Langs de lijnen van hei A j ax-N. V.B.-voeibal. Konden wij in het vorige nummer van ons blad in deze rubriek door afgekeurde velden en uitgestelde wedstrijden een overzicht geven van slechts een gering aantal, door onze elftallen gespeelde wedstrijden, thans is de oogst beperkt tot slechts één match en wel die tusschen het Rotterdamsche R.F.C. en ons eerste elftal. De overige Ajacieden stoorden Koning Voetbal niet in zijn winter-sluimer, -slaap kunnen wij niet zeggen, want daarvoor „kwakkelt" het teveel en gingen, wat men in Friesland noemt „scheuvelen". Dat er flink op los gescheuveld is, kan men elders in dit blad lezen en dat er vele Ajacieden een stevige schaats slaan, bewijst de uitslag van den ijs-wedstrijd A.F.C.Ajax. Zestigmaal scoorde rood-wit en dertigmaal rood-zwart en als nu in den vervolge op het voetbalveld de mannen van president Galavasi en onze jongens net zoo'n productiviteit aan den dag leggen, heeft Amsterdam er het volgende jaar een eerste-klasser en wij er een kampioenschap van Nederland bij. Maar ter zake, deze rubriek is nu eenmaal bestemd voor voetbal en niet bedoeld om eventueel af te glijden naar de glibbersport, ofwel het ijsvermaak. Zoo trok dan op den eersten voetbal Zondag in het nieuwe jaar ons elftal, vergezeld van „betere helften" en officiëele personae naar de Rotte-stad, om te trachten in een „liefst-achter-de-kachel-temperatuur" R.F.C. de punten afhandig te maken. In dezen opzet zijn Jan Schubert en zijn mannen echter niet geslaagd, daar de R.F.C.-ers, hetgeen tijdens de macht meer dan duidelijk bleek, niets voor een herhaling van een 15 nederlaag gevoelden. De kans op zoo'n hooge score is er echter wel geweest, want vijfmaal kwam van Wijngaarden alléén voor den R.F.C.-doelman te staan, doch even zoovele malen faalde zijn schot. Daar ook de andere leden van ons aanvalsquintet de kunst van doelpunten maken niet verstonden, is (de nul aan Ajax' zijde hiermede afdoende verklaard. Wij troffen het in zooverre, dat de R.F.C.-voorhoede van doel punten fabriceeren eveneens weinig of geen kaas gegeten heeft. Wel vloog éénmaal, buiten bereik van Piet Weppner, de bal tegen den paal, maar voor het overige was hun spel te zwak, om tegen onze achterhoede veel succes te hebben. Jan Potharst, Looys, Stoffelen, Schubert en in min dere mate Blomvliet gaven den R.F.C.-aanval zoo weinig kans, dat een Rotterdamsche overwinning vrijwel uitgesloten was. Gelukte het den groen-witten zoo nu en dan toch door te breken, dan stond daarachter nog altijd Weppner, die op meer dan verdienstelijke wijze Gerrit Keyzer verving. Tegen het einde redde hij voor ons zelfs nog den wedstrijd, door een miserabelen terugspeel bal uit zijn doel te grabbelen. Goed gedaan, Pieterl Onze voorhoede, bestaande uit van Wijngaarden, Brokmann, Groene- woud, Fischer en als nieuwe vinding, Piet Leemhuis, heeft wederom niet aan de verwachting voldaan. Groenewoud vestigde den indruk, dat hij blij was als hij den bal had afgegeven en Theo Brokmann mist nog steeds de brutaliteit, die een goede middenvoor moet bezitten. Piet Leemhuis had schijnbaar heimwee naar zijn oude linkshalfplaats en bleef steeds te ver achter hetgeen de stootkracht van onze stormlinie niet ten goede kwam. Van Wijngaarden en Fischer waren, met uitzondering van de gemiste kansen en een dosis zelfzuchtigheid, de beste spelers uit onze 162

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1941 | | pagina 26