14 WAAROM. Waarom gaat het spel zich ontaarden? Waarom als d'arbiter zwak fluit? Waarom toch te min eigenwaarde? Waarom leeft men zich dan echt uit? Waarom was d'arbiter niet strenger? Waarom niet wat meer aangepakt? Waarom wordt hij zooonheilbrenger? Waarom niet in 't kwaad ingehakt? Waarom toch zoo fel tot z'n naaste? Waarom is Uw SPORT geen plezier? Waarom zoekt men toch steeds het dwaaste? Waarom voor 't publiek geen vertier? Waarom geeft men toch niet het beste? Waarom toch de SPORT zoo verlaagd? Waarom spelers zelfs buiten westen? Waarom heb ik vaak m'afgevraagd. Waarom moet ik daar nog op wijzen? Waarom in deez' naoorlogstijd? Waarom moest de SPORT niet herrijzen? Waarom is de SPORT niet „bevrijd"? Gezien de opmerking van de zijde der Redactie, dat de poëtische uitingen in ons Clubnieuws een te grooten omvang dreigen aan te nemen, zal ik ditmaal mijn hart langs meer prozaischen weg trachten te luchten, behoudens dan in den aanvang van deze regelen. Is het niet zonde en jammer, dat men tot bovenstaande vragen moet komen? Moet het nu werkelijk noodig zijn, zich vóór den aanvang van een wedstrijd te moeten afvragen, hoeveel blessures weer zullen worden veroorzaakt, hoeveel „fouls" nu weer ons mooie spel zullen ontsieren? M.i. wordt er in vele gevallen door de Heeren arbiters veel te slap opgetreden. Dit wil niet zeggen, dat het kwaad kan worden onderdrukt door den wedstrijd ieder oogenblik te onderbreken, neen, hier is m.i. persoonlijkheid van veel meer gewicht. Als de scheidsrechter zijn moreele overwicht in de schaal weet te leggen (bij bepaalde wedstrijden zou hij b.v. vóór het begin den spelers kunnen doen weten, dat ook hij voor zijn genoegen het sportveld betreedt en dus niet van plan is, den wedstrijd door kwaadwillige spelers te laten be derven) dan meen ik, dat men een heel eind op den goeden weg'is. Doch wordt een arbiter aangewezen, die aan bovenbedoelde eischen niet voldoet, laten de spelers dan toch niet dadelijk klaar staan bij de minste aanleiding uit den band te sprin gen, doch meer zelfcontrole enmeer respect voor den naaste toonenl U speelt toch voetbal voor uw genoegen, nietwaar? Uw tegenstander ook! En dan niet te vergeten het publiek, dat zijn geld offert voor het bijwonen van een VOETBALWEDSTRIJD en niet gekomen is om getuige te zijn van een „spel", waarbij de draagbaar een onmisbaar apparaat is. Als ik bedenk, wat ik den laatsten tijd bij competitie wedstrijden van Ajax heb moeten constateeren, dan zou men haast wenschen aangezien een scheidsrechter niet alles kan opmerken, dat de K.N.V.B. van tijd tot tijd wedstrijden door een paar geheime neutrale waarnemers laat bijwonen, die den diversen spelers een gedragcijfer geven. Een onvoldoend cijfer zou voor den Bond dan aanleiding zijn een ernstige waarschuwing toe te dienen, of, zoo noodig, nog straffere maatregelen te nemen. Wellicht werkt de wetenschap, dat men mogelijk wordt ge controleerd, reeds preventief. Het is betreurenswaardig, dat men tot dergelijke overwe gingen moet komen, doch, zooals gezegd, hetgeen ik den laatsten tijd heb gezien, geeft mij daartoe aanleiding. Wij behoeven er geen jongedames-spel van te maken, doch er zijn grenzen; het moedwillig of door onbesuisd optreden buiten gevecht stellen van tegenstanders moet de wereld uit. En aan U, Ajax-spelers, den raad, wat er ook gebeure en hóé moeilijk beheersching soms ook is, hetgeen ik ten volle kan begrijpen, tochREAGEERT NIET enGEEFT ZEKER ZELF GEEN AANLEIDING! Daarmede berokkent U onnoemelijke schade aan de reputatie van Uw vereeniging. Laten ten slotte de Heeren scheidsrechters niet aarzelen om spelers, die een gevaar vormen voor hun medemenschen, van het veld te verwijderen. M&n kan beter een wedstrijd uitspelen met 20 onbeschadigde spelers, dan met 22, waarvan een groot deel kreupel is, of nog erger, door een paar bel hamels te ontzien, teneinde de twijfelachtige eer te genieten met het volledig aantal spelers te zijn geëindigd! W. H. Dronkers. BASKETBALL. Zooals U allen weet is enkele maanden geleden op initiatief van den heer J. G. A. Losekoot een basketballafdeeling opge richt, hetwelk een groot epthousiasme onder de Ajaxleden teweegbracht. Voordat dit echter tot stand kwam waren er een aantal, naar het eerst leek onoverkomelijke, moeilijkheden te over winnen, maar door de medewerking van het Ajaxbestuur zijn de plannen verwezenlijkt en is de basketballtraining een feit geworden. Deze training vindt thans reeds vanaf den eersten April ge regeld op Maandagavond plaats en het is mij opgevallen, dat, al het enthousiasme van de leden ten spijt, de opkomst toch niet zoo groot is als werd verwacht. De moeite van den heer Losekoot en de vaste basketballspelers in aanmerking genomen zou iets meer belangstelling wel gewenscht zijn. Gelukkig is het mogelijk geweest enkele wedstrijden te spelen tegen de 2e O.H.S., S.M.H., 4e 3-j., Oud S.M.H., enz. en ik moet onze jongens, onder aanvoering van K. B. A. v. d. Schuyt, tot hun eer nageven, dat zij zich van hun besten kant hebben laten zien en de Ajax-kleuren ook in de pas opgerichte basketballafdeeling hebben hooggehouden. Het is hierbij waard te vermelden, dat van alle gespeelde wed strijden er niet een verloren werd. De indrukken, die ik tijdens deze wedstrijden heb gekregen, getuigen weer van een echten Ajaxgeest. Niet alleen aan schouwt men er op Maandagavond sportief spel, prettigen omgang en geestdrift (de trainer kan zich op deze avonden zonder schaamtegevoel in zijn overhemd en op zijn gymnas tiekschoenen in het benedenrestaurant wagen) maar men vindt er de training voor voetballers, mits er geen rugby van wordt gemaakt, hetgeen onder de uitmuntende straffe leiding van „Onzen Geestelijken Vader" niet gemakkelijk voorkomt. Ajacieden, eiken Maandagavond 7 uur Basketball. Wij rekenen op U. BAS. OUD EN JONG. Toen ik thuiskwam lag de Ajaxkrant op mij te wachten. En niet lang duurde het of ik zat in mijn stoel, niemand die mij stoorde en dan lees je net zoo lang tot je alles weer weet, wat de Meer aan lief en leed te vertellen heeft. Wanneer het laatste blad dan is omge slagen en de inmiddels koud geworden thee is opgedronken, dan kan ik lang nog zitten droomen, het blad op mijn schoot. „Hoe oud zijn we eigenlijk?" stond er in het blad. Menschen, ben je nu heele- maal gek geworden, hoe oud?! Hoe lang zijn we al jong! Hoe oud! Natuurlijk zijn voor de ouwe bokken van Tjerk de jaren gaan tellen, natuurlijk zijn ze niet meer ingedeeld in één of ander elftal, het is zelfs een oud en soms zéér oud team van grijze kerels geworden, wier tweede jeugd voorbij is en die hunkeren om aan hun derde jeugd te kunnen beginnen. Wie van U heeft wel eens een derde-jeugds-jongeling meegemaakt, die verliefd is op wat oud is? Waanzin! Dat is altijd jong, tenger, schoon en in alles lieftallig! Hce gaat het! Als je het blad gelezen hebt, dan steeds weer denk je het nog best te kunnen, zoo'n partijtje voetbal. En toen ik gelezen had hoe Brown zijn hart luchtte op onze reserves, toen scheelde het maar weinig of ik was zoo naar de telefoon geloopen. Moet je gelooven, oud! We krijgen zelfs cp ons eigen bord een diner geserveerd en daarvoor af „misschien" iets in zoo'n klein glaasje met een voetje. Dan ben je waarachtig niet oud, dan behoor je jong te zijn als er zulke ideeën nog in je sluimeren, je behoort zéér jong te zijn dan om na afloop of menigmaal tusschentijds even kaars recht de zaal door te loopen, zonder ergens tegen aan te stcoten. Het is lang geleden, dat we zoo iets hadden. Wanneer? Teen we nóg jonger waren! Waar? American Hotel!

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1946 | | pagina 14