2 AJAX„KOPENHAGEN" BOLDKLUBBEN 1876. Vermoedelijk zijt gij, „kroniekverslinder", die gedenkwaardige Woensdagavond naar het Olympisch Stadion geweest en hebt gij, weggedoken in Uw, misschien splinternieuw-, misschien vóóroorlogs duffeltje, van Uw hoogverheven tribuneplaatsje neergeblikt op dat helverlichte grastapijtje, dat zo sterk deed denken aan een rokerig kroegje, vier bruine poten en een hardgroene lap. Onontbeerlijke attributen uit het wereldje van ,,drie kleurige ballen (rood-wit) en een queue", waar een v. d. Pol, De Leeuw, Sweering en hoe al die geniale pomerans-krijters mogen heten, ragfijne passes en ge linieerde trekballetjes weggeven, gelijk Sinterklaas pepernoten (maar dat is lang, heel lang geleden, U weet wel, in die „goede oude tijd"). Waart gij die avond niet in Dick Bessem's betonnen colossus, dan hebt gij iets schoons gemist. K.B. (spreek uit: Kee Bie), mag dan een amateur-team zijn, mag dan met vier invallers naar Holland zijn ge komen de Denen hebben zeventien spelers voor het eerste elftal, die niets voor elkander onderdoen (zelfs de wonderbaarlijk snelle en virtuoze rechtsbuiten was een reserve-speler) dat de heren een nummertje voetbal weggeven waar wij niet iets, maar heel veel van kunnen leren, staat vast. Een paar bewijzen van hun kracht: ettelijke malen kampioen van Denemarken, A.I.K. in eigen home met 21 geklopt, de Chelsea-reserves in Londen verslagen en in Kopenhagen het eerste elftal van Chelsea met 21 opgeknapt. Momenteel met zeven gewonnen en een verloren wedstrijd aan het hoofd van de ranglijst en bovendien nog groot-leveranciers van internationals. Het huidige elftal bevat zeven cap-dragers, waarvan drie tegen ons niet meededen. Momenteel is de club zonder trainer en oefenen de K.B.- ers onder toezicht van de voorzitter dér elftal-commissie. De leider van het toer-elftal was de oud-international Leo Dannin (45 interland- matches) die dit als speciale bijzonderheid nog tegen onze clubgenoot Jan de Natris heeft gespeeld. Verder spelen de heren systeem, d.w.z. drie backs, doch naar het spel zich ontwikkelt, met aanvallendeof verdedigende spil. De jeugd-elftallen worden echter wat men tegenwoordig pleegt te noemen volgens het ouderwetse systeem opgevoed. Dat doet men, om er all-round voetballers van te maken. Tot zover enige bijzonderheden over K.B. en keren wij terug naar de helverlichte grasmat van het Olympisch Stadion. Ruim tienduizend voetbal-aanbidders dat moeten mensen met een fijne neus zijn geweest bevolkten de tribunes, toen de heer Nijs de elftallen front liet maken voor de ere-tribune. Stram in de houding luisterden de Denen en onze spelers naar de Volksliederen, vervolgens de traditionele bloemen en- vaantjes-uitwisseling door de captains en even later bewijzen aanmoedigingskreten, dat het spel begonnen is. De Denen beginnen overdonderend en zelfbewust, Ajax, volgens de bekende Hollandse eigenschap, met de kat uit de boom te kijken. Het zwaartepunt ligt bij ons in de verdediging en dat is maar goed ook, want de Denen blijken razend snelle, uiterst handige en uitge kookte voetballers te zijn. Hun combineren is af, hun positiekiezen en balcontröle perfect, hun techniek van professorale allure. Onze defensie, goed gesteund door de halflinie, heeft al haar kennen en kunnen nodig om de score blank te houden enhet gelukt. De muur voor ons doel wankelt wel, doch houdt stand en dat geeft onze aanvallers moed. Wat wel te hopen, maar niet te geloven valt, gebeurt. De kat komt plots uit de boom, eerst schuchter, maar dan ineens een felle sprong. Joop Stoffelen geeft een van die zogenaamde „lange halen over de hele" naar Fischer en eer dat de Deense back realiseert wat er eigenlijk aan de knikker is, „dieselt" Gerrit op Nielsen af; dreunt de bal oerhard en droog in het net. Een real-Fischer doelpunt, waar mede in ieder geval de broze voetbaleer is gered. De Denen kunnen dit staaltje voetbal niet zo gauw wisselen, raken ietwat de kluts kwijt en staan plots tegenover een Ajax, dat nu de lakens uitdeelt. Razend snelle Ajax-aanvallen volgen elkander op en als Fisscher na een pijlsnelle ren de bal weer voor het Deense doel brengt, zorgt Kees Wolfers, na enig geharrewar, voor nummer twee. Dat wordt de K.B.-ers te bar, vanaf de aftrap zig-zagt het blauw-witte quintet langs de rood-witte verdedigers, middenvoor Iversen glipt voorbij Potharst en v. d. Linden enwij noteren al 21. Doch mis.... Gerrit spurt uit zijn doel, een schot, een sprong enhet staat nog steeds 20. Een fantastische save. Maar de Denen laten niet af, komen steeds terug en doelpunten kunnen haast niet uitblijven. Zij bleven ook niet uit, maar eer het zover was, moest er nog heel wat gebeuren. Gerrit verdedigde zijn doel fenomenaal, stompte een bal over de lat, waarvan wij later onze kleinkinderen zullen ver halen en verrichtte een serie wonderbaarlijke reddingen, die menig doelman een heel seizoen niet in zijn kladboekje tegenkomt. Onder de bedrijven door zorgde Fischer haast voor nummer drie. Weer was het Stoffelen, die onze vleugelman met zo'n hierboven reeds be schreven bal aan het werk zette. Een furieuze ren langs de back, een gloeiend schot, doch nu stompt Nielsen met een prachtige duik de bal uit zijn doel. Het publiek leeft volop mee en moedigt onze jongens er blijken toch nog heel wat Ajax-supporters te zijn hartstochtelijk aan. Het baat echter niet, want Kopenhagen is sterker. De rappe Denen bestormen steeds feller ons doel en als Potharst vlakbij de rand van het strapschopgebied per ongeluk de bal met de hand speelt, geeft de heer Nijs penalty. Gerrit doet nog een wanhopige sprong, maar het schot is raak (21). Even zijn onze jongens van de kook en dat kost een tweede doelpunt. De linksbuiten passeert in een rush v. d. Hart en Potharst, geeft vlak voor het doel een trekbal en Jörgen Iversen doet de rest (22). Wij vrezen het ergste, doch de enkele minuten, die nog resteren eer het halftime is, weet ons team zich staande te houden. Rust alzo 22, waarmede een prachtige eerste helft is afgesloten. Eerlijk gezegd, leefden wij, met alle respect voor het goede spel van onze jongens, met deze score boven onze stand. De Denen speelden beter, doch troffen onze mid denlinie en verdediging, met Keizer aan het hoofd, in grootse vorm. Bovendien hadden zij van de „duivelse" Fischer niet terug, waar mede èn de twee „Kopenhagen" èn de twee Ajax-doelpunten ver klaard zijn. Dagen later zeiden de Denen, toen wij de match nog eens bespraken, „ja, wij hadden helaas geen Fischer", want het was Gerrit, die door zijn razende rennen onze club aan de over winning hielp. Dat ging zo. Vanaf de aftrap zaten de Denen weer voor ons doel en het duurde niet lang, of Keizer werd van dichtbij voor de derde maal gepasseerd. Dat was psychologisch verkeerd bekeken, want onze jongens, die feitelijk niet hun gewone spel hadden durven spelen, werden, nu er toch niets meer te verliezen viel, ineens brutaal. Het echte Ajax spel kwam plotseling voor de dag en deed ons levendig denken aan enige kampioenswedstrijden. Opgestuwd door v. d. Hart, Stoffelen en v. d. Veen, die een prima wedstrijd speelden, ging onze voorhoedè er telkens vlot combinerend vandoor en de Deense achterhoede kreeg het heel, heel moeilijk. Van Dijk dribbelde twee, drie tegenstanders voorbij alsof dat een peuleschil was en Bruins, met zijn stevige body, schudde zijn be lagers af, gelijk een poedel, die na een bad de overtollige water druppels kwijt wil raken. De Denen stonden er beduusd van, wisten geen goed antwoord meer te geven op de vragen, die de Ajax-voorhoede stelde en werden hoe langer hoe meer gedrongen naar de hoek, waar uiteindelijk de klappen vielen. Wel probeerden zij zich nog via hun snelle vleugel spelers te doen gelden, maar Potharst en v. d. Linden Henk, die voor halftime met zijn tegenstander haast geen raad wist, had zijn opponent nu door gaven geen pardon meer. Het werd voor de Denen bij de minuut moeilijker de steeds maar weer aanstormende Ajacieden een halt toe te roepen en hun uitstekende doelman, die met zijn enorme uittrappen alras het publiek op zijn hand had iedere uittrap werd begeleid met een langgerekt sissend geluid kreeg volop gelegenheid te tonen, waarom hij vele malen voor het Kopenhaagse elftal werd gekozen. Harde schoten van Bruins, Wolfers en Brokmann stopte hij klem- vast en een kogel van Fischer stompte de Deen volgens de regelen der kunst over de lat. Een kwartier voor het einde werd hij echter gepasseerd en weer was het Fischer, die hem dat leverde. Een af gemeten center van v. d. Hart kwam bij Wolfers terecht, Kees gaf onze vleugelman meteen een vrij veld, waarvan Gerrit profiteerde. Uit de verte zagen wij een rood-wit shirt wegschieten, toen zagen wij iets wits flitsen, waarna een donderend gejuich en een op de grond liggende, geel-getruide doelman ons bewees, dat Gerrit had gelijk gemaakt. Drie tegen drie, nog een klein kwartier de tijd en een Ajax in een „winning mood". Dat kon nog schoon worden, zulle enhet werd schoon. Wel viel Stoffelen uit en nam Adje Waldeck zijn plaats in, maar dat hinderde niet. De zege bleek binnen ons be reik te liggen en die moest en zou behaald worden. Zij werd be haald. En hoe? Met knap uitgedachte en uitgevoerde combinaties werden de Deense voetballers, die toch overduidelijk hadden ge demonstreerd, dat zij het edele voetbalspel niet volgens klompen- school-begrippen speelden, voor het dilemma gesteld: óf met man en macht verdedigen, óf verliezen. Misschien begrepen zij het gevaar niet, misschien hoopten of vertrouwden zij nog op de kracht van hun stormlinie, in ieder geval, de defensie werd niet versterkt en in de felle schijn van honderd priemende lampen versmolt de roem van een zege op de Hollandse kampioenen. Weer was het Fischer, en nu voor de laatste maal op deze plesante voetbal-avond, die de wanhoop der Denen werd. Een onmogelijke bal werd door Gerrit, na een razend ren-duel met een wanhopig spurtende Deen, op ongelooflijke wijze voor het doel gezet, waar Bruins met een „dat- moet-je-gezien-hebben" beweging het leder langs Nielsen kopte. Een legendarisch doelpunt uit een legendarische wedstrijd, dat door een brullende menigte werd begroet. Zo kwam het einde van een daverende wedstrijd, die in de her innering zal blijven voortleven, omdat hij ons bracht, wat wij helaas zo weinig zienvoetbal, voetbal. Na afloop zijn wij nog even in de kleedkamers geweestbij de Denen en bij onze ploeg. De Denen keken ietwat sip. Zij hadden in Denemarken een Hollandse ploeg zien spelennoemden het „poor football", en nu dit. Wij waren enigszins gelukkig geweest, maar verder alle respect en Fischer, tja, die hadden zij niet. Het Amster damse publiek vonden zij zeldzaam sportief, het Olympisch Stadion prachtig en de verlichting goed. Toen zijn wij naar onze jongens gegaan en dat daar de stemming opperbest was, laat zich denken. Men glunderde, want de „vorm" was er weer, de voetbalmachine liep gesmeerd en Dick Bessem was gastheer en in zijn restaurant hebben K.B.-ers en Ajacieden een „dronk" gewijd, Koolhaas speechte, Mr. Dannin speechte, de Denen schonken onze spelers eieren en kaas en toen viel het doek. Via de duistere catacomben van het Olympisch Stadion zochten wij onze weg en verdwenen in de nacht, stil nagenietend van een voetbalmenu, dat, figuurlijk gesproken, de tong streelde Competitie. „Het is „pet" met Ajax, jullie beroemde linkervleugel is waardeloos en een hernieuwd kampioenschap kan je wel afschrijven." „Met die halflinie van jullie is het ook „naadje" en hoe die knapen nog voor het Nederlands elftal in aanmerking komen, is een raadsel." Ziezo, dat kan je gratis voor niemendal in je zak steken endaar sta je. 't Is altijd prettig, als je iets (goeds) voor niets krijgt en al smaakt het niet, uit beleefdheid accepteer je, zij het gelijk de boer, die nodig naar een tandarts moet. Maar laten wij met twee benen op de vloer blijven. Tegen R.F.C. was het inderdaad „pet" en tegen Neptunus dito met een sterretje, doch wat zegt dat per slot van rekening. Wij hebben twee lelijke steken laten vallen en al gnuift nu de buitenwereld, wij komen wel weer terug. Over een kampioen schap behoeven wij ons geen illusies meer te maken, daar speelt onze ploeg momenteel te slap en te slecht voor. Het rammelt over de gehele linie en wat daarvan de oorzaak is, valt moeilijk te ver klaren. Wij kunnen er een jeremiade over afsteken, gaan vertellen dat Piet zo slecht plaatst en Klaas er zo verduveld weinig aan doet, maar wat geeft dat. Wij weten, dat Keizer en zijn mannen er wel iets van kunnen en kennen en als het moet een voor Hollandse voetbalbegrippen ideaal partijtje uit hun bodies persen. Maar ja,

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1947 | | pagina 2