naderde de doel-
mond tot op een paar meter. Toen liet keeper Mol zich
verleiden om uit te lopen en prompt lokte Fischer hem
naar zich toe, passeerde hem en speelde de bal naar links
buiten Drager, die Muyres passeerde en inschoot. Op de
doellijn probeerde back Wilms nog te redden, maar in-
plaats van uit sloeg hij de bal in het doel. En onder al deze
bedrijven was er ongeveer 10 meter van het doel een zeer
geïnteresseerde toeschouwerkeeper Mol(01).
Dat tweede Ajax-doelpunt in de 8ste minuut van de
tweede helft was niet minder rijk aan sensatie: Fischer
(alweer Fischer!) passerend en switchend, schoot tenslotte
zelf in maar Mol wist te keren. Drager kreeg de bal voor