Eigenaardig, dat men soms niet eens verre reizen hoeft
te doen om nieuws te hooren. Een avondje uit geweest in
good old Mokum met een K.L.M. gezagvoerder en uit diens
mond moeten vernemen, dat er zoo het een en ander aan mij
mankeert. Op advies van een onzer prima, oude leden, had
bedoelde vliegende Hollander (of moet ik thans spreken van
„vliegenden Nederlander") zich laten verleiden ons Kampioens
nummer te lezen. Op zichzelf had hij het heel mooi gevonden,
doch had hij van bovenbedoelde Ajacied de mededeeling
gekregen, dat deze over het artikel van James niet erg
tevreden was. Ik zou n.l. een toespraak van hem hebben laten
afdrukken zonder zijn naam te noemen. Laat ik hier even
verklaren, dat mij dit heel erg voor hem spijt, doch laat ik
hem even streng vertrouwelijk verklappen (dat gaat natuur
lijk niemand aan), dat ik van de opname van zijn toespraak
ook niets afwist. Dit was n.l. een vriendelijke geste van mijn
Chef redacteur, die het erg sneu vond, dat ik door mijn serie
ongevallen maar zoo weinig kon schrijven. Iedereen weet
overigens, dat ik niet kan speechen en de bedoelde toespraak
niet van mijzelf afkomstig is, waarmede ik alleen maar wil
zeggen, dat het nooit mijn bedoeling geweest is, met de
veeren van een ander te pronken. Misschien wil mijn vriend
Brown nog zoo goed zijn om te vertellen, wie de nobele spreker
geweest is. Wat mij betreft verder sans rancune, mocht er
echter nog eens iets zijn, vertel het mij dan maar recht in
mijn bloote gezicht, ik kan enorm veel incasseeren, ben dit
namelijk gewend*).
Erg veel gelezen over sportiviteit op het voetbalveld en
blijkt deze nobele sport zoo nu en dan nog weieens te ont
aarden. Is het eigenlijk wel juist om er zooveel over te
schrijven en alle schuld op de schouders der spelers te schui
ven? Wij hebben verleden jaar ook eens een wedstrijd ge
speeld waar een paar van onze jongens minder prettig opge
treden zijn. Maar met één wedstrijd was dat afgeloopen en
volgens mij komt dat alleen maar, omdat de hand meteen in
eigen boezem gestoken is en er niet geschroomd is, deze
kwestie zelfs in ons door buitenstaanders zooveel gelezen
Clubblad aan te snijden. Kijk eens dat is de methode, ieder
Bestuur moet in staat zijn de spelers correctheid bij te
brengen (indien het van huize uit tenminste niet aanwezig
is), als het niet goedschiks gaat, dan maar kwaadschiks. De
naam van de Vereeniging moet primair zijn, zelfs als het
een plaatsje op de ranglijst zou moeten schelen. Was het niet
de Vlaming die ons destijds reeds bij trachtte te brengen,
„Ge krijgt ze, zoo Ge ze kweekt".
Nu het vischseizoen nog steeds open is, volg ik met belang
stelling de verrichtingen van onze walvischvaarders. Ik be
grijp er niets van, dat het succes van deze knapen niemand
bij ons de inspiratie geeft, de destijds met zooveel enthou
siasme opgerichte visch-afdeeling, weer eens nieuw leven in
te blazen. Per slot van rekening boekten we toen toch weieens
aardige successen, al waren er dan geen knapen van 31 meter
bij, zooals in de Noordpool gevangen worden. Trouwens na
een gezellig borreltje, waren onze visschen toch ook nooit zoo
klein en de „Witjes" hoeven hier geen 5 meter te halen om
bovenmaatsch te zijn. Wie neemt het initiatief, m.i. is het iets
voor Wim Volkers; wat moet hij anders met die mooie,
nieuwe vischspullen doen?
Hoewel ik nog steeds geen bordje heb, doet het mij toch
genoegen te constateer en, dat het weer hard naar 18 Maart
toegaat. Ik zal eerstdaags maar beginnen „sober" te worden,
het zou anders eens niet mogen smaken.
Het voetbalseizoen loopt weer een beetje eigenaardig: en
je zou zoo langzamerhand het juiste overzicht kwijt raken.
In het kampioensnummer staat duidelijk: ,,één der redevoeringen
heb ik echter gestenografeerd en volgt hieronder:'" „James"' heeft
dus niet dat doet hij trouwens nooit met andermans veeren
gepronkt. Verder zij nog vermeld, dat het idee van ons afkomstig en
de redevoering van J. J. G. was. (Red.).
Gelukkig maar, dat we toch Kampioen worden, ik behoef
tenminste niet bang te zijn, dat ik den juisten stand op de
ranglijst kwijt raak. Doorzetten jongens, het zal waarachtig
wel gaan. JAMES.
HALLO!,. HIER SCHIPHOL.
Met veel belangstelling, ja, eigenlijk gezegd met veel teleurstelling,
las ik het artikel van Gerrit Fischer in het clubnieuws van Novem
ber j.l. Ik had gedacht in het vorig nummer daarop commentaar
te zullen vinden. Dat was niet het geval. Ik wil er thans nog eens
op terugkomen, mede door een gesprek, dat ik dezer dagen had.
„Batavia" en „New York" waren 's avonds kort na elkaar geland.
Den volgenden morgen was er een „kluif" werk bij de douane Schip
hol te verrichten en derhalve zaten we om half acht tegenover
verificateur Palsma.
Als we op een moment zwaar van gedachten wisselen, valt zijn blik
op mijn Ajax-speldje met als resultaat:
„Verrek, speel jij in Ajax?"
Ik vertel hem, dat ik sinds 1926 inderdaad lid ben van „ons dierbaar
Rood en Wit", maar dat het spelen (en loopen) „taboe" is.
„Maar hij loopt ook al vanaf 1911 mee
„Potver
Batavia en New York gaan aan den kant voor even, Palsma zakt
achterover, een Chesterfield
We hebben (misschien wel even te lang, gezien de drukke werk
zaamheden van beiden) geboomd, Gerrit, over de jaren voor den
laatsten oorlog. Over „wedstrijden, die je nooit vergeet", „goaltjesr
die je nog ziet maken", over sfeer, over training
Het blijkt, dat Palsma menig Ajacied van nabij kent.
„Daar heb je bijvoorbeeld dien langen knaap, hoe heet hij ook
weer in Ajax 2 en 3 speelde hij vroegerFrits de Bruynü Als je
met dien snuiter ging visschen, man, wat kon je dan lachenzoo
als die kerel kon rijmen
En zoo gaat het voort. Over „die goeden ouden tijd". Want Palsma
is het met mij eens: veel is veranderd. Inderdaad, er verandert altijd
wat, de eene generatie is anders dan de andere. Maar wat thans ont
breekt is sfeer, spanning. Dan hebben we het er over, dat er vroeger
bij de training van Ajax 1 en 2 en zelfs bij lagere elftallen, publiek
kwam kijken. Niet alleen op mooie zomeravonden, maar ook des
winters.
's Avonds thuisgekomen, denk ik nog eens over bovenvermeld ge
sprek na en ik lees jou artikel weer eens over, Gerrit. Ja, zoo was
het vroeger. Altijd trainen, weer of geen weer. Als Jack het te slecht
vond, of „Middenweg 2" stond blank, dan voor de open tribune
kalmpjes sprinten, touwtje springen en in dat beroemde „hokje" op
het tweede veld „boksbal" of „in de boot" gymnastiek-oefeningen.
En dan had Hendrik, al was je maar met 8 of 10 man, de ketel nog
aangestoken en thee gezet. Die ketel bi'andde meestal niet alleeh voor
het bad, maar ook om onze kleeren te drogen, zóó nat waren we
aangekomen. En dan arriveerde je 's avonds vaak „doorweekt" thuis,
waar je, na gegeten te hebben, in bed tuimelde, zoo moe was je!
Maar je had zoo'n voldaan gevoel over je. Je had getraind, je had
tegenover jezelf en tegenover Ajax gedaan wat je kon om den
volgenden Zondag 100 procent te geven.
En wanneer het weer niet zóó slecht was, kon Jack immer en
altijd op 20 tot 22 man en vaak wel meer rekenen.
Ja, óók in den winter. Dat weet je nog wel, Gerrit. Als we speelden
om koeken en koppen thee. Er werd dan gespeeld alsof het een „big-
match" gold, zoodat Jack wel eens er op moest wijzen, dat er ge
traind werd. En soms tegen een van ons: „ik zag-ie groag Zondag
zoo, dan krij-ie van mai twai koeken.... boterletter." Ja, dat was
training, Gerrit, niet alleen met bal en body, maar ook training van
den sfeer, van de echte Ajax-stemming.
En dan onze concentratie. Niet om zoo te zeggen „opzettelijk bij
elkaar" zooals vaak gebeurt een uitgesproken „mentaltraining".
Neen, dat ging zoo vanzelf. Op de training, op clubavond, ging het,
als vanzelfsprekend, over den a.s. wedstrijd. Jack werd er nog eens
bijgehaald en om advies gevraagd
„Ik herinner me nog eens, Gerrit, 't was in den tijd, dat je zoo in
het eerste elftal „kwam kijken". Je was een verwoed danser en daar
in de Marnixstraat ging menige „quick quick slow" van je. Er was
een groot soiree in Artis, een avond, die menige jongen niet zou
overslaan. Ik behoefde 's Zondags niet te spelen en was daarom „op
het feest".
„Is Gerrit Fischer er niet?"
„Nee, die komt niet, want Ajax speelt morgen tegen H.B.S. en hij
gaat vroeg naar bed."
Verder commentaar overbodig. En dit is nu maar een voorbeeld.
Jij was in zoo'n geval niet de eenige, Gerrit. Nogmaals, het was
slechts een voorbeeld, omdat ik het van nabij meemaakte. Maar
welke resultaten had zoo'n opvatting over sport, wedstrijden en zoo-
meer. Daarover een volgend maal, anders krijg ik ruzie met Brown,
gezien de plaatsruimte.
So long! SUNIT.
JAN v. d. HEUVEL, SCHREEF ONS UIT SOERABAIA:
„Ik verzoek U hierdoor beleefd aan het Bestuur der A.F.C.
„Ajax" alsmede de geheele Ajax-familie, zoowel privé als op
voetbalgebied, mijne beste wenschen over te brengen voor
een in alle opzichten voorspoedig en gelukkig 1947. Ik knoop
daaraan nog den wensch vast, dat het Nieuwe Jaar bovenal
moge brengen, sportiviteit, een goeden clubgeest en het
Landskampioenschap
Met hartelijke sportgroeten,
JAN P. F. VAN DEN HEUVEL,
Willemskade 23, Soerabaia.
Jan, Onze beste wenschen voor 1947 en een spoedig weer
ziens in Holland. (Red.)