u. officieele
IJmededeeungen
Een Iraditioneele ontmoeting
Enkele jaren geleden schreef een overzichtschrijver van het „Ajax-
Nieuws": „Een wedstrijd AjaxBlauw-Wit, is de champagne bij een gala
diner". Al hebben wij nu geen AjaxBlauw-Wit-wedstrijden uit lang ver
vlogen tijden, (gala-diners met champagne hebben we immers ook niet)
met mannen als Gupffert, Broekman, de Natris, v. d. Kluft, Schindeler, van
Diermen e.a., toch is de gezellige sportieve sfeer bij deze wedstrijden
gebleven. Bij eiken wedstrijd tusschen de Rood- en Blauw-witten gingen
de 22 spelers het veld in, om de overwinning uit het vuur te slepen en
zoo zal het heden nog zoo zijn. Juist doordat deze wedstrijden steeds in
de beste verstandhouding worden gespeeld, blijven zij voor de rasechte-
Amsterdammers, het neusje van den zalm. Van 1917 tot 1937 was Ajax
in de reeks wedstrijden, die tusschen beide rivalen werden gespeeld
steeds toonaangevend. Immers van de 18 wedstrijden won Ajax 11 maal,
speelde 5 maal gelijk, terwijl de Zebra's slechts 2 maal het zoet der over
winning mochten smaken. De laatste jaren is dit anders geworden en
noteerden wij een 31 en 20 nederlaag voor de Rood-Witten, terwijl
de laatste wedstrijd, in het Stadion gespeeld, een bril opleverde. Al stond
deze wedstrijd niet direct op hoog peil, de spanning vergoedde veel en
de aanhang van beide clubs verliet toch voldaan het stadion; hij had
immers een spannenden, sportleven wedstrijd aanschouwd. Al hoop ik
als Voorzitter van de Rood-Witten, dat het eindresultaat van dezen wed
strijd weer eens in ons voordeel zal zijn, toch valt er van den uitslag
niets te zeggen, het is een open strijd van twee gelijkwaardige ploegen.
Dat het wederom een faire, sportieve strijd moge zijn en dat de sterkste
moge winnen.
M. J. KOOLHAAS,
Voorzitter Ajax.
ATHLETIEK.
Wil van Beveren stelt zich voor, om ongeveer hall April a.s.
de toekomstige Ajax-athleten aan den start te roepen.
Om een overzicht te krijgen van het aantal deelnemers,
worden zij, die van plan zijn, om in Ajax-verband athletiek
te beoefenen beleefd verzocht, zich zoo spoedig mogelijk bij
den Heer J. Elzenga op te geven.
194