7
hij. alles, dus ook het doel, in zijn gewone proporties blijft zien, dan
wordt hij een goalgetter, die voor zijn club menige overwinning uit
het vuur zal sleepen.
Het moeilijkste van het voetbalspel is doelpunten maken. Goede
veldspelers zijn er vele; goede, gevaarlijke goalgetters weinig. Een
speler, die voor het doel het hoofd koel houdt, en daarbij natuurlijk
over technische kwaliteiten beschikt, is voor zijn club als speler
goud waard. Deze spelers brengen dan ook dikwijls de verrassing,
de wisselvalligheid in het spel. Sterkere clubs verliezen van zwak
kere, omdat bij deze laatste een voorhoedespeler is, die weet hoe
men doelpunten moet maken.
Want niet alleen, dat hij zijn club aan doelpunten helpt, neen,
hij geeft daarmee zijn geheele elftal een moreelen steun, welke van
zoo'n groote beteekenis is in sportwedstrijden. Een elftal dat zijn
zelfvertrouwen bewaart tijdens een wedstrijd is meestal winnaar en
zeker nooit geslagen vóórdat het eindsignaal klinkt. We hebben
clubs van veel sterkere tegenstanders zien winnen met 2- of 3—0,
welke clubs, wat de krachtsverhouding in het veld betrof, zeker met
6 of 7 doelpunten verschil hadden moeten verliezen. Alleen het feit,
dat één speler in hun voorhoede van de weinige kansen gebruik
wist te maken, gaf zijn elftal de kracht en het vertrouwen om stand
te houden, terwijl tegelijkertijd het zelfvertrouwen van den tegen
stander, die voortdurend vruchteloos storm liep op het doel, als
sneeuw voor de zon verdween.
Kan men het dan pech noemen als zoo'n elftal verloor, of geluk
als de zwakkere won? Neen. Het doelpunten is en blijft de groote
kunst in het voetbalspel. Een moeilijke voorwaar, maar een, die de
moeite van het leeren waard is, omdat het eerste doelpunt den
grondslag legt voor meerdere en dus voor de overwinning.
Naar mijn meening wordt aan deze moeilijke opgave en aan de
middelen ter bereiking van dit alles overheerschende doel te weinig
aandacht geschonken door clubleiders en trainers. Maar daarover
aens ëen volgende keer. P. W. MICHELS.
VAN EEN VOCHTIGEN WEDSTRIJD! D.O.S.—AJAX.
Reeds weken van te voren hadden wij, mijn zoon Wim en ik,
uitgezien naar den wedstrijd D.O.S.—Ajax, doch de vorstperiode
was oorzaak, dat ons geduld eenige weken op de proef werd gesteld,
tot eindelijk 5 Februari deze match doorgang kon vinden.
Zondagmorgen; wij zagen naar buiten en keken elkaar eens aan.
„Wij gaan toch, Vader?" vroeg Wim.
„Natuurlijk", repliceerde ik, dat beetje
regen zegt toch niets. Wim moest om
10 uur eerst een wedstrijd spelen
tegen Arends en daarom hadden wij
afgesproken elkander bij het Muider-
poortstation te ontmoeten. Om zes
voor twaalf ging onze trein.
Zoo ging ik door den regen naar
het Station en stond om half twaalf
voorzien van terrein en spoorkaartjes
op mijn zoon te wachten. Aan regen
geen gebrek!
De tijd ging verder, het werd kwart
voor twaalf, tien voor twaalf, maar
geen Wim. De trein rolde het station
binnen, ging even later er weer uit
en nog steeds geen Wim te zien, wel
régen.
Informeerende wanneer de volgende
trein naar D.O.S. ging, naar Utrecht
bedoel ik, ontving ik het leuke antwoord „om half drie, mijnheer".
Proost! Pot voor Meneer!
Kwart over twaalf kwam Wim met een rood hoofd van het harde
loopen eindelijk aanstuiven. „Wij hebben een half uur later moeten
spelen, dus ik kon niet eerder, maar gaan wij nu nog, Vader?"
„Natuurlijk jongen, gaan wij", maar't regende nog steeds.
Gelukkig voor ons ging er om 1 uur 27 nog een trein vanaf het
Amstelstation en wij daar heen, want wij moesten naar D.O.S.—Ajax
en om 2 uur 15 arriveerden wij in Utrecht, waar het toevallig
ook regende.
Met den wind mee ging het hard loopende naar het Stadion, waar
wij tijdens de rust bij den stand 11 onzen intocht hielden.
Wij hebben in regen en wind de tweede helft dus nog fijn kunnen
zien. Vonden Drager, Korndorffer e.a. weer prima en konden nog
last met Utrechtenaren krijgen, omdat zij dat niet met ons eens
waren.
Ook hebben wij tegen het einde, toen D.O.S. nog meende een
kans te hebben, nog even zitten knijpen, maar het bleef 3—2 voor ons.
Wij waren naar D.O.S.—Ajax geweest.... het had wel een beetje
geregend, maar Ajax had gewonnen. J. S.
HONKBAL.
Al zitten wij nog midden in het voetbalseizoen en rillen wij van
de kou, toch zijn er reeds toebereidselen gemaakt voor de komende
honkbalcompetitie. Sinds eenige weken oefent een aantal werpers
in de groote zaal van ons stadion. Tot nu toe zijn echter niet alle
aangeschreven pitchers verschenen.
Ik noodig thans alle honkballers, de juniores inbegrepen uit,
's Zaterdagsmiddags den bal ter hand te nemen. Zoodra de weers
omstandigheden zulks toelaten, zal er op het veld worden geoefend,
opdat wij ons niet alleen in het gooien, doch ook in het slaan
kunnen bekwamen.
Na de teleurstellende resultaten in 1945 is het zaak, dat het eerste
negental zich volledig rehabiliteert.
Nu ons weer ontmoetingen in Haarlem te wachten staan, kunnen
wij gezellige uitstapjes tegemoet zien.
Ondanks de schaarschte van honkbalbenoodigdheden zal geen
middel onbeproefd worden gelaten om ook de juniores in de compe
tities te laten uitkomen. De jeugdafdeeling toch is het reservoir,
waaruit later de spelers voor de hoogere negentallen moeten worden
geput.
Hoe zijn de vooruitzichten? Het staat vast, dat er dit jaar van
honkbalpropaganda nog geen sprake zal zijn. In zake de verkrijging
van sportartikelen uit het buitenland heeft de N.H.B. nog niet het
geluk gehad dat andere sportbonden reeds ten deel is gevallen. Ook
schrijver dezes heeft stappen gedaan om in het bezit van de noodige
attributen te komen. Of deze succes hebben, dient vooralsnog te
PAK DE TRAM.
Toen ons Vaderland bevrijd werd,
Begaven wij ons weer op straat
Zonder angst voor een bevlieging
Van een Derde-Rijksoldaat.
Menig rijwiel is niet bruikbaar,
Doordat er nog geen banden zijn,
Wel is waar kunnen wij loopen,
Doch d'afstand is niet altijd klein.
Bovendien heeft men te onzent
Nogal last van sneeuw en regen,
En daar kunnen onze schoenen
Na hun staat van dienst niet tegen.
Voor een ritje met de stadstram
Bestond direct veel animo,
Somtijds lijkt dit voertuig veel meer
Een „drukkerij" of „persbureau".
Nu het eindelijk zoover is
Dat de tram ook 's avonds rijdt,
Behoeft niets u te weerhouden
Van een gang naar de sociëteit.
Want al zijn veel Ajacieden
Iedere week in „Suisse" present,
Toch zou de commissie graag zien,
Dat U daar ook aanwezig bent.
Nu 't bezwaar, dat u moet loopen,
Dank zij de tram niet langer geldt,
Verwacht good old Jack u voortaan
Wekelijks op het oefenveld.
Al klinkt het misschien ondankbaar
Een mensch is immers nooit voldaan
Toch hoop ik, dat de tramwagens
Dra ook 's Zondags rijden gaan
E. H. VAN TUIJL.
worden afgewacht. Intusschen zullen wij moeten roeien met de
riemen die wij hebben.
Gezien het lijvige voetbalprogramma zullen nagenoeg alle honkbal
wedstrijden wel op Zaterdagen moeten worden gespeeld. Het valt
echter te betwijfelen, of alle honkballers in den lande binnenkort
aan deze zomersport kunnen deelnemen. Het meerendeel van hen
beoefent namelijk ook de voetbalsport. In het bijzonder voor de
spelers van de groote clubs, die kampioenskansen hebben of in
degradatiegevaar verkeeren, zal hier wel niets van komen. Laat ons
slechts den wensch uitspreken, dat in 1947 de voetbalcompetitie
weer in normale banen geleid kan worden en het gesloten seizoen
zoowel den winter- als den zomersporten ten goede komt.
Een en ander zal nog wel ter sprake komen tijdens de Algemeene
Vergadering van den N.H.B.welke Zaterdag 16 Maart a.s. om 15 uur
te Amsterdam zal worden gehouden, op denzelfden dag dus, dat
Ajax ter gelegenheid van het 46-jarig bestaan feest viert. In het
volgende clubblad hoop ik U van de belangrijkste punten in kennis
te stellen.
Alvorens te besluiten, wek ik onze honkballers nogmaals op
Zaterdagmiddag om 3 uur te komen oefenen. Wie niet komt trainen,
zal het ook niet ver brengen. Komaan, mannen, laten wij er weer
eens een gezellig seizoen van maken. Het zij zoo.
E. H. VAN TUYL.
VAN HET VIERDE!
Van alle spelers van Ajax waren er slechts elf, die Zondag
24 Februari j.l. onder het genot van sneeuw- en hagelbuien de
stoute (voetbal-)schoenen aantrokken om te demonstreeren, dat deze
dag niet geheel voor de sport verloren behoefde te zijn. De stoere
mannen van het vierde speelden n.l. den reeds driemaal uitgestelden
wedstrijd tegen A.F.C. op het terrein van de Reds. Een half uur te
laat liet een moedige scheidsrechter beginnen op een veld, dat
meer verlokte tot sneeuwballen gooien dan tot voetballen. Ajax
had tot ons aller genoegen eest den orkaan „van achteren" en met
dezen steun werd vlot een vijftal goals gescoord, waarvan de
referee er echter twee weer annuleerde wegens buitenspel. Rust
aldus 30.
Na de rust, waarin wij onze verkleumde bodies op temperatuur
brachten met heerlijke, warme koffie, vormden zich zooveel plassen
op het terrein, dat het voetballen soms meer op „slootje-springen"
geleek. Ajax en A.F.C. hadden resp. een waterpolospeler en een
schoonspringer in het doel staan en dat was nog niet eens zoo gek
bekeken
Ajax zoowel als A.F.C. maakte in de tweede helft één doelpunt,
zoodat we met een 4—1 overwinning het terrein afzwommen
eh verlieten, bedoel ik. HEINTJE.
DE RACING CLUB HAARLEM 35 JAAR.
25 Februari 1911 was de datum, dat de club van onze Haarlemsche
vrienden, R.C.H., werd opgericht. In het seizoen 1921/22 bereikte de
club van Scheen de eerste klasse, om zoowaar in 1922/23 èn het