J
Sneeuw is er altijd wel
in eerste instantie niet mochten mopperen. Als de zon schijnt
is IJsland toch wel schitterend, want zoiets zie je inderdaad
maar eens in je leven. Onze weg voerde langs schitterende
bergen, dan weer door mooie dalen naar het eindpunt van
dezen dag.
Tingvellir wordt door de IJslanders beschouwd als een soort
heilige plaats. In de oudheid, ongeveer 800 j. na Christus moet
deze plaats het centrum zijn geweest van het toenmalige ka
binet. Verschillende ruïnes en oude gesteenten doen ons hier
aan herinneren.
Tingvellir ligt aan het ontzettend grote meer, het grootste
meer van IJsland. Het typische is tevens dat dit meer het
koudste water bezit van al het water dat in IJsland te vinden
is. Dit water heeft altijd een temperatuur van 2graden boven
nul. Hieruit volgt dan ook dat dit water, resp. dit meer het
eerste dicht gevroren is. Gedurende deze tijd wordt het dan
ook als een schaatsenrijdersparadijs betiteld. Het zal dan ook
inderdaad schitterend zijn. Dit natuurschoon benaderen wij
door een weg die als het ware aangelegd was met de hand,
door kloven van hoge bergen. Doch deze geul is volkomen
natuurlijk in de loop der jaren ontstaan. De weg of liever ge
zegd dat pad is ongeveer 3 meter breed en naar beide zijden
ziet men de rotsen, soms erg uitspringend, zodat men het ge
voel krijgt dat een en ander naar onderen kan vallen. De
hoogte van deze rotsen bedraagt gemiddeld 100 tot 150 meter.
Het was dan ook werkelijk een fantastisch gezicht, daar zo
door heen te rijden.
Deze rotsen bestaan alle uit lava steen, wel een bewijs dat
het hier in de oertijd flink huis heeft gehouden. Een eind
verderop van deze slurf vervalt men van het ene natuurwon
der in het andere. Het wemelt hier van watervallen, zo mooi
en zo schitterend als men nog nooit gezien heeft. Bovendien
is het water hier zo rein en helder dat men de bodem van de
rivieren en meertjes tot een diepte van ongeveer 4 tot 5 meter
gemakkelijk zien kan. Men ziet dan op deze bodem de plan
tengroei in allerlei schakeringen. Wij zijn ook nog boven op
deze rotsen geklommen, waarbij wij langs een tamelijk stijle
wand naar boven zijn gegaan, daarbij gebruik makende van de
uitstekende rotspunten *als punt van houvast. Eenmaal boven
gekomen stonden we op geen halve meter afstand van de
waterval, die op deze plek wel 50 tot 60 meter naar beneden
valt. Het plateau op deze bergen was geheel vlak en meestal
begroeid met mos en onkruid.
Eenmaal beneden gekomen gingen wij naar de z.g. „Wishing-
Cf