M'n vrije plaatsje. V oetbal-reportage en zo besloten wij het jaar 1949 ongeslagen, met een pracht kans op de titel. Laat ons ook in het nieuwe jaar zo doorgaan, mannen W. S. U zult dat ook wel kennen: thuis hebben ze geen haast om iveg te gaan, maar als ze eenmaal de tribunes zien, dan kunnen ze geen seconde meer wachten dan moeten ze naar boven. Zo ging het mij, die gelijkspel-Zondag ook: m'n zwager Jan gunde zich geen tijd even mee te gaan naar de bestuurskamer, waar ik nog een zaakje had te bespreken en hij verzekerde me, dat hij bóven wel naar me zou uitkijken en dat hij m'n plaats wel zou vrij houden. Op m'n woord van eer: ik had maar een paar minuten nodig gehad in een mum van tijd stond ik weer buiten, passeerde dezelfde tribune-gat-controle, die m'n dierbare zwager misschien drie minuten tevoren was doorgegaan, kwam boven en keek. Dat k nt U ook: U loopt haastig naar boven, naar de leegte links of rechts U let even op, dat U niet langs de enkele tribune-paal moet kijken en dan ivacht U rustig, breeduit, op het luidspreker sein: „Wil len de dames en heren van de overdekte tribune een beetje inschuiven!" Zoiets doe je niet uit je zelf je wacht op het teken, precies als in de tram, waar ons het doorlopen tot in het oneindige wordt voorge houden. Deze keer keek ik anders. Ik zocht naar m'n zwager, die m'n plaatsje zou vrij houden en die mij dadelijk vrolijk zou wenken: „hierheen!" Voorlopig was er van vrolijk wenken echter geen sprake. Er schenen meer plaatsen te worden vrijgehouden voor bezoekers, die wat later kwamen. Overal, op haast elke rij stond er iemand uit te kijken, maar ofschoon ik die mensen stuk voor stuk opnam m'n zwager was er niet bij. Bij zulk een gelegenheid zou je wensen, een politiehond te zijn. Even snuffelen en dan linea recta desnoods dwars over de banken heen naar het vrijgehouden plaatsje. M'n kansen om dat plaatsje te vinden waren legio. Waar was die knaap nu heengegaan naar boven, naar beneden, naar links of naar rechts? Eerst maar naar beneden. En maar speuren. Je laat dan je blik dwalen, zoals dat in een roman zou heten, over de dichte mensen menigte. Gezichtenals maar gezichten, waarvan de eigenaren of eigenaressen je een beetje medelijdend aan kijken die je soms volgen om te ontdekken, of je nog ergens komt te zitten. Vooral als je steeds maar speurend van beneden naar boven loopt, zie je op sommiger gelaat de uitdrukking van: „de stakkerd is z'n huis kwijt". Die rijneedie rijneedie rijnee. Steeds nee. Een meneer wenkt me.. Het is een wildvreemde. „Hier kunt u nog zitten." Aardig van die man, denk je, maar ik weet, dat m'n zwager staat uit te kijken zo-is-t-ie en dat heeft-ie beloofd. Het mooie plaatsje vooraan laat ik dus schieten en zoekend wandel ik weer terug. Vol gende rij mis de hele stadkant van de tribune werk ik zo af en telkens opnieuw worden mij plaatsen aangeboden. Het kan zijn, dat dit aan m'n armoedige gezicht ligt, maar ik schrijf het feit maar liever toe aan de prettige stemming waarin de mensen in het uitzicht van een goede wedstrijd verkeren. Zelfs loopt een meneer met een Ajax-pet met me mee en wijst, waar ik nog kan zitten. „Daar kunnen ze nog wat inschuiven"ver zekert hij. Het kan best, maar ik vertel, dat ik iemand zoek en ik geef grif toe, dat het niet gemakkelijk zal zijn. Je vindt eer een naald in een voer hooi, dan een bepaalde kennis tussen de meer dan zeven duizend mensen, die de overdekte „bezitten". Natuurlijk heb ik de verkeerde kant gekozen. Nu naar rechts trappetje na trappetje. „Als u even wacht hier komen banken", zegt iemand me. Ik moet geen banken Ik heb ditmaal m'n eigen plaats, die wordt vrijgehouden. Alleen: ik weet niet precies waar. „Willen de bezoekers van de overdekte een beetje inschuiven?" Daar is het verzoek al. De massa schuift in en dan, ver aan de Diemen-kant zie ik de langgezochte. Ik maak een gebaar, als teken van blij her kennen hij steekt ietwat wanhopig de handen op. Ik wring me door de zittenden heen, juist op het ogenblik, dat de tegenpartij het veld op komt. We moesten inschuiven," verzekerde m'n zwager, als ik naast hem sta. Hij wringt een beetje en dan zit ik voor de helft op zijn „gemak kelijke zitje". Nog even wringenals een wig wordt ik tussen de compacte massa gedreven. „Dank u ik heb toch goed gezien misschien zelfs te veel! Vier goaltjes vier aan de Diemerkanteentje die geheid uit was, toen de bal toch nog werd voorgegeven. En eentje, die door Van de Pol werd weggekrabbeld, toen hij al in de doelmond lag (Telegrafisch overgebracht.) Fluiter toet, Captain groet, Raadt niet goed: Wind in snoet. Vleugel snel - Wint duel, Harde lel Buitenspel. Halfback gooit (Wat verstrooid) Onvoltooid Vlag ontplooit. Linksback bigt Lichtgewicht, ,,Ref" doet plicht: Doelman zwicht. Vaste klant Overkant, Wiens stemband Zeer frappant. „Hup Ajax, Niet zo laks, Zorg nu straks Voor climax!" Rust is daar, Thee is klaar, Kam door haar, Spelen maar. Spel is dood, „Men" eet brood, Rij bij sloot, Hoge nood? Rechtsback rap Vast van trap, Zet zich schrap, Speelt heel knap. Fraaie pass Langs het gras, Tank geeft gas: Club in sas. Spil (jong bloed) Speelt verwoed, Heeft veel moed, Dekt en voedt. Keeper redt, Maar zijn pet In het net Is spekvet. In een flits Fraaie switch Tussen trits: Alles kits. Strijd in klei Is voorbij, Winstpartij, Aanhang blij. Dienderspaard Loopt bedaard, Had vrijkaart Dankt met taart. E. H. VAN TUIJL.

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1950 | | pagina 13