Bij het afscheid - als speler - van Gerard Fischer
Daar gaat weer één van die Ajax-keien, die zo veel tot de
roem van rood-wit bijdroeg en op wie de spreuk uit ons gouden
boek als op het lijf is geschreven.
Reeds als adspirant bleek Gerard over eigenschappen te be
schikken, die hem later zo op de voorgrond zouden doen
treden. Snel en agressief als weinigen, met bovendien een
dodelijk schot, zowel links als rechts. Daarbij een prettige,
vrolijke sportmakker, die alles voor zijn „hobby" over had. En
toch geen voetballer uit de echte Reynolds-school, ofschoon
good old Jack wel nimmer een ijveriger leerling gehad zal
hebben. Want nooit ontbrak hij op de trainingsavond, en zel
den zag ik een speler, die als het ware om werk smeekte. Hij
switchte al, toen Verlegh dit werkwoord nog moeizaam aan
het vervoegen was, en dook juist altijd daar op, waar niemand
hem verwachtte. Een draufganger eerste klasse, die lak had
aan reputaties, als een nijdige horzel op iedere vijandelijke
halfback en back aanvloog, en zijn voorzetten en schoten op
de meest onverwachte wijze in de vijandelijke doelmond prikte.
Als juffrouw Fortuna hem haar lonkjes toewierp, was het een
tovenaar, die rake schoten afvuurde uit een krom geweer, en
voorzetjes strooide van vier en twintig karaat zuiver goud.
Een opgezegd voetballesje was zijn voetbal nooit, en hij kon
op topsnelheid improviseren. Zijn fel reageren bracht hem
maar al te dikwijls midden in de voetbalbranding en dan be
zorgde hij „Jan Publiek" die heerlijke rillingen van echte voet
bal-sensatie.
Vijftien jaar lang gaf hij ons voetjebal leven en kleur,
scheerde als een zwaluw langs de velden en maakte ik weet
niet hoeveel maal deel uit van het Amsterdams elftal. Voor
wat hij voor Ajax presteerde, zou ik een boek kunnen schrij
ven, maardat vindt hij niet eens prettig.
Wij, rood-witten, gaan nu aan onze tweede halve eeuw be
ginnen, en kunnen Gerard alleen zeggen: wij danken je voor
wat je voor Ajax deed, blijf meebouwen, kerel, ook als niet-
speler is er in rood-wit nog werk genoeg aan de winkel. Peins
er eens over.
J. S.
Fischer met z'n snelle rennen,
En z'n felle aanvals-lust,
Met zijn weergaloze switches,
En zijn strijdvuur, nooit geblust,
Met z'n denderende schoten,
Als een repeteer-geweer,
Hangt z'n manfields aan de wilgen,
Legt de strijdbijl naast zich neer.
Wat kon die Gerard héérlijk sjouwen,
Als een jonge haan zo fel,
Maar waar ook de voetbal rolde,
Was ie ook voor twee in tel,
Als de snelle Fischer doorbrak,
En dit gebeurde al te vaak,
Nou, dan hesen ze de noodvlag,
Wantdan was het meestal raak.
Altijd zorgde hij voor vuurwerk,
En de jongens aan de lijn,
Brulden dan: pas op, daar gaat-ie,
Ach wat speelt die snuiter fijn.
Je nam afscheid van de velden,
Als een waardig kampioen,
Maar voor echte Ajacieden,
Is er nog genoeg te doen.
TRIC-TRAC.
HULDIGING GERARD FISCHER. Limburgia's Voorzitter overhandigt een mijnwerkerslamp.
FotoR. v. d. Randen