4 DANKBETUIGINGEN. Hiermede betuig ik, ook namens mijn vrouw, Bestuur, Commissie leden, clubvrienden en bekenden, mijn hartelijken dank voor de vele blijken van belangstelling, die ik tijdens mijn verblijf in het Spinoza-Ziekenhuis mocht ontvangen. Ook Dr. H. Tetzner, alsmede de Directrice en Verpleegsters van genoemde Ziekenverpleging en zeer zeker niet te vergeten onzen masseur, den heer Rooden- burg, wil ik gaarne van deze plaats nogmaals hartelijk bedanken voor de goede zorgen, aan mij besteed. A. W. v. d. VEEN. Bestuur, Elftalcommissies en Clubvrienden, betuig ik, ook namens mijn vrouw, langs dezen weg mijn hartelijken dank voor de ge weldige belangstelling, die ik tijdens mijn ziekbed mocht onder vinden. Ook Dr. Posthuma en onzen masseur, den heer Roodenburg, van deze plaats mijn oprechten dank voor de goede zorgen, die zij aan mij hebben besteed. J. KORNDORFFER. Wrotcj c.feDiUWe VAN HET EERSTE ELFTAL. Ajax—D.O.S. Eenige maanden geleden spraken wij den voorzitter van één der grootste voetbalvereenigingen in den lande, wiens club een meer dan behoorlijke kans maakte, het afdeelings-kampioenschap te veroveren. In den loop van het gesprek, dat heel toevallig(!) over voetbal ging, maakte hij de volgende opmerking: ,,wil je tegenwoordig kampioen worden, dan moet je niet met op techniek gebaseerd spel beginnen, want daar kom je niet ver mee. Zet een paar mannetjesputters met-opgestroopte-mouwen in je ploeg en dan maar „vooruit, boys, een beetje frisch van de lever"!" He eindigde zijn betoog met „quod erat demonstrandum", hetgeen in de taal van onze over grootmoeder en nog eerder, beteekent wij hebben het even nagekeken „wat te bewijzen was". Zijn bewijs hebben wij niet noodig, willen ook niet beweren, dat zijn leerstelling voor 100°/o juist is, daar een perfecte techniek zelfs het grofste tegenspel den nek omdraait, doch dat er veel waarheid in zijn opvatting schuilt, valt helaas niet te ontkennen. Aan dat gesprek moesten wij denken, tijdens den wedstrijd tegen D.O.S.toen Henk Blomvliet op echt Blomvlietsche wijze doorsjouwde en daarbij den D.O.S.-doelman zoo ongelukkig raakte, dat deze op halve kracht verder speelde en na halftime aan den kant mocht toekijken, hoe de reserve-goalie het er afbracht. Voetbal is geen spel voor doua- rières of ateliermeisje, daar zijn wij het allen over eens en ook zijn wij er van overtuigd, dat sportkerels naar een stevig partijtje geen steenen zullen gooien, doch er is een grens, en die grens ligt nog steeds binnen het begrip, sportiviteit. Helaas wordt den laatsten tijd die demarcatielijn hoe langer hoe meer overschreden en vooral in wedstrijden waarbij „iets op het spel staat" is eerbied voor den tegenstander een artikel, dat flauw, zeer flauw, in de markt ligt. Gaat de strijd tusschen degradatie-candidaten, of tegen hoog geplaatste clubs, dan gaan we de geheele week vroeg naar bed, houden van ons tabaksrantsoen dik over en een uur voor den aanvang van den strijd, slaat een of ander persona grata extra hard met den vuist op tafel, zoodat we tot barstens toe geladen het veld ingaan. Enfin, U kent het verhaal. Een boek over dit onderwerp zou kunnen luisteren naar den titel: „Hoe het groeide", of „Over m'n lijk voetbal". Blomvliet kreeg een helsch fluitconcert te incas- seeren en was zoo beduusd, dat hij in deze voetbalfilm verder geen hoofdrol meer speelde. Toen echter even later de D.O.S.-middenvoor op aller onpleizierigste wijze naar Keizer trapte, die met den bal in zijn handen stond, had, behalve de betrokkenen, niemand commen taar en ging de voorstelling vroolijk verder. Dit verhaal heeft niet de bedoeling aan te klagen of te beschuldigen, doch wil trachten een bescheiden poging te wagen, aandacht te vragen voor de mo gelijke gevolgen van „over m'n lijk voetbal". Een uitstekend remedie tegen dit soort voetbal zou o.i. zijn, den scheidsrechters opdracht te geven, veel strenger op te treden. De lol is er dan voor de vuur vreters gauw af en loopen we de kans, dat het Hollandsche voetbal op gezonder basis gaat rusten. Zooals er nu gespeeld wordt, gaan wij met reuze schreden „down the hill", daar technisch geschoolde elftallen, noodgedwongen ook het „grijp-wat-je-grijpen-kunt-systeem" moeten toepassen, willen zij zich staande houden. Wij lezen in sport- verslagen dikwijls, „het was een slechte wedstrijd" of „de wedstrijd stond op laag peil" e.d. geijkte voetbalverslaggeverszinnen, maar een s analyse van het hoe of waarom moet je zoeken met een knijpkat. En het is toch zoo kinderlijk eenvoudig, daar de oorzaak van deze journalistieke „crie de coeur" in de poovere techniek en armoedige spelopvatting van den Hollandschen voetballer ligt. Maar wij zouden het over AjaxD.O.S. hebben en nu zijn wij afgedwaald naar een dokters-recept voor ziek voetbal. Misschien heeft die afdwaling toch haar nut gehad, hope so, maar ja, je kunt praten als brugman en succesde tijd zal het leeren. AjaxD.O.S. dan, was precies zoo'n wedstrijd als wij de laatste weken telkens voorgezet krijgen. Hard spel met alle gevolgen van dien. Van beide kanten felle rushes gegarneerd met meer dan stevige botsingen. Blomvliet, die lang niet gek begon, hij verdeelde het spel behoorlijk, had spoedig succes, zoodat wij het verloop van de match met vertrouwen tegemoet zagen. Lang behielden wij echter onzen voorsprong niet, daar D.O.S. uit een corner gelijk wist te maken. Snel opstellen van onze defensie had een doelpunt kunnen voorkomen, doch dit gebeurde echter zoo traag, dat de rap genomen hoekschop via een D.O.S.-hoofd in ons net verdween. De D.O.S.-ers putten uit dit succes den noodigen moed en speelden lustig verder, zoodat de strijd weer volkomen open lag. Dan D.O.S., dan Ajax in den aanval. Kansen aan beide kanten en „kruipen door het oog van de naald" of, ontsnappen op 't nippertje, waren niet van de lucht. Zoo hield van Baggum er een moeilijk te stoppen bal uit, of Gerrit kon zijn handen uit de mouwen steken, hetgeen hem weer goed afging. Jan Potharst, die niet op invaller Geerking kon ver trouwen, moest alle zeilen bijzetten, om de kanaries in bedwang te houden. Stoffelen en Leemhuis boden hem hierbij meer dan de behulpzame hand en, alhoewel in mindere mate, Stroker ook een stem in het kapittel had, gelukte het D.O.S. niet, nummer twee achter Gerrit te krijgen. Fischer was de man, die deze kunst wel verstond en ons weer dichter bij de fel begeerde punten bracht Gerrit raasde op ouderwet- sche wijze lang de kalklijn en loste vlak bij het doel zoo'n hard schot, dat de bal onhoudbaar voor van Baggum in het net vloog. Door dit doelpunt ver flauwde de D.O.S.-activiteit en kreeg ons aanvalsquintet meer dan één gelegenheid, de zege veilig te stellen. Dit gelukte slechts ten deele, daar een enkel doelpunt aan den score kon worden toegevoegd. Bij de uitvoering hiervan, was Guus Drager de groote man. Guus kreeg den bal op de helft van het veld toegespeeld, stevende, met het leder aan zijn voeten vastgekleefd en een tegenstander op zijn hielen, op het D.O.S.-doel af en schoot, zonder bedenken, nummer drie in het net. Een doelpunt met .goud-op-snee, waarvoor Guus een stormachtig applaus mocht incasseeren. Zoo konden wij dus rustig, met een oogen- 1 schijnlijk veiligen voorsprong, aan het tweede deel beginnen. Veel is van die rust echter niet terecht gekomen, daar de Utrechtenaren er spoedig in slaagden, den achterstand tot 3—2 te reduceeren. Hard en fel hebben de D.O.S.-ers toen ver der gevochten, om weer gelijk te komen, doch dank zij hard nekkig verdedigen bleven Kei zer en zijn helpers baas in eigen huis. Veel scheelde het soms niet, doch Keizer, Leem huis het was weer dik in orde, Piet! Potharst, Stroker en Stoffelen hielden stand en nadat Fischer met een scherp schot er 42 van had gemaakt, waren de punten binnen. Dat was wel noodig ook, want De Volewijckers lieten zich in Den Haag niet door A.D.O. verrassen. Nog drie wedstrijden lui, houdt je taai! 't GooiAjax. Wat deze match betreft, zouden wij kunnen volstaan met: zie boven! De entourage was uiteraard anders, de cijfers lagen niet gelijk, doch de sfeer en het spelbeeld waren analoog aan Ajax— D.O.S. Met 2—1 bleven wij meester van het terrein, maar de zege, die zéker drie a vier tegen één had moeten zijn, hing, door het kleine doelpuntenverschil, tot het eindsignaal aan Carp's onvolprezen product, waarmede moeder de vrouw, knoopen aan onze pantalon zet Guus en Gerrit zorgden weer voor de doelpunten, beide met een vriendelijk van onzen kant bekeken dan hoofdgebaar ge scoord. Verder is er hard, harder en tenslotte om het hardst ge vochten, om: a. Ajax een beetje te lichten en meteen buiten degra datiegevaar te komen; b. De punten binnen te halen en in de running te blijven voor transpiratie-wedstrijden om den gouden plak. Captain Keizer en zijn mannen bleven aan voor den titel en 't Gooi mag met R.F.C. uitmaken, wie T.O.G. en haar lotgenoote uit de eerste klasse moet houden. Dat worden partijtjes, ongeschikt voor serrebloemen, of, om met Karei van Wijnendaele te spreken, „vieze kerweien, zunne". Door het leven van vele voetbalclubs loopt een lach, maar meer nog een traan en die, buiten de deur te houden, is de groote kunst. 't GooiAjax; wat zullen wij er nog meer van vertellen, 't Was soms pijnlyk en angstvallig!en men kon in de Ajax-rijen bij tijd en wijle de stilte hooren vezelen, totdat het eindsignaal „de juichtoon langs de velden deed da'vre." Allen spelers, ons saluut!, voor hun harde werken en Piet Leemhuis bovendien een krans voor zijn kei-harden wil om kampioen te worden. Tjeerd Aukema, de man, die terugkwam, mocht het nu als rechtsbinnen probeeren en Tjeerd deed het lang niet gek. Nog twee matches, mannen en A.D.O.Ajax. Die wedstrijd tegen de rood-groenen, daar in het Zuiderpark, zou de zwaarste partij van het geheele seizoen worden, dat stond al maanden geleden vast. 't Gooi uit, dat zou wel lukken, maar A.D.Obrr, dat was een moeilijke, heel moeilijke opgave. Hoe anders is het echter geloopen. Daar in 't Haagje vond, na halftime, onze ploeg haarzelve terug en als vriend „James" erbij was geweest, dan had hij, zooals hij indertijd schreef, een echten „tsjing, boem, boem, tien, tien" wedstrijd kunnen zien. Goals aan den loopenden band, 4 doelpunten in nog geen tien minuten. In totaal 11 voltreffers, drie vóór, acht na de rust en dat a raison van een vrijkaartje zonder bijbetaling voor Belasting. Het begon al sensationeel. Met sneltrein vaart (electrisch) gingen de A.D.O.-ers, met en zonder bal, er van door en hij, die kleurenblind is, moet vast en zeker gedacht hebben, dat die vlugvoetige club, kampioensaspiraties had. Binnen de minuut ontsnapte ons doel aan, wapperen van het net Gerrit Keizer werd kansloos gepasseerd, doch Joop Stoffelen ontving den dank van de Ajax-schare, door op de doellijn den bal weg te trappen. Nauwelijks waren wij van den schrik bekomen, of onze junior-middenvoor, Rinus Michels, vierde zijn entree in de eerste klasse, met een keurig doelpunt. Dat gaf den Amsterdammer moed, doch hej; mocht den Hagenaar niet hinderen. Er werd een beetje meer gas gegeven en nu kreeg Jan Potharst kans, de reeds juichende A.D.O.-schare een teleurstelling te bereiden. Ook Jan voorkwam een zeker schijnend

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1946 | | pagina 4