duistering en andere omstandigheden gehandicapt, zal hem dit niet
gemakkelijk vallen, maar zooals reeds gezegd, met aller medewerking
moet en kan onze eens zoo eervolle positie in de voetbalwereld heroverd
worden.
Hebben wij dan geen redenen om hier nog eens over onze voetbal
prestaties in details te treden, ook over andere daverende, de club
rakende, gebeurtenissen valt weinig of niets te schrijven, hetgeen voort
vloeit uit het feit, dat in 1940 het vereenigingsleven vrijwel op het tweede
plan stond. Zoo kon het gebeuren, dat, niettegenstaande wij ons er veel
van hadden voorgesteld, het 40-jarige jubileum op bescheiden wijze
gevierd moest worden. Eenige van de hoogtepunten van dit feest waren
wel het aanbieden van de bondsvlag en het cadeau van onze Indische
leden, n.l. de „Insulinde Cup", die juist op tijd in ons bezit kwam.
De door ons beoefende zomersporten cricket en honkbal, gaven even
eens geen reden tot juichen. Onze cricketploeg kon door diverse omstan
digheden niet aan de competitie deelnemen, wat voor den ijverigen leider
en zijn teamgenooten een geduchte teleurstelling is geweest. Laten wij
hopen, dat onze „flanellen-ploeg" dit jaar in de gelegenheid zal zijn
er flink „het hout op te leggen" en dat Ferry Dukker en zijn mannen
ons weer eens met een kampioenschap zullen verrassen.
Ook de leider van de Honkbalafdeeling, Jan Blomvliet, kon zich aan
het einde der competitie niet in de handen wrijven. Een bescheiden
plaats op de ranglijst was voor hem en zijn makkers de belooning voor
een seizoen bowlen en fielden. Maar in ieder geval, de prestaties waren
in stijgende lijn en dat geeft hoop voor de toekomst.
Als wij dan nog vermelden, dat in 1940 onder leiding van de Heeren
Koolhaas en Elzenga, één van onze voorvelden in een ijsbaan werd
omgetooverd (genoemde heeren hebben met den heer Vos en nog enkele
andere getrouwen hier dagenlang aan gewerkt en er later nog heel wat
vrije avonduren aan opgeofferd, hetgeen in een temperatuur, dik onder
nul, nu niet bepaald een pretje was) dan hebben wij de „vroolijke" feiten
zoo ongeveer opgesomd en zijn tevens aan de schaduwzijde van het
voorbije jaar gearriveerd.
Zijn er dan door oorlogsgeweld in onze vereeniging gelukkig geen
slachtoffers te betreuren, toch ontvielen ons door den dood eenige club-
genooten, waaronder Eere-Voorzitter „Pa Dade", die wij hier vol mee-
moed willen gedenken.
Ook gaan onze gedachten uit naar Jack Reynolds, die nu gescheiden
van zijn familie en zijn „Ajax" noodgedwongen in het buitenland verblijf
houdt. Dat Jack spoedig in zijn tweede vaderland terug moge keeren.
Verder verdween min of meer uit onzen kring een lid, dat onnoemlijk
veel heeft bijgedragen tot onze successen van de laatste tien jaren.
Vrijwel gelijktijdig met Wim Anderiesen hing hij zijn voetbalschoenen aan
de zoo beruchte wilgen, doch met dit verschil, dat Wim officiéél afscheid
nam, maar hij feitelijk met stille trom vertrok. Met dit lid bedoelen wij
niemand minder dan Piet van Reenen. Piet speelde zijn laatste match
als wij het wel hebben tegen Blauw-Wit en verdween toen voorgoed
van het Ajax-tooneel. Wel speelde hij nog enkele wedstrijden in het vete
ranen-elftal, maar verder was het afgeloopen. Wat Piet heeft gepresteerd
en wat hij voor Ajax heeft beteekend, weet iedere Ajacied en getuigen
tevens zijn vijf Ajax-kampioenschappen van Nederland. Nog zien wij
Piet's debuut jaren geleden op een zomeravond tegen een Engelsch
prof-team. Eenige maanden tevoren, het was in het jaar dat U.V.V. de
gradeerde, hadden wij hem voor het eerst aan het werk gezien en nog
kunnen wij ons voor den geest halen, hoe hij toen met een vliegend
schot zijn club (U.V.V. won van ons met 21) aan de zege hield. Wie
van de oudere leden herinnert zich niet zijn eerste optreden in de Ajax-
kleuren. Hoe vaak hebben wij in Piet zijn goede jaren niet genoten van
zijn pijlsnelle spurtjes en zijn flitsende schoten. Hoe dikwijls gingen de
handen van Jan Publiek niet op elkander als hij met een omhaal den
140