Magische kracht. 6 Theo Brokmann Sr., voorzitter van de elftal-commissie, volgt met intense belangstelling het spel. (Foto: Anefo-Noske) Op weg van het Goffert-stadion via Atlanta (N.) naar Krasnapolsky te boek gestelde indrukken van de „Slag van Nijmegen", dd. Juli 1947. Indien wij ons bezinnen op de belangrijkste verrichtingen van het rood-witte keurcorps in het seizoen 1946-47, rijst een psychologische vraag. Deze: hoe kómt het, dat wij allen, van Marius tot de jongste adspirant, van onze vorser der Vogelkopgebieden tot de in de scha duwen der vereniging levende onbekende donateurs ons zó verknocht gevoelen aan dat geheel, waaruit naast tal van andere zegepalmen vijftien afdelings- en acht landskampioenschappen zijn voortge komen? Kennen wij, ook in dat opzicht, ons zelve? Ja, en nog eens ja! Ajax, zoals het is gegroeid in de loop der jaren, werd voor vroegere en latere generaties een BEGRIP, aan ons leven wie wij dan ook verder mogen zijn onverbrekelijk verbonden. Ik spreek hier slechts over de eigen ledenkring, in de ruimste zin des woords, daarbij nog geheel buiten beschouwing latende de aanhan kelijkheid van de sportief ongeorganiseerde Amsterdammer aan ook „zijn" Ajax. Een begrip, vrienden, waarin wij waarderen pres taties, saamhorigheidsbesef, eenheid van sportieve belangen, sensaties, verstrooiing en al hetgeen ons verder in het dagelijks leven verbindt. Het begrip, dat heeft geleid tot een band, die wij niet gaarne zouden slaken. Omdat daarin zoveel vreugde is gelegen. Vreugde, stemmend tot erkentelijkheid tegenover hen, die de resultaten op het scoring- bord brachten en tegenover hen, bestuurderen en commissieleden uit. tegenwoordige en vroeger dagen, die de associatie hebben op- en uitgebouwd. Functionarissen, zonder wier gestadige en belangeloos gegeven energie onze dierbare vereniging het niveau, waarop zij zich reeds tientallen jaren bevindt, nimmer zou hebben bereikt. Door geen naam afzonderlijk te noemen, verwijlen wij in de geest bij hen allen, onder verzekering, dat aan de verdiensten van geen hunner ook maar iets te kort mag worden gedaan. Natuurlijk brengen de eigenaardigheden van elke maatschappelijke groepsvorming typische moeilijkheden mede. Altijd zijn er wensen, die niet geredelijk kunnen worden vervuld. Der democratie van dit tijdsgewricht ten spijt, zijn er gebeurlijkheden, neigingen, houdingen, over welker juistheid een vruchtdragende gedachtenwisseling mogelijk is. Men kan van oordeel zijn, dat separatistische stromingen, een weinig autocratische manieren niet geheel vreemd zijn aan het Neder landse sportleven uit de jare 1947, maar anderzijds valt niet te ont kennen, dat op Gezag, en daarop alleen, kerngezonde sport-associa- ties worden opgebouwd. De mens, vooral degene, die zelf wil leiden, heeft daarnevens leiding nodig, en is uiteindelijk dankbaar voor van Alphen's onsterfelijke vriend, die hem zijn feilen toont. Zie ik goed, dan zijn het niet in de eerste de drie en twintig kam pioenschappen van Ajax, die ons met fierheid vervullen. Voorop staat, dat zodanige eclatante successen mogelijk zijn geweest door een vastheid van lijn, een krachtig beleid, dat, en organisatorisch èn ad ministratief, de ganse Nederlandse sportwereld tot lichtend voorbeeld kan dieflen. Wie zou willen ontkennen, dat tussen onderling onbekende lieden, waar zij elkander ter wereld ooit ontmoeten, het ijs onmiddellijk is gebroken, indien blijkt, dat zij deel uitmaken van dezelfde Ajax- gemeenschap? Amici Tetzner en Posthuma, wij drieën kennen dat. Eens waren wij lid van datzelfde Noord-Nederlandse studentencorps, dat nog steeds onze liefde heeft en in welks lied de passus voorkomt: „Die band om onze harten (zal) nog lang zijn kronkels slaan". Ik ga verder: het contact tussen leden der zelfde sportvereniging is hechter, en vooral frequenter, dan met het corporatieve element, in- haerent aan reeds lang vervlogen academiejaren. De handen, die nu op alle tijden van de dag worden gedrukt ,de gelukwensen, die wij uitspreken, aanhoren, ons per brief, telegram of telefoon bereiken, zijn even zovele uitingen van dat magische en on verbrekelijke. Wij zijn ons die geheimzinnige kracht, dat onzichtbare fluidum, bewust, al onthouden wij ons doorgaans van een beredene ring van het verschijnsel. Door participatie in rood-wit clubverband verstaan wij ook beter dan derden vreugdedansen en andere uitingen van jolijt, die veelal outsiders aanstonds na de „Slag van Nijmegen" buiten de poorten van het fraaie Goffert-stadion ten beste agaven. Niet elkeen is het vergund zich, al dan niet gestimuleerd, over te geven aan vlagen van uitbundigheid. De kampioen van Nederland 19471948 heeft in zijn midden ook een aantal tot het wijsgerige geneigde personen, die met filosofische berusting hebben kennis ge nomen van de reacties van de aanhang der wederpartij, toen de in

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1947 | | pagina 6