Mentaltraining.
Een mens komt nooit los van problemen. Toen ik in het begin van
deze eeuw wekelijks de huur bij de huisbaas mocht brengen, hield die
goeie man altijd een toespraak tot me, waarbij hij steeds aan het
einde de hoop uitsprak „dat ik een nuttig lid van de maatschappij zou
worden". Waarom hij dat deed weet ik niet. Misschien twijfelde hij
aan de toereikendheid van de krachten, die in mij sluimerden of vond
hij ,dat ik verkeerd werd grootgebracht een mening, die misschien
hier en daar en nu en dan ook in onze kringen gedeeld wordt. Maar
hoe dan ook, ik zat er mee, want voor mij was dit m'n eerste grote
probleem, want de enige Maatschappijdie ik toen kende, was de
Heineken s Bierbrouwerij Maatschappijdie enige etablissementen in
onze straat op gezette tijden van dorstwerende middelen voorzag. En
ofschoon ik toen reeds een vaag vermoeden had, dat m'n vader er een
ijverig supporter van was, kon ik niet vatten wat IK nu bij die Heine
ken's Bierbrouwerij Maatschappij moest doen en Wim Volkers, die
me wegwijs had kunnen maken, was helemaal nog niet zo ver. Lang
zaam aan is dit probleem voor mij op de achtergrond geraakt, maar nu
zit ik weer met zo iets waar ik geen raad mee weet, n.l. de mental
training.
Laat ik meteen vertellen, dat ik verder ben dan kleine Piet, die dacht
dat het Menthol-training was en dat de spelers dropjes kregen voor de
wedstryd. Nee, ik weet, dat het gaat om psychologische beïnvloeding.
En dat het mogelijk is, langs psychologische weg de mensen individueel
of en masse te beïnvloeden, daar twijfel ik niet aan. Voor zover dat
nog nodig was, heeft het stukje wereldgeschiedenis, dat we achter de
rug hebben, het bewijs wel geleverd.
Maar wat me benauwd is, dat we nu, naast ons lichaam, ook nog onze
ziel moeten laten masseren om voor ons plezier een voetbalwedstrijd
te spelen. U ziet, ik kom, evenals mij m'n anti-ruw-spel- en anti-af braak-
geschrijf, weer op m'n oude stokpaardje terecht, n.l. dat wc voetbal
spelen voor ons genoegen, voor onze ontspanning. Dat dit ook met
inspanning gepaard kan gaan, is een tegenspraak, die slechts schijn is.
In m'n prille jeugd heb ik eens bij een onderlinge touwtrekwedstrijd in
de Rozenstraat, ondanks m'n gering aantal kilo's, zó hardnekkig weer
stand geboden, dat m'n tegenpartij acuut alle tegenstand opgaf en het
touw liet schieten, met het gevolg, dat ik, behalve in de finale, ook
nog, dwars door een laag bij de straatse etalageruit in een snoepkelder
terechtkwam, waarvan de bazin na van de eerste schrik bekomen te
zijn tot haar opluchting constateerde, dat ik onbeschadigd en het
zoontje van de slager was. Welke laatste factor natuurlijk verband hield
met de solvabiliteit, die in onze straat nog wel eens te wensen overliet.
En later heb ik generaties voetballers-met-hart-en-ziel aan m'n ogen
zien passeren die stellig geen enkele aanmoediging nodig hadden om te
spelen voor wat ze waard waren.
Zo in het oude Ajax b.v. Frans Schoevaart, die kopte, puur uit z'n
eigen, de bal vanuit het doelgebied tot ver over de middenlijn en als
ze diens prestaties nog mysterieus opgeschroefd hadden, zouden de
terreinen te klein geworden zijn en hadden we daarmee weer gezeten.
En als z'n broer Jan, nog enthousiaster was gaan spelen, hadden ze
èn voor z'n eigen-, èn voor de tegenpartij een andere bezigheid moeten
zoeken, want hij had zo al haast altijd de bal.
Zo kan ik doorgaan tot op het heden, denk eens aan Piet Leemhuis,
die met de bal ravotte als een jonge hond en zijn lichaam in de meest
fantastische sprongen kronkelde en draaide om de onmogelijkste ballen
toch nog met benen of hoofd uit de lucht te plukken.
Natuurlijk zijn er ook anderen, bedachtzamen ijskouden, als IJ
wilt maar acht U het mogelijk of zelfs'Wenselijk die te veranderen?
Beide soorten als we alles in twee nuances willen onderbrengen
zijn nodig en vullen elkaar aan. Wie zou bijvoorbeeld Abe Lenstra
willen veranderen? En nu kom ik tot de directe aanleiding van dit
stukje, het vervolgverhaal in de Volkskrant, over Abe Lenstra, de
mens, de Fries, de voetballer. Een verhaal, spannend en compleet met
remcomplexen en aanverwante artikelen.
Wellicht ten overvloede stel ik nog even voorop, dat wij in onze
waardering voor Abe Lenstra geen enkel remcomplex hebben, hetgeen,
gezien de aard van het Ajax-spel, geen verwondering zal baren. Het
enige, dat we betreuren, is dat „Us Abe" niet us Abe is.
Er gaat een verhaal ,dat Abe eens, in verband met mental-training,
gezegd heeft, niet van al die poespas te houden en de Volkskrant
vertelt, dat Abe door een donderrede vlak voor de wedstrijd volledig
uit zijn concentratie gebracht werd en er een remcomplex van over
hield. Ik voor mij geloof, dat als Abe zelf de diagnose had mogen stel
len, doodeenvoudig verklaard zou hebben, dat hij de p had inge
kregen over al die opschroeverij. Want U mag mij geloven of niet,
maar als Holland de laatste wedstrijd tegen België had gewonnen, dan
zou de bittere chocola toch duurder geworden zijn en dan had U
evengoed Egyptische sigaretten naast de Virginia moeten nemen. Trou
wens, wat is er met die mental-training bereikt? Zeker geen spel-
verbetering. En de vele kampioenschappen, die ons eerste heeft be
haald, zijn zonder donderredes tot stand gekomen. Het koel berekende
spel van Henk Hordijk en het fanatieke van Wim Gupffert kwamen bij
beiden van binnen uit en beiden elk op hun manier even fel op de
overwinning en waren er even blij mee. Naast al die normale voetballers
van uiteenlopend temperament en aanleg, zijn er zeker ook een aantal
gevallen, waar individueel langs psychologische weg wat te verbeteren
is daar zitten waarschijnlijk dan die gevallen bij, waarvan Jack
Reynolds zei: ,,'t Zit er in maar het komt er niet uit." maar dat die
defecten alleen op hun voetballen betrekking zouden hebben, betwijfel
ik. Maar voor wie is dit terrein bestemd? En hier komen we op ge
vaarlijk terrein.
Leest U om te beginnen dit fragment eens uit de Volkskrant:
„Van het ogenblik, waarop Karei Lotsy met het Nederlands
elftal opzienbarende resultaten boekte door middel van zijn
mentale trainingsmethode, is bij velen belangstelling gewekt
voor de psychologische factoren in de sport. Men ging inzien,
dat de geestesgesteldheid voor de sportbeoefenaar van enorm
grote, zelfs van beslissende betekenis is, om tot topprestaties
te komen. Dat had tot gevolg, dat vele clubleiders zich geroe
pen voelden om als mental-trainer te gaan optreden. Er onstond
een hausse in „Karei Lotsy's" en er waren er onder hen, die
zich ook zo noemden.
Het is gebeurd, dat Lotsy een vergadering bezocht van een
voetbalvereniging en aan iemand, die een poosje aan het woord
was geweest, vroeg: „Wie is U eigenlijk?" De man in kwestie
antwoordde: „Ik ben de Karei Lotsy van onze club." Nu is het
totale succes van deze mental-trainers zeer beperkt gebleven,
eenvoudig omdat psychologen van origine slechts zeer dun zijn
gezaaid.
De geestesgesteldheid van een speler is trouwens dermate
subtiel, dat iemand, die op dit terrein niet in voldoende mate
thuis is, daaraan onberekenbare schade kan berokkenen."
Nu zijn de heren Lotsy en Herberts ontwikkelde mensen, die zich
wel hoeden zullen niet te ver te gaan, maar die heren, die zich de
„Karei Lotsy" van hun club noemen, weten die óók de grens? Waar
gaat mental-training over tot ordinair ophitsen met alle gevolgen van
dien? Al dit gedoe ruikt naar onbevoegd uitoefenen van geestelijke
geneeskunst. En dat we daar onze amateursport mee dienen, geloof ik
niet.
„Gezel" beschreef eens een paar jaar geleden in de Volkskrant hoe
hij in het Oosten zo gewoontjes weg bij een hem goed bekende club
de kleedkamer wilde binnenwandelen en toen een Hermandad hem de
weg versperde met de mededeling, dat de spelers in concentratie
waren. Door het vensterruit zag Gezel toen een aantal spelers met
bleek-gespannen gezichten luisteren naar een toespraak en Gezel con
stateerde dat, mocht het dan niet helemaal waar zijn, dat vroeger
v. Diermen de deklat aan splinters schoot of dat Bok de Korver twaalf
uur achter elkaar had kunnen voetballen zo dat nodig ware geweest,
het vroeger in ieder geval gezelliger was en zou ik er aan toe
willen voegen een beetje evenwichtiger ook. Want het moge dan
voor Churchill een buitengewone voldoening zijn, dat zijn memoires in
dezelfde krant verschijnen als die van Abe Lenstra, voor de arme
Steenbergen was het stellig niet leuk overal met grote koppen zijn
handsbal vermeld te zien. Vrij Nederland heeft een geestig en raak
artikel geschreven over die alle gesprekken en samenleving beheer
sende handsbal en weer in de Volkskrant verschenen de kostelijke
stukjes van Godfried Bomans over Arie Rekelbast, de mens, de Haar
lemmer, de voetballer, die een waardevol tegengif vormen tegen de
schadelijke overdrijving, die onze sport doet ophouden sport te zijn.
Een goed sportsman heeft voldoende ambitie in zich om z'n spel te
beoefenen zo goed als hij dat kan, want eerst dan is het spel waard
gespeeld te worden, maar dat kan, om het even of het biljarten,
voetballen of schaatsen is, zonder hocus pocus.
Adé.