14 speelden wij wel aardig samen, was onze techniek weer supe rieur aan die der tegenpartij, maar voor de M.V.V.-goal ge komen, ging het steeds mis en bleven doelpunten uit. Aan de andere kant werd meer succes geboekt en twee keiharde schoten gierden langs Gerrit, zodat met een 02 achterstand gedraaid werd. Een schrale beloning voor het door ons ver toonde spel. Na de rust kwamen wij beter aan onze trek. Het duurde wel lang, maar eindelijk scoorde Bruins een tegenpunt, hetgeen voor Fischer aanleiding werd er nog een extra schep op te gooien en Guus in staat te stellen gelijk te maken. Gerrit zorgde toen zelf maar voor nummer drie, waarmede de zaak rond en gezond was. M.V.V. had de pech, dat zij met enige invallers moest uit komen en tijdens de match nog twee spelers wegens blessures van het veld zag verdwijnen. Overigens was het een uiterst faire wedstrijd en deden de Maastrichtenaren zich kennen als zeer sportieve tegenstanders. Onze hulde en dank aan de dra gers van het rode shirt met witte ster. AjaxM.V.V. 3—1. Als voetbal niet om de „stand aanwijzende" punten ging en geldig verklaarde goals niet de wegwijzers waren naar de winnaars van het spel van lederen zak en houtwerk, doch een schoonheidscomité zich de taak zag toegewezen een uitspraak te doen over de match Ajax—M.V.V., dan was onbetwist het voor deze gelegenheid in Chelsea-shirts gestoken Ajax-team met overweldigende meerderheid als winnaar uitgeroepen. Het gaat echter nog steeds om de prozaische punten en al werd het dan een Ajax-zege, de drie door onze ploeg gescoorde goals drukten de technische meerderheid al heel slecht uit en werd het dus geen overweldigende victorie. Het was een strijd vol voetbalschoonheid. Een aaneenschakeling van tech nische handigheidjes, schijnbewegingen, ragfijne passes, knap uitgedachte en uitgevoerde voetbalborduurwerkjes, waarvan de kenner likkebaarde, maar die op hèt moment uitspatterden als de kop van een slecht soort lucifers. Een nare smaak, een stomme, onbegrepen vraag bleef naklieren en een échte Am sterdammer karakteriseerde de verloren illusie met „hoe be- staot ut". Zag U die meesterlijke dribbels van Dijkie, die prachtige combinaties tussen Gé en Guus? Maar zag U ook het schot van onze linksbinnen? Stoffelen zei na afloop zo kenmerkend en geestig: „Als Gé gaat schieten, houden de bezoekers op de staantribune tot afweer hun handen voor hun gezicht." Je moet er maar opkomen. Zag U ook het mees terlijk en beheerste spel van onze achterhoede en het venijnige schot, dat Keizer zo wonderlijk mooi uit de uiterste hoek van zijn doel haalde? De bergen werk, die v. d. Veen weer verzette en het zich steeds in stijgende lijn bewegende spel van v. d. Hart? (Niet v. 't Hart, zoals Cor tot zijn spijt in iedere krant moet lezen.) En zag U ook, dat listige hakballetje van die M.V.V.-er, waarop haast geen mens reageerde? Het was voetbal-A.B.C. van voren naar achteren, vlot opgezegd, doch bij de laatste letters onverstaanbaar uitgesproken. Het werd drie tegen één, -dank zij twee vlotte doelpunten van Bruins (het laatste niet zonder geluk) één van Drager, met een kansloos makende tik, na een ferme sprint, en een doelpunt door een keurige draaibal van M.V.V.'s middenvoor. Het doek viel bij deze stand, wij waren dankbaar voor het gebodene, maar niet voldaan, toen Dr. v. Moorsel, die deze gemakkelijke wedstrijd op zijn bekende, rustige manier tot ieders genoegen leidde, het eindsignaal gaf. Wij waren niet voldaan, omdat, hoe paradoxaal het misschien moge klinken, deze zege niet tijdig werd veilig gesteld. Nu was onze achter hoede steeds verplicht zich tot het uiterste te concentreren, daar een uitvals- en dus gelijkmakende goal nog een kwartier voor het einde tot de mogelijkheden behoorde en iedere voet baller weet, hoe onpleizierig spelen dat voor een verdediging is. Snel scoren, gents!, tot nut en genoegen van de Ajax- schare en onze defensie in het bijzonder. N.E.C.Ajax 06. „Het was voor mij een grote vreugde te kunnen constateren, dat Ajax, met enige jonge spelers in haar elftal, tot zulk een spel kon komen en het hergeeft mij de moed, de toekomst van Nederlands voetbal onder de ogen te zien," waren zo ongeveer de woorden van de heer Herberts, voorzitter der T.C. van de K.N.V.B., toen hij na afloop van de match tegen N.E.C. in de kleedkamer onze spelers en bestuur feliciteerde met het be haalde kampioenschap van Nederland. Een paar simpele woor den, die toch zo treffend weergaven, wat Keizer en zijn man nen die avond in de „Goffert' 'presteerden. Het in dat schone Nijmeegse stadion door onze ploeg vertoonde voetbal was van die aard, dat de neutrale toeschouwer zijn bewondering niet onder stoelen of banken stak, of kon steken. Het old nice Ajax-football had in volle glorie over het „Goffert-veld" ge vloeid en wij waren er trots op. Wij waren trots op onze jongens, die ons van zulk schoon en meesterlijk voetbal lieten genieten. Stil en gefascineerd hebben wij er naar zitten kijken en toen de heer Hofman met het laatste fluitsignaal de ban, die ons gevangen hield, verbrak, voelden wij iets van spijt, dat het doek moest vallen, dat de match ten einde was. Ook gaf het ons een spijtig gevoel, dat een deel van het Nijmeegse publiek vér voor het einde de arena verliet. Men gaf hiermede blijk, een nederlaag van het home-team zeer slecht te kunnen verdragen en voor voetbal, zoals het behoort gespeeld te wor den, niet rijp te zijn. Trouwens, over de sportiviteit van de Nijmeegse voetbalfans is wel het een en ander te zeggen, maar daar willen wij het niet over hebben; zo nu en dan bij het Maastrichtse of Amsterdamse publiek een lesje gaan nemen, lijkt ons een probaat middel om genezing te bevorderen. Het was misselijk. Maar laten wij ons bepalen tot de match. Geen ogenblik is de Ajax-zege in gevaar geweest, daar ons team direct zo over donderend speelde, dat zelfs een kind kon zien, wie hier met de overwinning zou gaan strijken. Tegen het zonder enige be rekening of overleg „ontzettend-harde-trappen-spel" der Oos telijke kampioenen, stelde Ajax een welberekend, zeer ge varieerd en technisch hoogstaand voetbal, dat de N.E.C.-ver- dediging voor zulke moeilijke problemen plaatste, dat zelfs zes stopperspillen er geen raad mee hadden geweten. Van der Veen, Stoffelen en v. d. Hart stuwden met de regelmaat van een goed lopend uurwerk ons aanvalsquintet op en met prachtig combinatiespel werden de Nijmegenaren van het kastje naar de muur gestuurd. Het ging met zo'n zelfbewustheid, zo regel- en doelmatig,dat de N.E.C.-defensie geen tijd kreeg om op adem te komen, laat staan een poging kon wagen haar voorhoede te steunen of aan bod te krijgen. Hoogstens een paar lange trappen bereikten de N.E.C.-storm- linie en dan werd de bal zo hard voorgezet, dat niemand er iets aan had. Bovendien waren Potharst en v. d. Linden in ongenaakbare vorm, zodat bijna iedere bal direct werd ge retourneerd of een aanval reeds in de kiem een ontijdig einde vond. Eenmaal kwamen de N.E.C.-ers er door en maakten zowaar een doelpunt, maar aangezien het reglement geen handdoelpunten toestaat, hechtte de heer Hofman er zeer terecht geen goedkeuring aan. In feite is dit de enige goede kans geweest, die N.E.C. heeft gehad en was er verder voor Keizer geen vuiltje aan de lucht. Wel moest hij nu en dan ingrijpen, maar dat deed Gerrit zo afdoende, dat tegenpunten tot de afdeling „onuitvoerbare droombeelden" behoorden. Aan de andere kant van het veld ging het fabriceren van doelpun ten heel wat gemakkelijker. Voor nummer één zorgde Bruins. Na een, vlotte combinatie kwam de bal bij Fischer. Even een tegenstander passeren, snel opbrengen, een bekeken balletje naar Van Dijk en Bruins deed de rest. Buitenspel, joelde en floot het geachte auditorium, doch de heer Hofman wandelde rustig naar het midden. Dat was dus de eerste steen, niet de steen des aanstoots, want die hadden wij al lang gehad. Het tweede doelpunt nam Bruins eveneens voor zijn rekening. Was de eerste goal dan een steen, nummer twee werd een Amers- foortse kei des aanstoots, doch met de koudbloedigheid, die zo kenmerkend voor een Noorderling is, wees de „ref" naar het midden. Van onze plaats hebben wij niet kunnen constateren, of het doelpunt in buitenspelpositie werd gescoord, maar vriend „Trie Trac" was de mening toegedaan, dat hier wel degelijk van „offside" sprake was, dus kunnen wij veilig aan nemen, dat ons team weer flink gemazzeld heeft. Het derde doelpunt, gescoord door Fischer, was „geheid", maar ook deze goal kon in de ogen van het publiek geen genade vinden, dus had de rust feitelijk met de stand 00 in moeten gaan. Het scoringbord noteerde echter 30, waarmede wij dan ook maar genoegen hebben genomen. De tweede helft moest rood-wit tegen de laagstaande zon in spelen, maar die handicap was toch geen bezwaar om de touwtjes weer stevig in handen te nemen. Onmiddellijk werd het N.E.C.-doel onder druk gezet en het laatste sprankje hoop van de Nijmeegse supporters vernietigd. Geen ogenblik ver slapte de aanvalsgeest van onze ploeg en de vrees, dat ons team zou gaan „plumpuddingen" bleek geheel ongegrond. Het middenveld werd onbetwist Ajax-domein. Joop Stoffelen zwaaide hier met virtuositeit de voetbaltoverstaf, Cor v. d. Hart, met zijn weelderig frisuur, zat overal tussen en Janie

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1947 | | pagina 14