Hoog het glas, hoog het hart, hoog het lied. van zijn organen op maatschappelijk, sociaal en cultureel ge bied, deze karaktereigenschappen te stimuleren en waar nodig te versterken. Natuurlijk kan men hierin ook te ver gaan. De gemeentelijke verordeningen t.a.v. gemengd baden, de onvrij heid aan het strand e.d. zijn velen onzer (ook ondergetekende) een gruwel en maken, dat wij wel eens bespottelijk lijken in de ogen van een buitenlander. Maar als wij eerlijk zijn, dan moe ten wij toch erkennen, dat wij over het geheel genomen niet graag met de meeste andere landen zouden willen ruilen. „Ethisch" praevaleert hier boven „practisch". Mogelijk vindt U, dat ik van het onderwerp afgedwaald ben, maar heus, het heeft er allemaal mee te maken. Adé kijkt bij zijn voortgezet betoog hoofdzakelijk naar de practische zijde, wanneer hij zegt, dat het met het beroeps voetbal zo'n vaart niet zal lopen, omdat, als de clubs en de K.N.V.B. het been stijf houden, er wel geen organisatoren ge vonden zullen worden, die het risico van een eigen organisatie aandurven enaankunnen. Wie bovendien geen speel- gelegenheden ter beschikking staan. Als practisch mens is het beroepsspel voor hem daarmee (voorlopig) van de baan. Maar wat, vraag ik, als de meerderheid der clubs straks een ander standpunt inneemt, al dan niet onder dwang van spelers met organisatoren achter zich? Dan is het onvermijdelijk, zegt Adé. Wanneer echter mijn (al dan niet op de hand) zwaarwegen de argumenten ingang zouden vinden bij de spelers, die thans voor het beroepsspel geporteerd zijn, dan is er straks géén: onvermijdelijk. Het is daarom, dat ik heil zie in goede voor lichting van bondswege, die de spelers overtuigt, dat wat zij verlangen, niet in het belang is van henzelf, noch in dat van de gemeenschap. Want ook de voetballer met beroepsspel- aspiraties kan onmogelijk lak hebben aan een gemeenschap, die voor hem als „individu in en van die gemeenschap" meer doet dan waar ter wereld ook. (Bij vol-professionalisme bijvoor beeld wordt de beroepsvoetballer een loontrekker, die bij min der dan (eerstdaags) 4500.vast geld 's jaars, o.m. onder de werkloosheidsverzekering valt. Hetgeen dus zeggen wil dat een speler, die definitief uit vorm- of op zijn retour raakt en deswege niet meer wordt opgesteld, werkloosheidsuitkering zou krijgen totdat hij (dan nog!) een vak heeft geleerd dat hem uitzicht op werk geeft. Want wij kunnen toch moeilijk aannemen, dat voor al deze mensen een baan als voetbaltrainer klaar ligt Verbod van de Overheid? Ik kan mij nauwelijks de situatie voorstellen, waarbij een Nederlandse Regering werkloze voetballers gaat ondersteu nen, voetballers, die thans door middel van vakscholen alle gelegenheid wordt gegeven, zich als vakarbeider een plaats in het effectieve productie-apparaat te verwerven. Veeleer zal de K.N.V.B. erop worden gewezen voor zover zulks nodig mocht zijn dat de Regering geen prijs stelt op het invoeren van beroepsvoetbal. Het gaat hier immers om een probleem van de eerste sociale orde, want, anders dan bij vele andere takken van sport, omvat voetbal ons gehele volksbestaan! Wel heeft de Regering te allen tijde een stok achter de deur, hoewel zij namelijk slechts ongaarne van impopulaire maat regelen gebruik zal maken. Zo kan zij b.v. aankondigen, dat zij een wetsontwerp kan voorbereiden om de Gemeenten het recht te geven, uitsluitend met betrekking tot beroepsvoetbal de vermakelijkheidsbelasting tot zegge 50% te verhogen! Er is trouwens meer. Want al zou men de Overheid en terecht! kunnen verwijten, dat zij het opvangen van de jeugd steeds voor een groot deel heeft overgelaten aan de voetbalclubs, dit neemt niet weg, dat bij de huidige stand van zaken, men er van o verheidszij de niets voor zal voelen, dat o.a. duizenden spelers en spelertjes zouden worden afgestoten, die door ge brek aan speelgelegenheid elders niet kunnen worden opge nomen. Twintig a dertig spelers zijn genoeg. Dit immers staat ons te wachten, daar de practijk in an dere landen geleerd heeft, dat een profclub aan een twintig- k dertigtal spelers genoeg heeft. De lagere elftallen, het jeugd voetbal incluis, gaan als overbodige ballast overboord. Liever af en toe een dure aankoop, die veel sneller in een tekort voor ziet (en extra publiek trekt!), dan een uitgebreide opleidings school met lang durende risico's. Ten slotte wil ik erop wijzen, dat wij in Nederland geen en- Wat Ajax doet, doet Ajax goed, Wij kunnen f ui jen als het moet, Dat heeft rood-wit bewezen, Ons gouden feest, dat was een feest, 't Is denderend en af geweest, Ons Ajax mag er wezen, Wij eren Majesteit-de-Bal, Dat doen ze trouwens overal, Het blijft een donkerbruin-geval, Hóóg het glas, Hóóg het hart, Hóóg het lied. John Boskamp en Jack Junior, Die zetten ons een kluifje voor, Behoedden ons voor falen, Wij trainden lang en accuraat, En speelden met welk resultaat, Voor uitverkochte zalen, Wij eren Majesteit-de-Bal, Dat doen ze trouwens overal, Het blijft een donkerbruin-geval, Hóóg het glas, Hóóg het hart, Hóóg het lied. Nu is ons gouden feest voorbij, Maar de herinnering houden wij, Laat de bokalen klinken, En laat ons plechtig met elkaar, Ter ere van ons jubeljaar, Op de CLUBGEEST klinken, Wij eren Majesteit-de-Bal, Dat doen ze trouwens overal, Het blijft een donkerbruin-geval, Hóóg het glas, Hóóg het hart, Hóóg het lied. TRIC-TRAC. kele beroepssport (een woord even tegenstrijdig als een vier kante cirkel) kennen, die in ploegverband wordt gespeeld. Ook nietschaken of het door Adé genoemde biljarten, welke spelen als beroepsspel uitsluitend individueel resp. op tournooien en bij wereld (deel) kampioenschappen door enkele topspelers beoefend wordt. Ook niet het, eveneens als voor beeld gestelde hardrijden op de schaats in Friesland, waar, meestal slechts enkele weken per jaar, het maatschappelijk leven a.h.w. ontwricht schijnt voor hèt nationale gebeuren. Alleen kaatsen gaat in ploegverband, maar dan nog slechts door partijen van elk 3 man. De prijsvechters zijn slechts ge ring in aantal en het geheel speelt zich ten hoogste voor enkele duizenden toeschouwers af. Vergeleken met voetbal, van een zeer eenvoudige opzet dus. Waarbij dan nog komt, dat voor beide laatstgenoemde takken van ,,beroeps"-sport geldt, dat zij in een zeer lokale sfeer worden beoefend naar een eeuwen oude traditie, die ontstond, toen Friesland nog een afzonderlijk gewest was. Resumerend: Geen professionalisme in ons kleine land, met de half-failliete gevolgen in andere (kleine) landen voor ogen. (Waar men er, over het algemeen, dolgraag weer zou afwil len, maar en dit is zo funest eenmaal ingevoerd, komt men er nooit meer af!) Geen defaitistische houding van: Als het komen moet, komt het toch. De handen ineen geslagen, tot afweer bereid! Contact opnemen met andere verenigingen, die er net zo over denken. (Mogelijk iets voor de W.E.K., V.O.E.K., etc.?) En een overtuigende voorlichting t.a.v. spelers, die „er wel wat voor voelen"! B. S. LE MARCHE.

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1950 | | pagina 7