De Gouden Plak gaat dit jaar ons neus voorbij, daar valt niet aan te tornen. Op het moment dat wij deze regelen schrij ven, zijn Blauw Wit en Limburgia de kanspaarden en bengelt ons team onderaan het ranglijstje. Nog nooit vertoond en nuchter bekeken te mal om alleen te staan. Zeker, een „kei van-een-kampioenself tal" bezitten we niet, misschien het minst sterke, dat in de loop der jaren onze kansen op de hoogste titel, die er in ons voetbalwereldje te behalen valt, moest ver dedigen. Maar, zonder een zweem van chauvinisme, kunnen we toch beweren, dat ons team qua voetbal voor geen enkele opponent opzij behoeft te gaan. Wel in enthousiasme, maar daar zijn we nooit en te nimmer uitblinkers in geweest. Dat is nu eenmaal een artikel, dat een Ajacied niet, of haast niet lust. Voorop gesteld, het enthousiasme, dat bij tijd en wijle in sportverslagen zo zwaar beklemtoond wordt. Dat onze mensen daar geen trek in hebben, juichen we toe, omdat een overwinning, behaald langs de weg der voetbalkunde, meer voldoening schenkt en tevens waardevoller is, dan een zege, bevochten via de weg van het „beklemtoonde" enthousiasme. Per slot van rekening voetballen we nog steeds voor ons ple zier, komt er na een voetbal-Zondag steevast weer een werk dag en moet vermoedelijk de werkgever, die hoera roept voor een door voetbal verkreukelde employé, nog geboren worden. Opzettelijk schrijven we „vermoedelijk", want gezien de uit gedeelde schorsingen en uitsluitingen, schijnen er toch rare „werkgevers" rond te wandelen. Jammer voor de voetballer, die daar het slachtoffer van wordt. Maar, om dan tot de kam pioenscompetitie terug te keren, deze reis komen wij er be kaaid af. Het begon zo goed, vier punten uit twee wedstrijden en de concurrentie na een paar matches één of meer aderlatingen. Er zat weer perspectief in. Blauw Wit haalde er de eerste veeg door. Doelman Van Raalte versperde ons de weg naar minstens een gelijk spel. Fantastisch doelverdedigen liet de captain der Stadionbewoners zien en wat de onzen ook pro beerden, alles belandde in zijn veilige handen. Duikend en springend graaide hij de bal telkens weg en het was voor Michels c.s. om er moedeloos van te worden. Dat zij het niet werden en onverdroten maar steeds weer naar de Blauw Wit- veste optrokken, ja zelfs het laatste kwartier storm liepen, valt te loven. Temeer, als we in aanmerking nemen, dat de tweede helft niet zonder stoornissen verliep. Sportief werd er gespeeld, dat is buiten kijf, maar niettegenstaande dat, kwamen er botsingen voor, die rennende trainers en druipende sponsen noodzakelijk maakten. Dat werkt een rustig verloop niet in de hand en toen onze goalkeeper onklaar raakte en niet a la minute een plaatsvervanger beschikbaar was, werd het een rommelige boel. Eerst Stoffelen in het doel, vervolgens beleefden we „de-weg-terug" van v. d. Pol. Die weg was niet lang, want Dr. Wagenaar zond onze goalie weer rap naar de kleedkamer. Toen trok Joop de keeperstrui of dat wat er op geleek, maar weer aan, kreeg een bal te verwerken, wat hem een donderend gejuich opleverde, om even later zijn oude plaats in de halflinie op te zoeken. Doelman Vink was op het tapijt verschenen. Veel kreeg deze knaap niet te doen, doch het weinige werk ging hem goed af. Een serie dissonanten dus, die hun stempel op de wedstrijd drukten en beide par tijen uit hun spel haalden. Blauw Wit, dat voor de rust een gemakkelijke kans kreeg en ook prompt benutte, had, door de steun van de voorsprong, het minste last van al die onder brekingen. Kon bovendien het zwaartepunt naar de verdedi ging leggen. En, omdat die verdediging voor onze jongens niet te nemen was, gingen juichende Blauw Witters twee punten rijker het veld af. Van de Pol ging naar het ziekenhuis, om daar enige dagen later te vernemen, dat er niets aan zijn body mankeerde. En dan te bedenken, dat er in een krant een heel „grappig" stukje stond, waarin verteld werd, dat onze doelman wegens een „oude blessure" niet vervangen had mogen worden. We mogen die „grappige stukjes" wel, ze geven bliik van een heldere kiik De eerste verliespunten konden we dus afschrijven, maar niettegenstaande dat, lagen de kansen van de zes liefhebbers voor de ere-titel nog nagenoeg gelijk. Met die wetenschap in onze voetbalkoffer, trokken we naar Heerenveen ,om daar één van de merkwaardigste wedstrijden uit onze geschiedenis te spelen. Gezien het spel van de Friezen in ons stadion, lag het voor de hand, dat we op een warme ontvangst konden rekenen. Hoe anders is het echter gelopen. Tot een kwartier na half time, waren Abe en zijn mannen nergens. Ons team speelde met zoveel machtsvertoon, dat alles, wat maar even aan Heerenveen verwant is of was, uit balans lag. En dat Abe in die periode nog een doelpunt scoorde, hoorde feitelijk in het stuk niet thuis. Abe bracht daar de stand mee op 12, want Stoffelen en Drager hadden kort na het begin met beste goals hun naam in de krant laten zetten. Bruins wilde dat met alle geweld ook en maakte er toen maar vlot drie tegen één van. Vele kansen om de score te verhogen, deden zich nog voor, zelfs het spreekwoordelijke presenteerblaadje kwam er aan te pas, maar de doelpuntenhonger scheen gestild. Het duurde tenminste tot na halftime, eer er weer een duit in deze zak werd gedaan. Michels lapte dat tweemaal binnen een kwar tier, zodat er met nog een half uur spelen voor de boeg en een 15 voorsprong geen vuiltje aan de lucht scheen te zijn. Maar plots, als de bekende donderslag bij heldere hemel, kwam er een Heerenveenster windstoot. Abe had geblazen. Keihard ging de bal langs Leentvaar. Onhoudbaar. Heel de Friese voetbal kolonie stond te brullen en te dansen. Brulde Heerenveen naar een derde goal en die kwam. Via een misgreep van onze doel man en de schouder van Hofma. Een zeer gelukkig gescoord doelpunt, maar dat telde en storm over de hoofden van onze spelers bracht. Dichtspijkeren van onze verdediging had de storm misschien kunnen weerstaan, maar aangezien dit niet gebeurde, onze jongens of het gevaar niet zagen, öf niet de kracht bezaten van bestendig- naar stormvoetbal over te scha kelen, kreeg Heerenveen gelegenheid door te daveren. En ze gingen door, die Friezen. Aangemoedigd door een orkaan van toejuichingen, scheurden zij a.h.w. ons spel aan flarden. Er was geen houden meer aan. Het werd vier tegen vijf en toen een hoge bal naar ons doel zeilde, Abe en Van der Hart gingen duelleren, of beter, gingen duwen om het bezit van het ronde ding, waarbij eerstgenoemde het onderspit moest delven en met veel misbaar tegen de grond ging, tracteerde de heer Nijs de Friezen op een penalty. Dat betekende 55 en een voetbal-cancan in het Heerenveenster sportpark. U zult het zich kunnen indenken en ook zult U de situatie kunnen be grijpen, toen, even voor tijd, Brandsma de winning goal in ons net knalde. Van vuurwater kan je dronken worden, maar hier werd men het van voetbal, 't Is en 't blijft toch een raar ge val met dat edele balspelletje van ons. Heel wat lieden hebben hun licht er over laten schijnen, maar om een nederlaag of overwinning precies te definiëren, is en zal altijd een moeilijke opgave blijven. Ook deze nederlaag van ons is door velen haar fijn uit de doeken gedaan. De één gaf Leentvaar de schuld, de ander had het over slecht captaincy, maar niemand heeft be grepen, dat het voor onze doelman, die in het tweede- en ver leden jaar in het eerste elftal zeer verdienstelijk speelde, een heel moeilijke wedstrijd is geweest. De eerste bal, die hij kreeg, ging er onhoudbaar in, wat voor een doelman een lelijk ding en vooral in een match als deze, funest is. Toen kreeg hij weinig of niets te dóen om dan plots een fout afgestraft te zien en midden in een voetbalhei te staan. Een ieder, die onder de lat heeft gestaan, weet wat dat betekent. En wat slecht captaincy betreft, och, ook daar zou over te debateren zijn. Maar met dat al had onze kampioenskans een lelijke deuk gekregen én een week later, te Brunssum, verloren wij onze laatste illusie. In een specifieke Zuidelijke temperament-match gingen we er op met 32. Het was voetbal met schuim op de lippen en als straks de knok om van de onderste twee plaatsen weg te blijven gaat beginnen, zal het daar in de kolen-dreven wel „vrolijke-keuken-voetbal" worden. Maar één ding zal dan on omstotelijk vaststaan en wel, dat het spelpeil in ons voetbal wereldje onmetelijk omhoog gaat. (Wie lacht daar?) Kansloos voor de titel trokken we dus naar het stadion, om te trachten bij Blauw-Wit een paar punten wijzer te worden. Ook dat is niet gelukt, daar de Blauw-Witters met dezelfde snode plannen rondliepen. Het begon anders best. We liepen hard en goed van stapel. Begonnen via onze halflinie heel mooie aanvallen op te bouwen, waar Blauw-Wit niet direct een antwoord op had. Een van die borduursels gaf Michels ge legenheid een kopbal in te zenden, die zelfs Van Raalte te machtig was. Dat was dus 10 en het scheelde slechts een

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1950 | | pagina 4