Waarom men inzake „beroepsvoetbal" niet
„zwaar op de hands" genoeg kan zijn.
-tfcx/i. Czs
Allereerst een kleine rectificatie. In de beschouwing over
beroepsvoetbal in het Januari-nummer is in kolom 1, regel 14
van onderen, het woordje ,,ook" weggevallen. Men leze hier:
„maar dan moet er ook geld bij", enz. In dezelfde kolom,
regel 13 van boven, leze men: ,,zo niet het beroepsvoetbal,
dan alleen maar", enz. Er stond „dat alleen maar".
En nu mag ik de degen gaan kruisen voor de barragepartij
met Adé. Een prettige taak, want Adé plaatst zijn treffers
met open vizier, en meldt iedere ontvangen touché, die de
scheidsrechter mocht ontgaan. Alleen vindt hij, als geboren
floretschermer, dat ik mijn sabel wat zwaar hanteer. Geen
wonder, daar is het een sabel voor, waar100 kilo achter
zit. Maar, ik gaf toch mijn „doorslaande" argumenten in de
eerste plaats, omdat we er n.m.m. geen goed aan doen, de
brandende kwestie, die beroepsvoetbal heet, al te licht op te
vatten.
Toen men eens aan een Mokummer uit Amsterdam-Oost
vroeg, wat zijn zoon moest worden, antwoordde deze: „Een
bemazzel". Hoe geestig dit antwoord ook was, deze humor
had, gelijk alle wijze humor, als achtergrond de ernst van een
probleem, welks oplossing vrijwel ieder ouderpaar t.z.t. hoofd
brekens kost: de beroepskeuze van zijn spruit! Dokter en
putjesschepper zijn beide nuttige beroepen. Doch men behoeft
zijn democratische gevoelens werkelijk geen geweld aan te
doen, indien men uit pure werkelijkheidszin voor het eerst
genoemde beroep porteert. Zodat ik maar zeggen wil, dat ik
geloof, dat er niet veel ouders gevonden zullen worden, die
hun zoon voor het „eerzame beroep" van professional willen
zien opgeleid.
Ook thans ontspanning.
Adé zegt, dat voetbalprofessionals ontspanning brengen.
Maar dan zeg ik, dat doen voetbalamateurs ook. T.a.v. het
publiek „bij gebrek aan beter", evenveel; en er zal dan ook
geen supporter om thuis blijven, als wij het beroepsspel niet
invoeren. T.a.v. de prof zelf kan men echter moeilijk meer
van ontspanning spreken, maar dat bedoelt mijn geachte
opponent waarschijnlijk niet.
Dat hij beroepsspel eveneens niet zo bijzonder hoog aanslaat,
bewijst hij wel, door deze kunst te vergelijken met die van
Bonte Treinen etc. En niet met die van het (volks-) concert
of het (volks-) toneel. Overigens wordt het werk van de
beroepstonelist dikwijls tot sleur als van veel dat men be
roepshalve doet, terwijl de man van het amateur-toneel, hoe
wel dan niet zo geroutineerd, altijd fris en met volle overgave
speelt. Interessant is in dit verband te vernemen, hoe iemand
als A. J. Staal, de bekende verslaggever van Sportief en De
Telegraaf door jarenlange aanschouwing van het beroeps
spel in Engeland alleszins bevoegd over de Britse voetbal
prof denkt. Men leze zijn Londense brief in Sportief van
3 Maart (blz. 12).
Staat pal voor de uitstervende waarden!
Voor het overige lijkt het mij ook niet juist te zeggen, dat,
aangezien er reeds zoveel is, dat de massa op een bepaalde
wijze ontspanning biedt, er nu best nog wat bij kan. Dat wij
daarom best van een gezonde ontspanning met vormgevende
waarde, een beroep kunnen laten maken. Wij moeten in deze
vermaterialiseerde wereld toch al zeer zuinig zijn op onze
cultuurwaarden, waarvan ik de sport één der belangrijkste
exponenten acht. In landen en tijdperken met een hoge cultuur,
zoals bij de Ouden, zien wij welk een voorname plaats, naast
dans en toneel, de sport in de Eredienst inneemt. Onze
moderne Olympische Spelen, die hier het uitvloeisel van zijn,
zouden alle waarde verliezen, wanneer men definitief met de
amateurbepalingen brak. Het ware consequenter en vooral
ook logischer geweest, indien was betoogd: wij hebben al zo
veel beroepsamusement zonder culturele waarde, laten we
er nu niet nog wat bij fokken.
Het gaat niet om die „maar een paar honderd".
Adé zegt voorts, dat hij moeilijk aannemen kan, dat die
paar honderd beroepsvoetballers invloed zouden hebben op de
industrialisatie van ons land. Afgezien van het feit, dat ik
niet van een aantal mensen heb gesproken, maar van onttrek
ken van kapitaal, moge ik er op wijzen, dat men zich te Rot
terdam van werkgeverszijde reeds tot de K.N.V.B. heeft ge
wend, met het verzoek, aldaar geen bondswedstrijden meer op
Woensdag te laten spelen. Ook is bekend, dat de Engelse
regering al enkele malen overwogen heeft het spelen van
League-wedstrijden op Woensdag te verbieden, daar op die
dag de fabrieken, vooral in de Midlands, leeg lopen. Als ken
merkend voor de Britse humor teken ik hierbij aan, dat bij een
zeer belangrijke streekontmoeting een fabrieksdirectie op het
mededelingenbord aan de poort bekend liet maken, dat op
Woensdag niet meer vrij gegeven zou worden voor het be
graven van grootmoeders e.d., zelfs al waren deze reeds twee
maal overleden
Wat ik wèl beweerd heb, is, dat men bij invoering van be
roepsspel in een doodarm land als Nederland, voor volkomen
improductieve doeleinden kapitaal aan de markt zou onttrek
ken, dat voor onze verdere industrialisering broodnodig is. Ook
uit andere hoofde lijkt mij het niet juist te spreken van „maar
een paar honderd man". Het is immers het voorbeeld, dat het
hem doet. En voorts, dat die twintig dertig man per prof
club, de verenigingen gaan ontwrichten; maar daarover straks.
Dat men de gelegenheid krijgt, beroepsvoetballer te worden,
vind ik funest enzie ik bepaald als een stap terug voor
een land als het onze.
Het wordt nog „zwaar op de handser".
Men zegge nu niet, dat in andere landen deze gelegenheid
ook bestaat. Want dan noopt men mij te repliceren, dat er
elders zoveel bestaat, dat wij hier (gelukkig) niet kennen.
Nederland kan zich gelukkig prijzen met een serie uitstekende
voorzieningen op velerlei gebied aan de spits te staan. Voor
het geval dat U het direct verband mocht ontgaan, wil ik dan
hier de (boude) stelling poneren, dat het nuttig en nodig kan
zijn te wijzen op veel, wat in andere landen (nog steeds) mag
of kan, doch hier beslist niet (meer). Dit geldt zowel voor
zaken als: hazardspel, de vrije loterij, het nachtleven met zijn
nachtpermissie voor publieke gelegenheden, en nu sinds kort
weer: het opheffen van minderwaardige dranklokaliteiten
(oppervlakte minder dan 35 m2). Voor wat de politiek betreft
o.m. voor: vrijheid van drukpers, bescherming van het individu,
b.v. tegen „staatspolitie", dictatuur, hof-camerilla's, putchen,
coups d'etat, junto's, pronunciamento's en hoe dit moois nog
meer mag heten. Maar het geldt ook voor de tegenhangers
daarvan, als: voorzieningen bij ouderdom, invaliditeit, ziekte,
bedrijfsongeval, kindertal, werkloosheid. Vérgaande leerplicht
(eerstdaags t.m. het 8e leerjaar), dieper ingrijpende bepalingen
tegen kinder-arbeid dan elders, betere bescherming der volks
gezondheid, scherpere controle op consumptie-artikelen, enfin,
noemt U maar op.
Al deze beschermende maatregelen maken o.m., dat Neder
land het hoogste geboorte-overschot ter wereld heeft, ons
sterftecijfer het laagst is, de leeftijdsgrens zeer hoog en wij
door andere volkeren tot voorbeeld gesteld worden. Mag ik
even nog zwaarder op de hand worden? De Nederlander
zoekt als regel zijn vermaak niet in excessen en het is de taak
Hoe langer U zoekt, te meer overtuigd wordt U dat
wij Uw leverancier moeten zijn, want nergens vindt
U zon sortering KANTOOR-ARTIKELEN
Weteringschans 223, Tel. 39596-31842, Amsterdam