Café VERWOEST
2
Beroepsvoetbal.
Met belangstelling heb ik de beide artikelen over beroepsvoetbal
gelezen in het vorig Ajax-Nieuws. Vrijwel geheel kan ik mij verenigen
met het nuchter-zakelijke standpunt van de heer Knegt. Daarentegen
vind ik de argumenten van de heer B. S. Ie Marché wat zwaar op de
hand.
Dat uit het oogpunt van 's lands economie b.v. een mijnwerker be
langrijker werk doet dan een beroepsvoetballer, %al ik niet ontkennen,
maar ik kan zo voor de hand wel enkele vakgroepen noemen, die van
nog minder belang zijn.
Hoe men het ook bekijkt, ook voetbalprofessionals brengen ontspan
ning en verpozing voor de grote massa, net zo goed als het Orkest
zonder Naam, de Ramblersof de Bonte Dinsdagavondtrein.
En U kunt de vergelijking nog verder doortrekken, want perfect
voetballen is óók een gave. Chopin is kunst, maar Schop-in ook en wie
dat niet wil geloven, moet maar eens proberen op 'n glibber-veldje een
voorzet te benutten, die een kwart meter te veel naar achter is geplaatst!
Dat de industrialisatie van ons land door een eventuele invoering
van beroepsvoetbal merkbaar beïnvloed zou worden, kan ik moeilijk
aannemen, daar het om hoogstens een paar honderd mensen gaat.
Ernstiger gevaar schuilt m.i. in eventuele „voetbalpools" e.d., die inder
daad vele lieden een „bestaan" zouden kunnen bieden, dat bepaald
ongewenst is.
Ook de morele gevaren, zolang het om een premie of bijverdienste
gaat, acht ik niet groot. Dat beroeps-biljarters b.v. op lager niveau
zouden staan, is niet aannemelijk en dan zouden de Friezen, die in
vele takken van sport van oudsher direct om geldprijzen strijden
kaatsen, schaatsenrijden! toch wel een sterk gedeukte moraal
moeten tonen.
Naast de kwestie van wenselijkdie niet zo belangrijk is, want
als de tijden er rijp voor zijn, komt het ongewenste toch, of we het
prettig vinden of niet staat de „mogelijkheid"En die mogelijkheid
achten we, zolang de K.N.V.B. en de clubs er tegen zijn, nihil.
Natuurlijk kan men een aantal dat misschien zelfs vrij groot is
jongelui vinden, die en passant ook met voetballen wel wat geld willen
verdienen maar waar moeten ze hun voetbalkunst aan den volke
liefst in grote massa tonen
Eerste eis van rentabiliteit van het gehele geval is de beschikking
over goed aangelegde speelvelden, omgeven door een accommodatie,
die toch zeker 25 tot 50 duizend toeschouwers moet kunnen bergen.
Waar de eventuele organisatoren die vandaan zouden moeten halen,
als bond en clubs niet medewerken, is mij een raadsel.
En dan nog dit: als de verenigingen wel zouden meedoen, dan pro
fiteren de eventuele beroepsspelers van hetgeen door amateurs is op
gebouwd, want als de amateurs van de voorbije tijden geen amateurs
waren geweest, doch sportbeoefenaars tegen salaris, dan zouden al die
keurige tribunes enz. en óók ons eigen stadion, er niet zijn. Men vergete
niet, dat commercieel bezien, voetbal een uiterst onrendabele onder
neming is. Hoeveel dagen in het jaar wordt ons stadion gebruikt?
Hoogstens 20 dagen van de 365, een aantal, dat zelfs met prof-voetbal
niet verder kan stijgen dan 30 en al die tijd gaan de kosten van onder
houd, huur en rente voor eventuele geleende bedragen door.
Stel dat een prof-combinatie een inrichting als de onze zou moeten
De supporters van Ajax die vindt U beslist
na afloop van de wedstrijd
bij Verwoest voor de kist.
Rembrandtsplein 16 - Telef. 33423 - Amsterdam-C.
bouwen en exploiteren. Dat zou stellig een kapitaal van 1.000.000 gul
den vereisen, hetgeen, tegen een rente van 5 procent, het budget al
zou belasten met f 50.000! En wat er dan nog bijkomt aan terreinhuur
en onderhoud!
Het grootste gevaar zie ik op het moment alleen voor de sport
beoefenaars, die zich door eventuele promotors hei hoofd op hol laten
brengen en dan later hun carrière als sportman waar zij toch ook
veel prijs op stellen - vergooid zouden hebben.
Zeer terecht wijst Knegt op wat ik zou willen noemen: het dualis
tische in onze voetbalpolitiek.
Men wil geen prof-voetbal, maar als onze amateurs van tenslotte
maar een klein land met beperkte mogelijkheden een stevige neder
laag moeten incasseren van een eerste rangs voetbalnatie als Engeland,
dan schreeuwt men moord en brand. Na de wedstryd in Huddersfield,
liep de hele sportjournalistiek te wapen voor herstel van ons „prestige"
inplaats van deze nederlaag als onvermijdbare consequentie te aan
vaarden van een voetbalpolitiek, die er zeker niet toe leiden kon, het
spelpeil op te voeren.
Het niet invoeren vap een hoofdklasse, die de beste clubs tegenover
elkaar zou moeten brengen en het wel instellen van overschrijvings
bepalingen, die concentratie van de beste voetballers zoveel mogelijk
verhinderd heeft, zijn de twee grote struikelblokken op de weg naar
een hoger spelpeil.
En als men dergelijke hinderpalen niet kan of niet wil opruimen,
dan make men geen drama van een verloren interland-wedstrijd.
Wat de resultaten van deze wedstrijden in de na-oorlogse periode
betreft, is men wel zeer ondankbaar tegenover het S.S.-systeem, dat
ons vooral tegen de Belgen en wellicht gesteund door wat geluk
veel betere resultaten heeft gebracht, dan we op grond van onze speel-
sterkte mochten verwachten. Dat we met al dat ge-systeem niet tot
beter voetbal zijn gekomen, is een niet te vermijden nevenproduct.
Wat ons amateurisme zelve betreft, zal men er voor moeten waken,
dat het er niet net zo mee gaat als een prachtige fiets met blinkend
nikkel en lakwerk en die dan zóveel beschermende maatregelen tegen
verlies of beschadiging vereist, dat de vreugde er aan dubieus wordt.
We zijn nu al zo ver gekomen, dat het schrijven in een sportblad
tegen betaling, als een inbreuk op de amateur-staat wordt beschouwd.
En een goed voetballer mag overal les in geven, schaken, boekhouden
harmonicaspelen en ik weet niet wat, maar niet invoetballen,
want dan is hij prof, óók als hij die lessen tegen betaling niet bij zijn
eigen club geeft.
Op deze wijze is bijvoorbeeld een abrupt einde gekomen aan de
carrière van één onzer grootste clubspelers en internationals, Dolf van
Kol. En naar mijn gevoel zou v. Kol alleen prof geworden zijn als hij
voor het spelen in Ajax of het Nederlands elftal geldelijke beloning
had ontvangen, maar niet omdat hij tegen vergoeding een kleine ver
eniging oefende.
En dit geval staat niet op zichzelf, al is het één van de sprekendste
voorbeelden.
Ik kan mij best indenken, dat de K.N.V.B. middelen beraamt, om het
amateurisme te beschermen, doch men bedenke, dat banden, die te
hard klemmen, het grootste gevaar voor verbreking in zich dragen.
Ik was hiermede aan het eind van mijn visie op het prof-voetbal
gekomen, doch een kort radiopraatje voor de A.V.R.O.-microfoon op
Zondag, 5 Februari, noopt mij de pen nog eens op te nemen.
Het gaat hier over de propaganda, die gemaakt werd voor een voor
stel, dat, naar men zegt, door R.C.H. ter tafel zal worden gebracht op
de vergadering der K.N.V.B. en dat in feite al probeert men het
enigszins te camoufleren er op neerkomt, de spelers een vergoeding
te geven.
Daarbij ging de spreker uit van de veronderstelling, dat deze ver
goeding op tweeërlei wijze het vertrek van spelers naar het buitenland
zou remmen. Ten eerste door de vergoeding zelve en ten tweede dat
door het geven van deze vergoeding de betrokken clubs een „claim"
op de spelers zouden hebben, waardoor een eventuele „koopsom" niet
de speler zelve ten goede zou komen, doch de club, die hem afstaat.
Nu moet ik zeggen, dat als er één ding in het prof-voetbal mij tegen
de borst stuit, het zeker het versjacheren van spelers door clubs is.
Telkens als ik lees, dat Chelsea of Arsenal of wie ook, een speler
„verkocht" heeft voor zoveel honderd of duizend pond, dan bekruipt
mij een gevoel met slavenhandel te doen te hebben.
Nee, als het tot prof-voetbal komt, dan moet de geldelijke be
loning de „artist" zelf ten deel vallen en niet aan profiteurs of
parasieten om het even of dat personen of verenigingen zijn.
Adé.