8
„AJAX-LEED" EN „AJAX-VREUGDE".
Uit een dichtbewolkte hemel
Valt de regen eindloos neer.
Dat zal vanmiddag weer wat worden,
Ajax en 't Gooi spelen in de Meer.
Ik kijk verdrietig door de ruiten
Want al gaat de wedstrijd door,
Ik kan toch nog niet naar buiten
De griep is mij een streepje voor.
Langzaam nadert nu het tijdstip
Waarop de match beginnen gaat.
De regen is thans opgehouden
En 't is gezellig druk op straat.
Ik zit me thuis maar te vervelen
En 'k vraag me af: „Hoe zou het zijn?"
Zouden ze wel kunnen winnen
Op zoo'n modderig terrein
In gedachten zie ik Fischer
Weer eens rennen langs de lijn
En tezamen met zijn makkers
Zorgen voor een half dozijn.
Ik kan nu echter niet mee juichen,
'k Weet van den wedstrijd niemendal.
Ge zult het misschien niet begrijpen,
Maar 't is voor mij een zwaar geval.
Tergend langzaam nadert 't einde
Van een wedstrijd, die ik niet zag.
Dat is voor mij als „Ajax-clübman"
Werkelijk een hard gelag.
Eindelijk geeft na heel lang wachten
Een reporter mij verslag.
Met 2O heeft Rood-Wit gewonnen
Het is dus weer een beste dag.
Ajax is twee punten rijker
Vreugde is in mijn gemoed.
Deze overwinning maakt weer
„Een verloren middag" goed!
P. J. ADMIRAAL.
op haar naam staan. Hierbij denken we aan Potharst, Stoffelen, Veen,
Korndorffer en Van Dijk en wij weten uit ondervinding, dat deze
ras-Ajacieden verwoede kampioenschap-vechters zijn. Met deze
wetenschap voor oogen en daarbij de zekerheid, dat de nog niet
genoemden, te weten Van der Linden, Leemhuis, Drager en Grigo-
leit branden van verlangen om ook eens een Ajax-kampioenschap
te veroveren, zien wij de toekomst met gerust hart en vol ver
trouwen tegemoet.
Nu wij het toch over het kampioenschap hebben, dringt de vraag
naar voren: komt er van de wedstrijden om den hoogsten titel,
n.l. voetbalkampioene van Nederland, dit seizoen nog iets terecht?
Laten wij aannemen, dat over ca. tien weken de afdeelings-
kampioenen bekend zijn, dat wordt dan zoo ongeveer half Mei.
Daar komen nog bij de noodige interland-matches, zoodat, als het
meeloopt, half Juni aan de laatste ronden kan worden begonnen.
Gunstig ziet het ar niet uit en aan Den Haag de taak deze moeilijke
puzzle bevredigend op te lossen.
Wij zien er, gedachtig aan een gesloten seizoen, geen gat in en
zullen, a la Multatuli: „het wel hooren". BROWN.
SPORT EN LIEFDADIGHEID.
Kort geleden vermeldde een persbericht, dat de toegangsprijzen
voor den Zondag 12 Mei a.s. in het Olympisch Stadion te spelen
voetbalwedstrijd NederlandBelgië als volgt zijn vastgesteld:
Eeretribune (beneden) 7.—
Marathontribune en Eeretribune (boven) 5.50
Zijvak (beneden) en Zuidelijke tribune3.75
Zijvak (boven) 2.50
Staantribune 1.50
Jongensplaats 0.75
Hiervan zal resp. 2.—, 1.50, 0.75, 0.50, 0.50 en 0.25 ten
goede komen aan het Comité „Nederland helpt Indië".
Het is verre van mij den hulpbehoevenden in Indië ook maar iets
in den weg te leggen. Waren wij ook niet blij, toen bevriende landen
aan het einde van den oorlog onzen nood lenigden?
Ik wil hier echter even ingaan op de wijze, waarop de nu weer
Koninklijke Nederlandsche Voetbalbond gemeend heeft, gelden voor
het genoemde comité te moeten inzamelen. Met allen eerbied voor
het na te streven doel ben ik van oordeel, dat het besluit van den
K.N.V.B. niet met onzen landaard strookt. Als een goede zaak steun
behoeft, moet het Nederlandsche volk spontaan en niet volgens
de thans toegepaste methode zijn medewerking kunnen verleenen.
Het is nu zoo, dat een sportliefhebber, die, om welke reden dan
ook, niet genegen is ten behoeve van deze hulpactie iets bij te
dragen, genoemden landenwedstrijd niet kan bijwonen.
Voorts rijst de vraag, of den Belgischen supporters, die naar
Amsterdam komen, de verplichting kan worden opgelegd een
penningske te offeren voor een Nederlandsche aangelegenheid. Of
kunnen zij hun vertegenwoordigers tegen de oude prijzen aan het
werk zien? Zou een collecte op den wedstrijddag eigenlijk niet de
voorkeur hebben verdiend?
Dat het stadion aan den Amstelveenscheweg ondanks de ge
peperde prijzen uitverkocht is, is een bewijs, dat sportlievend
Nederland er naar hunkert de verrichtingen van de nationale ploeg
weer eens gade te slaan. E. H. VAN TUIJL.
„HOE DENKT GIJ ER OVER".
Er stond in ons clubnieuws een noodkreet van de redactie, die
inhield, dat er ook eens andere leden of donateurs werden uitge-
noodigd om met een of ander „over de brug" te komen.
Nu vind ik het wel een beetje bar, dat de redactie den leden zulk
een verzoek moet doen; niet voor haar, maar voor ons.
„Wij" moeten er voor zorgen, dat wat er onder ons leeft in ons
clubnieuws kenbaar wordt gemaakt.
Kijk eens naar andere clubbladen; het zij heusch niet eens de
„groote goden" uit de voetbalwereld, die prima medewerkers hebben.
Waarom dan ook niet bij ons?
Zullen onder de 1200 leden, die onze vereeniging telt, behalve
diegenen, die maand in maand uit ons clubnieuws verzorgen, geen
„pepnenklimmers" zijn?
Wij gaan er dus voor zorgen, dat er in ons volgend clubnieuws
komt te staan: „Alle overige copy wegens plaatsgebrek, tot het
volgende nummer". Afgesproken? En nu we toch met elkaar bezig
zijn, wil ik langs dezen weg nog het volgende opmerken.
Bij de thuiswedstrijden van Ajax is het niet alleen mij, maar ook
anderen opgevallen, dat het met de gramophoonplaten schraal is
gesteld. De opmerking van iemand uit het publiek: „Je hoort hier
eiken Zondag minstens 2 x hetzelfde mopje", is toch heusch niet
noodig.
Wij hebben toch wel een adres om „schijfjes" aan te schaffen?
Dan zijn de platen des Vrijdagsavonds in „Suisse" prima in orde
hoor! Komt U niet op onze clubavond? Jammer, erg jammer. Het
is er werkelijk een gezellige boel! Maak in het vervolg den Vrijdag
avond vrij, U zult er geen spijt van hebben.
Ook is het natuurlijk iedereen opgevallen, dat onze vereenigings-
naam boven den ingang weer compleet is en hoe; nog wel in het
rood en wit. Nog niet gezien? Den volgenden keer er op letten, volk!
Nu moet U niet kijken naar het hek, dat er schuin onder staat,
want daar zit nog steeds een „bultje" in en ook dat groene posthuis
of hoe dat ding heeten mag, zal zeker ook wel eens verdwijnen.
„Er zit schot in", hebben we dikwijle gehoord, en hopelijk zullen
de voorhoeden van al onze elftallen dezen slagzin niet vergeten.
Nu zullen we maar hopen, dat het evenzoo met de competitie zal
gaan, want andersMaar „alles sal reg kom" heeft Kruger gezegd
en zal dit met al het bovenstaande ook wel gebeuren.
En hierbij moeten wij het maar laten. Vfeel succes. „PORKY".
IS VOETBAL EEN WISSELVALLIG SPEL?
Dikwijls hoort men in voetbalkringen de meening verkondigen, dat
de grootste bekoring van dit spel de wisselvalligheid, d.w.z. de
onzekerheid in de uitslagen der wedstrijden is. Er zijn verschillende
takken van sport, waarin men met vrij groote zekerheid het resultaat
van bepaalde wedstrijden kan voorspellen. Men denke daarbij aan
wielrennen, boksen, worstelen, zwem
men enz. Natuurlijk zijn ook hierbij
verrassingen niet uitgesloten, maar
.het element van onzekerheid is toch
'niet zoo groot als bij het voetbalspel.
Hoe komt het nu, dat dit spel zoo
vol verrassingen, zoo ongewis en vol
onzekerheden zit? Spelen toeval, pech
en geluk hierbij zoo'n groote rol? Om
deze vragen te kunnen beantwoorden
moeten we ons klaar voor oogen stel
len wat met genoemde woorden wordt
bedoeld. Men spreekt van geluk voor
de achterhoede wanneer voor het doel
gemakkelijke kansen om te doel
punten door paal of lat om zeep wor
den gebracht of tegen goalkeeper
of backs worden aangeschoten. Voor
de aanvallende partij wordt dit dan
pech genoemd. Maar is dit wel juist?
Naar mijn meening zeker niet heelemaal. Voetbal is een zeer
moeilijk spel, veel moeilijker dan bijvoorbeeld spelen, waarbij
van de handen en armen gebruik gemaakt mag worden, omdat de
handen nu eenmaal de instrumenten van den geest, de gedachten,
zijn, welke er in het leven van elk mensch automatisch en door
oefening aan gewend zijn geraakt, onmiddellijk en vaak met groote
nauwkeurigheid aan de wilsbesluiten van den mensch te gehoor
zamen. Dit is met de beenen niet het geval. Zulks is gemakkelijk te
demonstreeren door iemand op een bepaalden afstand eerst met de
handen en dan met de voeten een bal op een of ander doelwit te
laten richten. Men zal dan kunnen constateeren, dat de trefkans met
de handen veel grooter is dan met de voeten.
Let maar eens op bij het handbalspel. Daar is voor het doel een
cirkel getrokken, waarbinnen niet op doel geschoten mag worden.
Het doelpunten zou dan al te gemakkelijk worden. Maar hoe dikwijls
ziet men niet bij het voetbalspel slechts enkele meters van het doel
de meest „geheide" kansen missen door over of naast trappen!
In zooverrre de beweging van de voeten dus veel minder nauw
keurig gedirigeerd kan worden dan die van de handen, zou men
dus van pech of geluk het hangt er natuurlijk vanaf van welken
kant men de zaak bekijkt kunnen spreken, als de bal inplaats van
in het doel tegen de lat of paal wordt geschoten, of er één of twee
centimeters naast of overheen gaat. Maar waarom kan een vrij
staande speler in het veld wèl met een zekere mate van nauw
keurigheid den bal in de gewenschte richting spelen, terwijl men
voor het doel dikwijls elke richtingszin kwijt is?
Elke voetballer weet, dat het doel tijdens den wedstrijd voor de
voorhoedespelers veel kleiner lijkt dan het in werkelijkheid is. Dit
is een psychologisch verschijnsel. De vrees dat daardoor de bal bij
het schieten binnen het bereik van den keeper blijft, deelt zich aan
de beweging van den voet mede, welke daardoor eeri „overdreven"
richtingverandering bewerkstelligt met de bekende gevolgen. Wan
neer een voorhoedespeler dezen vrees kan overwinnen, d.w.z. als hij
in staat is om beheerscht en nuchter te blijven voor het doel, zoodat