Hier volgt de reden:
Binnenspelers moeten er steeds op bedacht zijn, slecht geplaatste ballen
der tegenpartij op te vangen; steeds klaar staan, om door de halfbacks
aangegeven ballen verder te verwerken en, wat wel van heel groot belang
is, verhinderen, dat de halfspelers der tegenpartij met den bal komen
opzetten. Door dit te voorkomen, voorkomt men tevens, dat de eigen
halflinie uit haar verband wordt gerukt. Men zal het met mij eens zijn, dat
het zeer verkeerd is, een kanthalf der tegenpartij toe te staan een aanval
op te zetten. Wanneer nu een binnenspeler niet aanwezig is, om dat te
beletten, dan moet een halfspeler naar voren komen om aan te vallen,
waardoor de vijandelijke binnenspeler vrij komt te staan en er bovendien
nog een bres in de verdediging ontstaat. Heeft een binnenspeler den bal
aan de tegenpartij af moeten staan, dan moet hij toch door blijven spelen
en alles in het werk stellen om den bal weer in zijn bezit te krijgen, zelfs
al is het zoo goed als zeker, dat hij daartoe geen kans heeft. Met dit
streven bereikt men in ieder geval, dat de tegenstander den bal zoo snel
mogelijk weer moet afgeven aan een medespeler en de eigen verdediging
op haar plaats kan blijven. Deze speelwijze lijkt misschien erg moeilijk
en men zou kunnen denken, dat een binnenspeler een goeden sprinter
moet zijn, doch niets is minder waar. Om een voorbeeld te geven; Opata,
de linksbinnen van Hungaria, die indertijd werd beschouwd als den
besten binnenspeler van Hongarije (men noemde hem zelfs een toovenaar)
was een klein, dik kereltje, heelemaal niet snel, doch met een groote dosis
verstand. Hij scoorde in twee seizoenen slechts twee doelpunten, doch
verstond het spel in de perfectie. Hij trok zich altijd iets terug en wist het
spel op wonderbaarlijke wijze te openen, waarbij hij zijn vleugelpartner
of middenvoor prachtige schietkansen bood. Als men hem nog eens
in actie zou kunnen zien, dan zou men kunnen constateeren hoe een
voudig de taak van den binnenspeler is, als men maar op het juiste
moment, met de vereischte snelheid en zuiver geplaatst den bal doorzendt.
In Holland heb ik spelers gezien, die van gedachten zijn, dat het abso
luut noodzakelijk is, eerst wat te dribbelen alvorens den bal door te
geven. In Hongarije noemt men dat „közönseg jatékos", in Holland spreekt
men van „publiekspelers". Voor het team-verband is het echter afkeurens
waardig.
(Wordt vervolgd).
HALPERN.