VAN HET EERSTE ELFTAL.
Er zijn in het leven eens voetballers van die wedstrijden, die thuis
behooren in de rubriek „Voetbalkampen, die men maar 't liefst zoo
gauw mogelijk vergeet". Zoo'n wedstrijd was Ajax't Gooi. De
Hilversummers beschikken over een zeer middelmatige ploeg, die
hard zal moeten ploeteren, om de onderste plaats te ontloopen. Op
de ranglijst staan de Gooi-ers dan ook hemelsbreed van ons ver
wijderd, maar op dien miezerigen Zondag in Februari kwam dat
groote verschil in afstand toch feitelijk heel slecht tot zijn recht.
Wel waren wij voortdurend in de meerderheid, doch doelpunten
maken, dit seizoen één van onze sterkste wapens, was er dezen
middag niet bij. De goals, die gemaakt werden, kwamen uit een
penalty (Henk v. d. Linden) en een directen vrijen schop (Joop
Stoffelen).
Steeds werd het spel te kort gehouden, hetgeen, met het oog op
den slechten toestand van ons veld, niet de manier was om tot
successen te geraken. Bovendien was het plaatsen der meeste spelers
buitengewoon slecht en kon Fischer, in verband met zijn onwillige
knie, niet ,de activiteit ontplooien, die het publiek nu eenmaal zoo
gaarne van hem ziet. Nog even geduld en Gerrit snort weer langs
het lijntje, gelijk de Orient-expres. Als wij nu nog vertellen, dat
Korndorffer weer eens heel moeilijk afscheid van den bal kon
nemen en Boonstoppel zijn Zondagschen vorm had thuisgelaten, dan
kunnen wij o.i. van het thema „sterker maar geen doelpunten" wel
rustig afstappen.
Wij bepalen ons dan ook liever tot onze middenlinie en achter
hoede, want aan deze spelers danken wij voor zeker tachtig procent,
de kleine- maar kostbare overwinning op de Hilversummers. Wat
zwoeger Veen en zijn beide kanthalves weer hebben gepresteerd is
toch feitelijk onbetaalbaar. Steeds maar stuwden zij onze voorhoede
op en dat deze linie niet tot scoren kwam was waarlijk hun schuld niet.
Stoffelen en Leemhuis wat hebben Joop en Piet weer bergen
werk verzet begonnen ten einde raad het maar met verre schoten
te probeeren, doch de doelman der geel-zwarten wist hier wel weg
mee. Neen, doelman Mosterd weet, wat doelverdedigen betreft,
waar Abraham de mosterd haalde en het was heusch niet dat bleeke
slappe goedje, dat je tegenwoordig in zoo'n potje vindt, doch echte
pittige ouderwetsche Groninger. Die knaap heeft er heel wat uit-
geranseld en zonder die veel omstreden penalty waren wij o.i. nooit
aan onzen trek gekomen. Het was wel een beetje zuur voor hem,
want over het toestaan van den strafschop waren de Gooiers het
niet eens. Wij voor ons hadden het gevoel, dat het dan ook niet
voor 100% O.K. was, maar de „ref" wees gedecideerd naar de witte
stip en Henk v. d. Linden kogelde den bal onhoudbaar in het net.
Voor ons en speciaal voor onze achterhoede was het een opluchting,
dat wij nu een voorsprong bezaten, want al waren de geel-zwarten
voor doel vrijwel ongevaarlijk, een ongeluk ligt nog steeds in een
klein hoekje. Gerrit Keizer, v. d. Linden en Potharst moesten immer
op hun qui vive zijn en voor hun was de overwinning pas zeker,
toen Joop Stoffelen met een droog hard schot nummer twee langs
Mosterd joeg. De pret was er hiermede vrijwel af en beleefdheids
halve hebben wij den wedstrijd verder uitzitten kijken. Guus Drager
die bitter weinig te doen kreeg en Gé van Dijk gingen er samen
herhaaldelijk nog van door, maar effect sorteerden het niet en een
ieder was blij, toen de bekende fluitsolo een einde aan-de ver
tooning maakte. Door nederlagen van Heerenveen en Be Quick, is
Ajax de club, die dit seizoen het langst ongeslagen bleef. Een record,
dat binnen is, luien nu maar probeeren, om ongeslagen te
blijven. Een moeilijke opgave, maar niet onmogelijk en dus
tanden op elkaar, kerels!
Zondag 19 Februari Ajax—A.D.Obrreen harde noot om te
kraken. Verloor „De Volewijckers" op eigen veld niet met 21 en
hadden wij niet altijd groote moeite om de Hagenaars terug te
wijzen? En nu ging het dan weer gebeuren, stonden Keizer en zijn
mannen voor de lastige taak zich de kampioenen-killers van het
lijf te houden. Een gewaarschuwd man telt voor twee, maar ja
voetbal blijft nog steeds voetbal. Neen, gerust waren wij niet en
ons ongeslagen record heeft beangstigend aan het bekende draadje
gehangen. Buitengewoon prettige tegenstanders zijn de rood-groenen
nooit geweest, zij spelen rijkelijk stevig en zonder pardon, met alle
gevolgen van dien. Als je daar niet hetzelfde spelletje tegenover zet,
dan ga je er onherroepelijk onderdoor en leg je het loodje. In 't
begin van den wedstrijd begon het er op te lijken, dat het in die
richting zou gaan, want de A.D.O.-ers bleken nog hetzelfde systeem
te adoreeren. Hard en onverzettelijk speelden zij hun partij en
alhoewel ons elftal beter voetbal demonstreerde en in de meerderheid
was, wisten wij door het meer dan pootige spel der Hagenaars niet
tot scoren te komen. Kansen kregen wij genoeg en zelfs prachtige
kansen, maar de A.D.O.-doelman speelde een beste- en eenigszins
gelukkige partij als doelman moet je nu eenmaal geluk hebben
zoodat de man van het scoringbord rustig zijn handen in zijn zakken
kon houden. Dit spelletje duurde zoo ongeveer een twintig minuten.
Steeds trok onze voorhoede op naar de A.D.O.-veste, maar steêvast
stönd er een Hagenaar klaar, om op het laatste oogenblik een doelpunt
te voorkomen. Schoten van Drager, van Dijk en Grigoleit, die wij al
telden, werden nog gekeerd en het werd langzamerhand duidelijk,
dat wij aan de A.D.O.-ers een harden, heel harden dobber zouden
hebben. Neen, rooskleurig zag het er niet uit en toen de Haagsche
rechtsbuiten met een fantastischen omhaal den bal voor ons doel
plaatste en deze via eenige spelers in ons net verdween, leek de
Ajax-zon onder te gaan. Ons vertrouwen op de overwinning kreeg
nog grooter deuk, toen wederom de A.D.O.-rechtsbuiten er vandoor
ging en met een scherp schot, Öerrit Keizer het nakijken gaf.
Inplaats van een voorsprong, in luttele minuten een 2—0 achterstand,
is voor iedere voetbalploeg nu niet bepaald een aangename belevenis
en beteekent in de meeste wedstrijden voor het slachtoffer het einde
van alle illusies. Het pleit dan ook voor ons elftal, dat het zich
niet door dezen tegenslag liet ontmoedigen en bewust van eigen
kracht met zoo'n élan ten aanval trok, dat A.D.O. met man en
macht moest verdedigen. Prachtig stuwden Veen, Stoffelen en Leem
huis onze voorhoede op en doelpunten konden haast niet uitblijven.
Grigoleit, die het nü^als midvoor mocht probeeren, daar Boonstoppel
voorloopig weer naar het tweede elftal terug gewezen is, smaakte
het genoegen, zijn eerste eerste-klasse doelpunt te scoren, waarmede
onze kansen op een gunstig eindresultaat weer aanmerkelijk stegen.
Die kansen werden nog beter toen Guus Drager er in slaagde num
mer twee in het Haagsche doel te deponeeren en wij weer konden
gaan denken aan „hoeveel zal het worden". Een eeuwige optimist,
n.b. een zeer bekende Ajacied, had ons voorspeld, in ieder geval
een overwinning en een score van zoo ongeveer 51. Van vele
wedstrijden had hij ons dit seizoen den uitslag reeds vooruit mede
gedeeld en aldoor was, het uitgekomen ook, dus wij kregen hoop
dat zijn clairvoyance wederom bewaarheid zou worden. Wat de
overwinning betreft kreeg hij gelijk, maar met den score heeft hij
ons dezen keer leelijk in de maling genomen. Inplaats van 51 werd
het 32 en met de hand op het hart, het is transpireeren geweest.
Overwegend sterker waren wij na de rust, maar die vermaledijde
bal wilde niet in het A.D.O.-net verdwijnen. Wat onze menschen
ook probeerden het bleef gelijk en met angst en beven zag de
Ajax-schare den tijd meer en meer verstrijken. Daar kwam nog bij,
dat de A.D.O.-midvoor en beide vleugelspelers, ver naar voren op
gesteld, op een kans stonden te loeren, zoodat Potharst en v. d. Linden
steeds waakzaam moesten blijven. Eenige keeren wisten de Hage
naars tot ons doel door te dringen, waarbij zij eenmaal bijna tot
scoren kwamen. Keizer wist echter subliem te redden en liet daarna
nog tweemaal zien, dat hij over een harde rechter vuist beschikt.
Twee hooge voorzetten stompte hij, boven alle spelers uitspringende,
op Engelsche wijze tientallen meters ver het veld in en er zullen
weinig doel verdedigers zijn, die hem dit kunstje nadoen. Alle hulde,
Gerrit! Wist onze defensie dus een Haagsch doelpunt te voorkomen,
aan den anderen kant leek een Ajax-goal ook tot de onmogelijk
heden te behooren. Wel kregen wij overvloedig corners en vrije
schoppen te nemen, maar het verlossende en zoo zeer verdiende
doelpunt bleef uit. Nog tien, nog vijf minuten, nog vieren toen
gebeurde het. Bij een heftig duel tusschen Korndorffer en één der
A.D.O.-backs klonk hard en schel des scheidsrechters fluit. Penalty!
Hevige protesten van A.D.O.-ers maar de referee was onverbiddelijk.
Wij hebben niet kunnen constateerefl wat er gebeurd was, maar de
scheidsrechter stond vlak bij het A.D.O.-doel en was zoo gedeci
deerd in zijn optreden, dat wij gevoegelijk aan kunnen nemen, dat
zijn beslissing juist was. Hoe het ook zij, wij kregen de gelegenheid
om onze zeer zeker verdiende overwinning tot een feit te maken en
ons penalty-kanon v.d. Linden (opvolger van Dolf van Kol, heel
merkwaardig ook linksback) liet de kans niet glippen. Oerhard.
zijn opvatting is: niet laten merken met welk been je gaat schieten
en dan zoo hard mogelijk inkogelen verdween de bal langs den
A.D.O.-doelman. Wij behoeven niet te vertellen, hoe al wat Ajax
voelt of denkt dit doelpunt begroette en dat er vele toeschouwers
waren, die het een onbevredigend slot van deze spannende partij
vonden. Onbevredigend was het inderdaad, maar verdiend wis en
waarachtig en daarom aan Gerrit Keizer en zijn mannen, die het
bestonden om de helft van het programma ongeslagen, met slechts
één verliespunt af te werken, onze warme hulde! Als Joop Korn
dorffer, balkunstenaar bij de gratie, het nu onder de knie krijgt
den bajf sneller af te geven en zuiver te plaatsen, Gerrit Fischer
zijn „onwillige knietje" weer kwijt is en Grigoleit zijn „planken
koorts" overwint, danja dan, zal weer ,,'n juichtoon langs de
velden davren", zooals ons clublied zegt. BROWN.
IS DE TOEKOMST AAN ONZE JEUGD?
Voor allen, die in geregeld contact komen met onze adspi
ranten en juniores, zal deze vraag waarschijnlijk qiet positief
worden beantwoord. Voor hen, die dit contact door gebrek
aan fiets of slechte tramverbinding verloren hebben, is mijn
advies:
Bezoekt onze jeugdwedstrijden.
Wanneer ik in de eerste plaats rekening wil houden met
de vijf bange oorlogsjaren, die wij gelukkig achter den rug
hebben, waardoor velen onzer jeugdige
spelers in hun ontwikkelingsjaren niet
het benoodigde voedsel hebben gekre
gen, stemt de toekomst mij persoonlijk
niet zoo somber.
Onze adspiranten 5 en 6 (leeftijd
1214) op 10 Mei 1940 dus schommelend
tusschen de 7 en 9 jaar, doen het best
en is het een zeer verheugend verschijn
sel, dat vooral bij deze jeugdige spelers
de opkomst bij de training zeer groot is.
Het is hier over het algemeen lilliput-
tersgedoe en Camera's types heb ik er
niet in kunnen ontdekken.
In de leeftijdsklasse van 1416 jaar
zijn de resultaten en opkomst bij de
training, lang niet zoo gunstig. Wanneer studieredenen hier
van de voornaamste factor zijn, zal alles wat jeugdcommissie
heet en daarmede te maken heeft, éénparig van oordeel zijn:
Studie gaat voor!
In elk ander geval moeten alle bezwaren komen te ver
vallen en is het bezoeken der training (éénmaal per week)
dringend noodzakelijk.
De jeugdcommissie bezit het recht, om adspiranten bij
overgang naar de juniores, bij gebrek aan vooruitgang enz.
het lidmaatschap te ontnemen. Zij maakt hiervan ongaarne
gebruik, doch in de meeste gevallen zitten die spelers in het