0
liax- ihntneric
OVER REDACTIONEELE KOMKOMMERTIJD
EEN OUD DIPLOMA EN EEN JUBILEUM.
Alhoewel het eerste officieele Ajax-clubnieuws op 1 Februari
1917 verscheen, hadden Vlokkie en ondergeteekende reeds enkele
maanden z.g. proefnummers laten draaien om de uitwerking daarvan
bij leden en Ajax-bewonderaars te testen. Gevoegelijk kan dus war
den aangenomen, dat bij den aanvang van het seizoen 1916/17
Augustus 1917 het Ajax-clubnieuws ten doop is gehouden.
Toen redacteur Brown tijdens den feestavond in Kras, het met
mij had over den onvermijdelijken komkommertijd, ook voor het
clubnieuws, hield ik hem het oude diploma van den heer Van Noppen
onder zijn neus. „Precies wat ik noodig heb," zei Brown, „daar zit
copy in." Inderdaad onze vriend de Bruijn heeft gelijk gekregen.
Hij heeft er heel wat kolommetjes uitgeboord, uit dat oude diploma
van een Ajax-lid, dat feitelijk nooit tot Ajax heeft behoord, omdat
Ajax 1893 niets, maar dan ook niets met Ajax 1900 heeft te doen
gehad.
Alleen de naam Ajax en de namen van de toenmalige leiders
hebben eenige verwarring kunnen stichten. Het zaakje was overigens
al in 1918 dus 28 jaar geleden door Chris Groothoff en mij
uitgeknobbeld. In onze kampioensuitgave, uitgegeven ter gelegenheid
van onze onvergetelijke kampioensdagen, seizoen 1917—1918, vertelt
C. J. G„ dat in '93 in Café Jonkhart aan den Amstelveenschenweg
met Dade als voorzitter en de gebroeders Groothoff als verdere
bestuursleden „een" Ajax is opgericht. Men had rood en witte
de kleuren waren er dus al geblokte hemden. Na een paar jaar
raakten de leden verspreid en was Ajax '93 van de kaart. Men had
in het vroegere Willemspark gespeeld en de bestuursvergaderingen
werden in een dercellen van de strafgevangenis aan den Amstel
veenschenweg gehouden. De heer C. J. G. eindigt dan met de
lakonieke opmerking, dat die cel door de welwillendheid van den
vader van een der leden ter beschikking gesteld werd! Erg duidelijk
is deze laatste opmerking nooit voor mij geweest.
En dit moet voor Brown's escapade met het diploma maar het
eindsignaal beteekenen. De heer Van Noppen, die mij voor 15 jaren,
in de rust van een door mij gefloten match Go AheadHeracles het
diploma toonde, zal ik probeeren op te sporen om eindelijk aan zijn
verzoek te kunnen voldoen, het diploma vooral terug te mogen
hebben. Nu dit simpele brokske papier voor de tweede maal heel
wat stof heeft opgeworpen, kunnen wij er rustig en nu waar
schijnlijk voor goed een punt achter zetten.
En nu gaan wij naar de Molenkade in Duivendrecht. Wij hebben
ons netjes opgepoetst en gaan F. H. W. de Bruijn, Chef van de
Redactie van het Ajax-clubnieuws, feliciteeren. Een witgemutst
dienstmeisje zwart gejurkt opent ons de deur. „Meneer ver
wachtte U al," zegt het meiske en opent voor ons de salon, waar
een schat van bloemen fleurigheid en geur geeft. Met een „hartelijk
dank, ik begrijp je en waardeer je komst hoogelijk," ontneemt
De Bruijn mij al bij voorbaat de gelegenheid voor vele cimplimenten.
Ja, inderdaad, oude sobat, zegt hij, de krant bestaat binnenkort
30 jaren! En dan keuvelen er wij nog lang over hoe de krant in
1916/7 tot stand kwam. Hoeveel hoofdbrekens het mij in 1916 gekost
heeft om tot de uitgave van een eigen blad te kunnen komen. Hoe
weinig medewerking ik als eerste leider van het blad feitelijk had,
maar die weinige medewerking was van groote allure. Mijn mede
werker was n.l. D. Knegt, Vlokkie, Flippie en hoe deze pur sang
Clubblad-schrijver zich ook aandiende. Het was altijd journalistiek
van de bovenste plank, al was Knegt geen beroepsjournalist en
waar Knegt mijn kantoorcollega in die dagen was, bestond er een
voortdurend contact, wat onze werkzaamheden niet weinig ten goede
is gekomen. Het eenige bezwaar Knegt geen werkend lid van
Ajax heeft men eerst in latere jaren begrepen toen men hem
dispensatie gaf om ondanks het feit, dat hij niet voetbalde, toch als
werkend lid toe te treden. Toen Knegt Amsterdam verliet kwamen
de moeilijke dagen maar in Trictrac, Adé, Vlinder, Geudeker,
Reynolds met leerrijke technische beschouwingen, hadden wij toch
spoedig weer een kern van medewerkers om de Ajax-courant op de
pers te kunnen houden. Ik zou onvolledig zijn als wij van deze
plaats ook Hoven niet lieten deelen in de hulde, die den schrijvers
van dien tijd op dit moment moet gebracht worden. Naast Knegt
moet ik hier Jan Schoevaart Trictrac voor het voetlicht brengen
als de man van de onuitputtelijke stukken proza en poëzie, die
clubgeest, vriendschap, voetbaltraining en techniek aan elkaar vast-
schreef en aan elkaar vastdichtte.
Volgende generaties namen de leiding over, de een beter dan d.en
ander, maar welke hindernissen zich voordeden, een ieder heeft zich
met volle toewijding op zijn werk geworpen omdat men begreep,
dat het Ajax-clubnieuws een der pilaren van het Ajax-clubleven
beteekende.
En nu is de Redactie staf al weer sinds jaren in handen van het
driemanschap Frits de Bruijn, Jan de\Boer en Melchers.
Ietwat onwennig, ietwat aan den stroeven kant please, excuse me,
Mr. Brown begonnen, heeft De Bruyn zich ontpopt als een vlot
causeur, die het rechtuit en radikaal zegt, die nooit iemand ontziet
als er „wat gezegd" moet worden en die toch met de pen „every word
a gentleman" blijft. Hij hecht daarbij evenveel waarde aan de
prestaties der jongeren als aan die der prominente spelers. En zóó
moet het ook! Voor de versiering, voor de franje van de courant
zorgt James en ik verwed er een lief ding onder, dat zijn achternaam
Melchers is. Bravo, James, wij lezen je schuine stukkies vaak het
eerst, omdat de note gaie nooit ontbreekt. De onlangs verschenen
pennevrucht van Jan de Boer bewees ons, dat hij meer kan dan
voor het Nederlandsch elftal onder de lat staan.
Sla ik je laatst verschenen krant op, Brown, dan lees ik Trictrac,
Vlokkie, Staringh, A. de Wit, Phida Wolff, Jako, Dukker, Van Tuyl,
Barendje, Wim Volkers, v. d. Ende, Bas, Dronkers, Boonstoppel,
Thiry en Thijs. Deksels het lijkt wel een gedrang voor een poffertjes
kraam om er in te komen. Zoo gaat-ie goed, Frits. Het moet een
eer, een genoegen zijn je in de Ajax-krant te zien afgedrukt. Dat het
zoo ver gekomen is danken wij niet het minst aan jou werk. Nog
maals „van harte en succes". Entot ziens! Het stemmige dienst
meisje liet mij uit. De avond was reeds gevallen maar aan de gevel
onderscheidde ik toch nog in het schemerdonker de tweekleur rood
en wit van onze dierbare vlag, uitgestoken ter gelegenheid van den
30sten jaardag van ons Ajax-clubnieuws, onverbreekbare band tus-
schen Bestuur en leden, tusschen de leden onderling.
J. J. GROOTMEIJER.
Om den eeretitel.
Fred Brown zei: „in nacht'lijke uren
Moet gij weer wat rijmen borduren,
Het Ajax-orgaan
Wenscht critisch vermaan"
Ziehier dus poëtische kuren.
Ik houd, dunkt mij, een kleine rede:
Roodbroek kampioen, en wij tweede.
Een schitt'rend succes
Voor Smit je c.s.:
Dat wordt hier volgaarne beleden!
In 't Stadion, Friesland en Zuiden,
Kon jubeiklok-jammer-niet luiden:
Daar faalde techniek,
't Klinkt melancholiek,
Het was wel veel „Kraft", doch geen „Freude"!
Toch zal Uwe dienaar niet vitten,
Hij kent slechts één club: de Roodwitten,
En gaat het eens slecht:
Het Leven doet Recht,
De pruim voor den één, d'ander pitten
Al met al heusch geen slecht seizoen en
Dat kunnen wij toch niet uitboenen:
Houdt het volgend jaar
Het hoofd bij elkaar,
Ik zie al fraaie visioenen!
STARINGH.
Zooiets hadden de voetbalpioniers 50 jaar geleden niet gedroomd,
dat Ajax voor een kampioenswedstrijd „even" een vliegtuig zou
charterenNa aankomst in Brunssum.
(Cliché Sportief)