Professionalisme Neen, dank U 2 Nu we ons binnenkort gaan opmaken, het vijftigjarig bestaan onzer vereniging feestelijk te herdenken, is het ons een vreugde om het jaar, dat dit gouden jubileum inluidt, een klein welkomst-artikeltje te wijden. Zoiets als een stamelend Wees-gegroetje, een kleine lente-symphonie, want, nietwaar, 18 Maart is toch steeds een voorbode van de naderende lente. En wanneer wij U dus een alleszins gelukkig 1950 toewensen, doen we dit mede in het trotse besef dat ook U één van die talrijke werkers is, die immer op de bres staan voor ons geliefd rood-wit. Vijftig jaar Ajax, een gouden mijlpaal, die alle Ajacieden toewenktkom, sta even stil, kijk even terug, en zie wat jullie door eendrachtig samenwerken hebt bereikt. Vadertje Tijd, blaas even op je scheidsrechterlijke fluit, een kleine rustpauze heeft de club eerlijk verdiend. Nu ligt het ons, Ajacieden, eigenlijk helemaal niet om over het verleden te babbelen. Wij, rood-witten, hebben het liever en gelukkig maar over de toekomst. En het was dan ook wel een vreemde opdracht, toen het bestuur onze redactie opdroeg, de geschiedenis van Ajax vast te leggen. Maar het was wèl een vererende opdracht, en schamen over ons verleden behoeven we ons waarlijk niet. Doch herdenken zie boven is toch altijd achteruit zien, min of meer stil staan, en dit kost, hoe vréémd dit ook moge klinken, moeite Toch, met dit duiken en onderdompelen in het verleden, trof het ons, dat er zovelen ons genegen zijn en respect hebben voor wat wij tot stand mochten brengen. En als wij dan in ons bescheiden 25-jarig feestnummer bladeren, en daarin een artikel vinden van niet minder dan de heer Ir. J. W. Kips, oud-voorzitter van de K.N.V.B., dan heeft dit even stilstaan toch misschien wel enig nut. Laten wij de man, die regeerde onder de gloedvolle zin spreuk: laten we ons idealen stellen, even zelf aan het woord: DE VOETBALSPORT EN HET VOLKSLEVEN. Wanneer te eniger tijd in de cultuurgeschiedenis van ons land het hoofdstuk over de eerste decennia van de twintigste eeuw wordt geschreven, zal de geschiedschrijver niet kunnen nalaten te verhalen van de opmerkelijke invloed, die in deze tijd de grote voetbalclubs uitoefenen op het volksleven in onze grote steden. Hij zal dan vertellen, dat in deze tijden wekelijks duizenden opgaan om wedstrijden te zien spelen, hoe tienduizenden ver langend zijn naar het nieuws der uitslagen en daarvoor elkaar staan te verdringen voor de winkels, waar die uitslagen wor den gepubliceerd of begerig grijpen naar de couranten, die uitvoerige verslagen bevatten. De geschiedschrijver zal schetsen het enthousiasme, waarmede men het spel volgt en de ver richtingen van de populaire spelers toejuicht, hoe de wed strijden van de vorige Zondag in de eerste helft van de week het onderwerp van gesprek zijn in kantoren, werkplaatsen en gezinnen en de wedstrijden van de volgende Zondag in de tweede helft van de week. De voetbalsport is in deze tijd, naast de bioscoop, het belangrijkste volksvermaak. De beoordeling van dit feit ligt eigenlijk buiten de com petentie van het tegenwoordig geslacht, dat niet verder kan komen, dan er wat goeds en-wat kwaads van te vertellen. Of het in absolute zin een goede invloed op het volk heeft, is niet uit te maken door hem, die er te midden van leeft, hij kan slechts menen en vermoeden. Als ik dan een vermoeden zou mogen uiten, dan zou het dit zijn, dat geen geschiedschrijver, hoe zijn oordeel overigens ook zij, blind kan zijn vbor het onbaatzuchtige, dat deze gehele beweging in ons land kenmerkt. Onze grote clubs zijn belangrijke organisaties, zowel in om vang, met hun honderden leden, als in werkkring; door hun zorg, dat zovelen terreinen, materiaal en een wedstrijdorgani satie vinden om het spel te beoefenen ,de opleiding der jongeren en de zorg voor inrichtingen tot ontvangst van ettelijke duizen den toeschouwers; als in financieel opzicht, met een budget, waar menige onderneming jaloers op is, maar alles, wat de sport opbrengt, wordt ook weer aan sport besteed. Noch voor de velen, die zich aan dat werk geven met hun beste werkkracht, noch voor al die spelers, die met enthousiasme spelen voor hun club, bestaat zelfs de mogelijkheid van enig uitzicht op materieel gewin. Hoe ook het oordeel over de voetbalbeweging eens moge luiden, als een merkwaardigheid zal het blijven gelden, dat het volk voor langer dan zó korte tijd, dat men van spontaniteit kan spreken, in beweging gebracht werd, zonder dat er van enig materieel element, noch bij de actieve deelnemers, noch bij de aanhang sprake is. Zulke bewegingen zijn zeldzaam. De in vloed van deze zijde van de voetbalsport op het volkskarakter kan, naar ik meen, niet anders dan goed zijn. Op de wijze, als de hierbedoelde, neemt Ajax in het leven van de bevolking van Amsterdam wel een zéér vooraanstaande plaats in. Het feest van het 25-jarig bestaan zal menig Am sterdammer van harte doen juichen en ook buiten Amsterdam zal ieder, die de voetbalsport een goéd hart toedraagt, zich verheugen, omdat het deze club, die zulk een buitengewoon belangrijke factor in het sportleven is, gegeven is, in bloei te jubileren. w.g. Ir. J. W. KIPS. Den Haag, 12 Februari 1925. In hetzelfde nummer geeft ook de heer Hirschman zijn visie op onze club en ook zijn woorden zijn zeker waard nog eens aan de vergetelheid te worden ontrukt: AJAXZILVEREN JUBILEUM. Men zegt wel eens, dat de familie de cel vormt, waaruit het nationale leven wordt opgebouwd, naar dezelfde trant sprekend, zou men kunnen beweren, dat de verenigingen de cellenkernen vormen, waaruit ons nationale voetballeven is gevormd. Hoe gezonder de elementen zijn, die de bestanddelen vormen, des te meer vitaliteit zal het geheel bezitten. Ajax is één van die verenigingen, waarop het Nederlandse voetbal in dit opzicht trots kan zijn, haar geschiedenis bewijst het; het getuigt van een voortdurende strijd om zich naar boven te werken ,van een onophoudelijk streven naar het beste wat bruikbaar is. Hij heeft zich daarbij nooit eenzijdig getoond, men heeft zich zeer wel bewust gevoeld van zijn taak om aan een deel van de sportminnende Amsterdamse jeugd de gelegen heid te verschaffen zijn geliefkoosde sport in een daarvoor ge- eigende omgeving te beoefenen, terwijl anderzijds Ajax steeds getoond heeft het idealisme te bezitten, hetwelk het karakter vormt van iedere wedstrijdsport; te streven naar het allerbeste, wat menselijkerwijze gesproken te bereiken is. Energie en ondernemingsgeest zijn steeds twee kenmerken geweest van het Ajax-bestuur gedurende het tijdvak, dat thans gaat afgesloten worden, zij waren oorzaak, dat de vereniging zich talloze malen naar het buitenland begaf, waar zij niet weinig er toe bijdroeg tot de waardering, waarin het Neder landse voetbal zich in den vreemde verheugt. En wanneer wij dan hier gedenken, het vele goede, dat Ajax Floor een juiste opvatting van zijn eigen belang, daarmede tevens voor de voetbalgemeenschap in haar geheel heeft ver richt, dan mogen wij niet vergeten, dat de basis daarvoor was, de toewijding door zo tal bestuursleden en spelers betoond, aan de zaak waarvoor zij zich gaven. Namen wil ik daarbij niet noemen omdat men door een on willekeurig vergeten van een oude getrouwe, zo licht een on billijkheid begaat. Bij een jubileum pleegt men niet alleen achterwaarts, doch ook voorwaarts te zien. In dat opzicht ver heugt Ajax zich in de gelukkige omstandigheid een bestuur te bezitten, dat getoond heeft bij uitstek deskundig te zijn ten aanzien van de hem opgelegde taak, zodat naast voldoening over het verleden, optimisme en vertrouwen de stemming is, waarin de vereniging haar toekomst kan tegemoet gaan. Dat deze verwachting in vervulling moge gaan en dat Ajax nog tal van jaren als één der steunpilaren voor het Amsterdamse en Nederlandse voetbal moge gelden, is de wens van w.g. C. A. W. HIRSCHMAN, 2e voorzitter N.V.B. En daar alle goede dingen meestal in drievoud plegen te worden opgediend, laat ik tot slot nog even onze onver getelijke sportmakker, wijlen Han Hollander aan het woord, een man, die niet alleen een kundig journalist was, maar door zijn voetbalkennis en flux-de-bouche zo boeiend over de dartele sprongen van het bruine monster wist te vertellen en in Uw huiskamer bracht.

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1949 | | pagina 2