Uit het land van Saidjah en Adinda. Wederom ontving Jan Elzenga enige „Indische" brieven. Ons woord gestand in ons vorig clubblad beloofden wij, iedere maand twee brieven te publiceren hebben wij nu de epistels van Dick de Sterke en Wim Gunzel opgenomen. Dick vertelt over een partijtje voetbal (er schijnt daar in dat warme land op zeer exclusieve manier gevoetbald te worden) en Wim schil dert ons het tafreel van de ontvangst van een Ajax-pakket. Clubgenoten, laat de brief van Gunzel voor U een aansporing zijn, het „Ajax-Indië-Comité" met de daad te blijven steunen. Aan Dick en Wim onze dank en daarbij de wens (dit geldt natuurlijk ook voor de andere vrienden onder de tropenzon) veel geluk en een spoedige-, behouden thuiskomst. VOETBAL IN DE TROPEN, EEN NAGEL AAN DE DOOD KIST VAN DE DOKTOREN. Een complete volksoploop. Hebt U ooit zo'n massa mensen bij elkaar gezien? Toch zijn het er maar vijftien. Inderdaad juist, geachte lezer, maar wekt het bij U geen bevreemding op, 15 mensen te zien wachten bij de deur, versierd met het wel bekende Rode Kruis-teken op een witte achtergrond? Vijftien tropengeschikte militairen, de beste Nederlandse zonen, staan zielig en met pijnlijke gezichten in de rij. Voor de dokter. U houdt van voetbal? Ik ook. U speelt zelf? Op een goed veld met echte schoenen, een echte goal, en witte krijtlijnen? Zij ook, alleen onder andere omstandigheden. Bij U komt het natuurlijk weieens voor, dat een speler hinkend het veld ver laat? Disini djoega. Wat dit betreft is alles gelijk. Maar nu de rest. Op een zekere morgen rinkelt de telephoon. „Vaandrig, kun nen we voetballen tegen de Staf-Cie?" Als U die bloeddorst in de stem had gehoord, zoudt U ook niet hebben durven weigeren. Na mijn toestemming te hebben gegeven mocht ik nog even sidderen bij de grauwende woorden:: „We zullen die worstendraaiers en leerlappers eens leren een tirailleur compagnie met respect te behandelen." Wanneer U weet,, dat de onderdanen van de Staf de kruideniers van een Infanterie- bataljon zijn, en ook ik tot deze Compagnie behoor, dan be grijpt U zeker mijn tijdrekken nadien. Gelukkig liet mijn dienst het niet.toe aan dit bloeddorstige gevecht deel te nemen, hetgeen toch niet mocht verhinderen, dat ik kans zag alles gade te slaan. Gezeten in een palmboom, slechts gedekt door wat pisangbladen, aanschouwde ik de veldslag. Komt U even naast me zitten. Een veld van 60 bij 60 m., geultjes aan de kant i.p.v. krijtlijnen, aan weerszijden twee opstaande bamboelatten met daarbovenop een derde. Tien paar voetbalschoenen en 12 paar kistjes, alles onder de koperen ploert om 4 uur 's middags. De scheidsrechter, natuurlijk een specialist, had nog geen drie minuten het begin gefloten of twee man lagen met bloederige neuzen tussen de gewapende macht aan de kant. Het feest was van korte duur. Na vijf-en- dertig minuten werd de wedstrijd gestaakt, aangezien er geen reserves (of vrijwilligers?) meer waren en slechts 16 man het veld bevolkten. Twee keepers uitgeschakeld. Een bal in de maag en een afgeschoten deklat, die met een sierlijke boog een schedel kraakte, deed ze sneuvelen. Elf beenblessures, half afgerukte oren door het miskoppen, zonnesteken, bloedneuzen, maagballen, voetblaren en ver brande lichamen veroorzaakten dit ontijdig einde. Hoe er nu 15 op ziekenrapport kwamen? Ik weet het niet, maar drie blauw-groene ogen en een rekening van 11 bier glazen en 7 flessen uit de cantine, verklaarden wel iets. Ook de Ref. zag ik 's avonds. Hij was er het ergste aan toe en deed niets anders dan zuchten, steunen en woest kijken. Enfin, de dokter had ook weer werk. Hij houdt niet van voetbal. Zoiets kan ik me niet begrijpen. Nu gaan ze nog basketballen ook en daarbij moet ik meedoen. Houdt U daar ook zo van? B. D. DE STERKE. Geachte Commissieleden, Op 5 December j.l. bracht de post mij een verrassing; een pakketje uit Amsterdam. Bij het openmaken kwam de tweede verrassing: het was afkomstig van het „Indië-comité Ajax'. Als een klap op de vuurpijl en derde verrassing kwam 's avonds laat nog over P.C.J.-wereldomroep het bericht door, dat Ajax met niet minder dan 40 de uitwedstrijd tegen Xerxes had gewonnen. Sinterklaas had dus wel weer voor de nodige surprises ge zorgd, of, zoals Dick van Rijn de volgende avond in zyn sport- praatje over P.C.J. vertelde: „op de voetbalvelden werd gisteren kwistig met pepernoten gestrooid; bij Blauw-Wit De Volewyckers deed de Goed Heiligman zelf de aftrap en dank zij zijn aanwezigheid werd zijn principe „Eerlijk zullen we alles delen" stipt opgevolgd (22). Het spijt mij echter niets, dat bij XerxesAjax, waar het zelfde rantsoen pepernoten werd verstrekt, Ajax de koek, en Xerxes de gard mee naar huis kon nemen! Speelt die oude Griek tegenwoordig niet behalve voetbal, ook nog voor Sin terklaas En dusWie appelen vaart, die appelen eet Laten we allen hopen, dat Ajax nog heel wat appelen te vervoeren krijgt, wie weet, misschien toch nogmaar ja, deze wens moeten alle Ajacieden maar op Kerstmis boven aan hun verlanglijstje zetten, de Sint heeft zijn best gedaan! Nu wat het pakket zelf betreft, nog het volgende: De inhoud was prima, precies van die dingen, die je net nodig hebt, en alles is uitstekend aangekomen. Voor het stoffelijke gedeelte kan ik bedanken, deze dank is te meten aan de hand van geurend zeepschuim, de keel strelende tabaksrook, glad geschoren kin, advertentie-achtige tanden (U weet wel, dat beroemde geheim van de goede ver koper) kauwgum na een wedstrijdje onder de tropenzon en pepermunt na het doerian-eten. (Wie niet weet hoe doerian ruikt, moet het boek „Suikerfreule" maar eens lezen.) Dit deel van mijn dank spreek ik dan ook van ganser harte uit. En nu dat andere deel, ja, wat kan ik daarop zeggen? Als je een pakketje krijgt van thuis, van je verloofde, of heel goede familie, dan is dat zo moeilijk niet. Om eerlijk te zijn, dat verwacht je in je hart eigenlijk wel. Niet, dat je dan zegt, „Het wordt tijd dat ik er weer eens een krijg", integendeel, maar het is feitelijk een bevestiging van het feit, dat je alléén maar van huis weg bent en niet uit de zo vertrouwde omgeving. Ik heb in het Ajax-nieuws gelezen hoe de voorbereidingen voor Uw verzendactie werden getroffen. Ik heb gelezen, dat de bijdragen kwamen uit de leden zelf, dat vooral de Ajax- jeugd zich niet onbetuigd liet om een echte Ajax-goal te scoren. Velen van de schenkers ken ik niet en zij mij evenmin, de oorlog en de daarop volgende dienstplicht waren nu een maal niet bevorderlijk voor een nauw contact en dat duurt voor de meesten onder ons, militairen, nu al een jaar of vijf, zes. Ik kreeg dus dit pakketje alleen omdat ik als militair en Ajaxlid in Indonesië mijn dienst vervul enomdat Ajax toch ook één grote familie is. We lezen in het clubblad vaak uitdrukkingen als „de Ajaxfamilie" en toen ik de vorige zin schreef, werd mij de betekenis van deze woorden plotseling duidelijk. Het was niet meer zo maar een uitdrukking, maar het werd een waarheid. Het tweede deel van mijn dank is dus nu helemaal niet meer moeilijk uit te spreken, als je een pakketje van thuis krijgt, schrijf je niet terug, dat je zo blij bent, dat men daar aan je denkt. Je bedankt voor de inhoud en zonder verder iets te zeggen, weten afzender en ontvanger, het is verstuurd omdat je nu eenmaal bij elkaar hoort. Dat Ajax zo'n familie is, moet ons allen nog trotser maken op de club, dan we al zijn. Wanneer een militair hier een pakje ontvangt, zijn er altijd een aantal gedienstige geesten, die bang zijn dat je het niet alleen kunt openmaken. Zo ook met mij. Natuurlijk schep ik op (er zit onder mijn collega's een Xerxes-man), maar in het begin van de competitie vond iedereen, dat ik nogal stil was op dit gebied. De laatste weken, kwam er echter al steeds meer leven in. Toen het openmaken van het pakje! Ik heb maar eens laten opsteken echter onder voorwaarde: ieder moest luid keels „Hup Ajax" roepen. Zelfs de Xerxes-man deed mee. Misschien heeft het bijgedragen aan de 40, de Xerxes-man was erg stil 's-avonds, maar ja, als je ook je club hebt ver loochend Voor allen hartelijke groeten van Uw lid Batavia, 10 December 1948. W. A. GUNZEL.

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1949 | | pagina 2