ATHLETIEK
Eenige bijzonderheden over het sprinten.
Bob Paverick, aanvoerder van het Belgisch elftal, die het vorig jaar tot
trainer van de Antwerp F.C. werd benoemd, is van meening, dat voor
voetballers het trainen op snelheid en uithoudingsvermogen van even
veel belang is, als het trainen op balcontröle. Men ziet immers dikwijls
voetbalteams, die, hoewel technisch minder bedreven, toch de over
winning behalen, omdat het team sneller is. Paverick laat zijn leerlingen
veel sprinten. Hij houdt zelfs onderlinge wedstrijden door middel van
startjes over een afstand van 15 tot 30 meter, waarbij de chronometer
wordt gebruikt.
Daar bij de voetbaltraining de sprint een belangrijk onderdeel vormt,
zullen we het sprinten op een eenvoudige wijze onder de loupe nemen.
De specifieke sprinters beoefenen thans de wedstrijdtraining, welke begin
Maart is begonnen en tot einde Mei duurt. Het komt er thans voor den
sprinter op aan, zijn lenigheid (souplesse), spier-, sprintgevoel en uithou
dingsvermogen op te voeren. Daarom zal hij zich bezighouden met
„Steigerungen", starten, tempo- en stijlloopen. Een Steigerung (een goed
Hollandsch woord, dat in één begrip deze trainingsloopen zou kunnen
aanduiden, schijnt hiervoor niet te bestaan) is een loop, waarbij ge
leidelijk de snelheid wordt opgevoerd, eventueel tot aan het punt, waarop
de topsnelheid wordt bereikt. Dit laatste kan alleen geschieden, wanneer
van te voren eenige inleidende rustige Steigerungen zijn gemaakt, waarbij
de topsnelheid niet wordt bereikt. Voor een beginnend athleet zijn deze
Steigerungen prachtig, bezien uit een oogpunt van stijl en loopgevoel
(balans). Immers bij het geleidelijke opvoeren van het tempo moet de
athleet er steeds voor zorgen, dat zijn stijl los en economisch blijft. De
goede stijl moet onder alle omstandigheden gehandhaafd blijven. De
sprinter zal daarom altijd zijn eigen race moeten loopenl Dit is zeer
belangrijk, want in de praktijk zien wij herhaaldelijk, dat nieuwelingen,
maar ook nog wel gevorderde athleten, wanneer zij bij de training in
groepjes van 4 tot 6 man over de baan gaan, er een onderlingen wedstrijd
van maken, waarbij dan de elementaire begrippen van stijl, balans, enz.
total verwaarloosd worden. Hoewel een en ander in den menschelijken
aard ligt opgesloten, komt het de training zeker niet ten goede. Straks bij
het starten uit de holes krijgen de sprinters voldoende gelegenheid
eikaars krachtens eens te polsen.
Het starten is voor den sprinter zeer belangrijk, vooral op de 100 meter.
Een slechte start schakelt hem meestal voor de overwinning uit. Alvorens
dit belangrijke onderdeel van de sprint te behandelen, komt het ons ge-
wenscht voor, eerst de practische kant te bekijken op het veld, daar de
start van tal van factoren afhankelijk is. Een athleet met lange beenen
zal een andere starthouding moeten aannemen dan een sprinter met
korte beenen. De een heeft bij het knielen in de holes of bij het gebruik
mken van de startblokken zijn linker, de ander zijn rechter been voor.
239