aanwezige heeren, koersten wij naar het Daniël Willinkplein
en pikten daar aan den voet van onzen trotschen Amster-
damschen „wolkenkrabber" het overige gezelschap op. Snel
werden zij naar binnen geloodst, zoodat niemand op het
laatste moment de vlucht kon nemen. Voort ging het weer.
Bij Duivendrecht laadden we de laatste slachtoffers in, n.l.
den heer Pil en echtgenoote. Circa half acht stoven we door
Duivendrecht, keken uit naar onzen flink uit de kluiten
gewassen redacteur van het clubblad, doch ontdekten niets.
Hij was nog in droomenland, terwijl wij ons leven waagden
tot meerdere eer en glorie van ons aller Ajax. Voortjakkerde
ons grijze geval over den bochtigen weg naar Utrecht, torpe
deerde bijna een ijverigen melkboer, maar kwamen toch
zonder ongelukken, ondanks enkele angstgilletjes van enkele
angstige dames en wat meer bezorgde blikken van wat meer
beheerschte heeren in de „Domstad" aan. Hierna ging het
veel beter. De weg was nu recht en aanzienlijk breeder.
Schoone liederen werden aangeheven en de snoepzak ging
rond. Alleen de „noodbruggen" over de verschillende rivieren
veroorzaakten nog wat angstige gezichten. Na wat dwalen
door Eindhoven kwamen we plus minus 10.15 uur op het
cricketveld aan. De ontvangst was daverend. Geen enkel lid
van de tegenpartij aanwezig! Doch wel een voetbal en de
diverse pa's gingen met hun diverse zoons „goaltje" trappen,
zeer tot ongenoegen van de diverse ma's, die hun schoenen-
reparatie-rekening voor de volgende week tot onnoodig hooge
proporties zagen stijgen.
Eindelijk kwam de tegenpartij opdagen. En nadat de mat
op deskundige wijze gerepareerd was, ving de match aan.
Wij gingen fielden en de tegenpartij „batten". Heel voor
zichtig, alsof wij een tweedaagschen wedstrijd zouden spelen,
begonnen onze tegenstanders te batten.
Ondertusschen hadden wij den tijd, elk vliegtuig, dat over
vloog, met arendsbiikken te bekijken. Misschien zagen we nog
het glundere gezicht van Marius, die met het eerste elftal,
heel modern, naar Limburgia vloog.
Na een goede Zx/2 uur hadden wij E.C.C. uit voor 152 runs.
En was het onze beurt om te gaan te batten en te pro-
beeren het totaal van de tegenpartij te passeeren. Het begin
was very „sof". Op den eersten den besten bal ging Wim
Schoevaart uit. Met de angst in het hart ging ondergeteekende-
voor zijn 3 paaltjes staan. Doch gelukkig, met kunst en
vliegwerk overleefde hij de eerste over. Zoo ging het ook
met Bob ten Have. Langzamerhand herwonnen wij ons zelf
vertrouwen en scoorden we er lustig op los. Toen de stand
tot 54 runs was gestegen, verdween ondergeteekende van de
mat. Spoedig daarop gevolgd door Bob. Ferry Dukker Jr.
scoorde nog een nuttige 20, evenals Jan Tiepe en ook Theo
Barendse en Pil lieten zich niet onbetuigd. Wij hadden den
wedstrijd als het ware in den zak. Doch helaas, vader Dukker
volgde het voorbeeld van zoonlief niet en zat voor 0 aan den
kant, evenals Jan Schubert. Hij werd wel schitterend uit-
gevangen, maar wij zaten met de gebakken peren! Alzoo zat
ons heele elftal voor een 120 runs aan den kant. Tot het
laatste moment hadden we geen rooie cent geluk en moesten
wij de vlag strijken voor E.C.C. Het was een gezellige, span
nende wedstrijd, die we met iets meer geluk zeker hadden
moeten winnen. (Tusschen haakjes, in Amsterdam hebben we
behoorlijk revanche genomen).
Na ons verkleed en hartelijk afscheid genomen te hebben
van onze sportieve tegenstanders en nog wat gedebatteerd te
hebben over vangballen, die volgens den een geen vangbal
en den ander wel vangballen waren, togen we op weg naar
onze oud-gediende „Wehrmachtswagen". Nu bleek, dat ons
oudje er kuren op nahield. De motor was niet op de geijkte
manier op gang te brengen. Het eenigste wat er op zat, was
met z'n allen het geval voort te duwen en zoo den motor
te starten. Heel Ajax, plus vrouwelijke en kinderlijke aan
hang, liep achter ons leuke busje te duwen. En werkelijk,
na een paar honderd meter sloeg de motor aan. Vlug kropen
we in het inwendige van ons aftandsche vehikel en voort
snelden we naar Eindhoven. Veel zagen we niet van het
voorbijsnellende landschap, want onze wagen bleek meer
veranderd te zijn in een Finsch stoombad. Er was iets niet
in orde met de afkoeling van den motor.
In Eindhoven werd water ingelaten door den chauffeur en
ijsjes ingeladen door het gezelschap. In opgewekte „stoom"-
stemming hokten we verder. Zonder ongelukken bereikten we
's Hertogenbosch. Voort ging het. Uit alle ramen stoom uit
spuitende gingen we naar Hedel. In Hedel stopten we. Al
het water was opgesoupeerd. Versch water werd ingeslagen.
De motor was afgeslagen. Weer duwen, ongeveer vijfhonderd
meter, de motor was nukkig, hij vertikte het. Gelukkig een
helling kwam in zicht. Allemaal stapten we in. De remmen
werden losgegooid. Onze grijsaard sjokte naar beneden.
Hoera, de motor sloeg aan! Voorzichtig reden we verder. Tot
aan de Maas. Weer sloeg de motor af. We hebben geluk bij
deze pech, we stonden precies op een helling bij de schipbrug.
Weer werd er water in de af koelinstallatie gedaan. Remmen
los, motor slaat weer aan. We sjokten verder, 'n Paard en
wagen haalde ons in. Dan plotseling.prut, prut, prut.
de motor sloeg af. 'n Brandlucht verspreidde zich. ,,'t Is ge
daan," zegt onze moedige chauffeur. Daar stonden we. Geen
huis in den verren omtrek te bekennen. Midden op den weg
tusschen Hedel en Zalt-Bommel. Hoe komen we thuis? De
chauffeur vertrok met een jeep. Heel gezellig hebben we
een paar uur gewacht op de dingen die komen zouden.
Voetbal- en cricketherinneringen werden opgehaald. Een
hengelaar zou er jaloersch op geworden zijn! Langzamerhand
begon het donker te worden. Veronderstellingen werden ge
maakt, hoe laat we thuis zouden komen. De meest optimis
tische klanken waren, zoo ongeveer een uur of drie vannacht!
Daar kwam de chauffeur terug, hij had een touringcar uit
de omgeving kunnen charteren. En werkelijk een keurige,
moderne „bus" stopte en pikte ons op. Vol goeden moed
gingen we verder. Maar wat zat die chauffeur nu weer aldoor
te scharrelen? Was er weer wat! En ja hoor, na tien minuten
stopte ook dit geval. Beide chauffeurs stegen uit, sloegen de
motorklep op en begonnen den motor na te kijken. Groote
hilariteit! „En wij gaan nog niet naar huiswerd met
groot enthousiasme aangeheven en uit volle borst mee
gezongen. Wat hinderde het ook! Als deze auto het vertikte,
dan kwam er wel een derde! „Drie keer is toch scheepsrecht,"
zeiden de diverse zoons.
Maar gelukkig, de fout was na een kwartiertje opgespoord
en hersteld en voortjakkerden we.
En zoo reden we om ongeheer half een langs het Ajax-
terrein en lagen we allen toch minstens om 1 uur in bed,
behalve dan onze eminente bowler, Theo Barendse, die vanaf
de Dam naar zijn woning over het IJ, nog een „stief" half
uurtje moest wandelen.
Maar, al met al, hebben we een prachtigen dag gehad en
blijf ik er bij, dat je voor zoo'n reisje beter met de „bus"
dan met den trein kunt gaan. Al is het dan wel eens niet
sneller, avontuurlijker en gezelliger is het zeker!
J. THIRY.
Gé van Dijk