Voelbalroem!
Voetbalroem
TV at is datVergeelde kranten-uitknipselsStofHerinneringwaan?
Voetbalroem is als 'n vlam, die even opflikkert, 'n vluchtig soms heftig schijnsel
werpten dan snel uitdooft. Een beetje na-gloed. Soms
Jk blader zoo nu en dan in de paar oude Ajax- Clubnieuws-jaargangen, die ik nog
bezit. Het zijn er maar enkele, maar ze zijn uit de allereerste jaren
Dan voel ik me in een verren, verren tijd terug. Een tijd van zon en van vreugde.
Een tijd van overmoed. Een tijd van overgave. Een heerlijke tijd.'
Jk heb er vrede mee, dat de jeugd van vandaag het nu nét zoo beleeft, zooals
wijtoen. Dat die knapen, die nu de zware taak hebben, een roemruchtig ver
leden niet al te zeer geweld aan te doen, tóch genietenzonder wonder-team,
zonder phantastische reeksen overwinningen, zonder fanatisch-meelevende tribune-
drommen, zonder ,,met-roodwitte-trompetters-en-vreemd-uitgedoschte wildzangen-
aan-het-hoofd-joelende-en-jubelende-voetbalhorden", zonder kampioenschappen
bijna zonder alles wat wij vorige generatie gehad hebbenvoltooid ver
leden tijd!
Bueno!
Jk heb er vrede mee
Maar onze tijd.' Xom aan, jonge Ajax-gemeenschap. Weest niet boos op me.'
Jk doe jelui geen afbreuk. Jk denk alléén terug aan dien mooien, heerlijken tijd
toén ik nog jong was en met de pen geducht kon vechten voor rood-en-wit. Jk denk
aan die mooie belevenis van een clubgroei en een geweldige opkomst in moordend
snel tempo...... dusdanig, dat de wereld paf stond en het Ajax-terrein op de vrien
delijkst bedoelde manier een slachthuis werd genoemd, waar geweldenaren in de
vroegere, Hederlandsche voetbalwereld, zooals de beruchte Xraaien", de „Ceeuwen
van Wassenaar", de Hanen", ondergingen met de zekerheid van een uurwerk, dat
het tijdstip van sneuven voor elk van die grootheden" aanwees, punctueel, ieder
op zijn beurt! Dios mio! Was dat 'n tijd.'.'
Roem, roem, roem
Voetbalroemin het quadraat maal zooveel plus zooveel! Vhenomenaall
Hier zit ik nu met mijn vergelende clubblad-vellen
Jk blader, ik sla omnieuw vuur laait op uit die pagina's
Maar 't vuur, dat nu in me brandt is herinnering, niets dan herinnering.
gelukkig.'
De herinnering blijft!
Hiemand kan ons tenminste dat ontnemen. De tijd gaat voorbij. Spelers ver
dwijnen. Spelers komen. Vaders hangen de kicks aan de wilgen,- de zonen nemen
ze er vanaf. De nieuwe generatie treedt aan. Wij treden terug, beleven onze tweede
jeugd", als we zéér sterk zijn, straks onze derde.
Maarde eerste jeugdes gibt nur ein Hühling....i.
Jk overdenk dit heusch zonder sentimentaliteit. Zonder wrok. Zonder na-ijver.
Jk sluit me waarachtig niet op in een celletje van gepeinzen en afzondering. Beware.'
235