Een praatje over Techniek en Wintertraining. WIL VAN BEVEREN finalist Olympische spelen 1936 te Berlijn. Fotoarchief. Hoewel ik geen voetbal-expert ben, meen ik wel te mogen zeggen, dat een speler, die haakt naar voetbalroem, zich eerst in de beginselen van het spel meet perfectionneeren: koppen, doeltrappen, balcontröle, voettechniek, speltechniek en zijn vitale organen dient te versterken met gymnastiek en loop-oefeningen met het gevolg, dat hij geleidelijk een goed voetballer wordt, vooropgesteld jjatuurlijk, dat een zekere aanleg aanwezig is. Bij athletiek is het precies hetzelfde. Een beginneling, die naar athletiek- glorie haakt, moet de correcte techniek van zijn nummer instudeeren: snel starten, de juiste arm- en beenbeweging en tempo-verandering kun nen toepassen, economisch en soepel leeren loopen met concentratie op de juiste spierarbeid, met het doel geleidelijk zijn vitale kracht en uithoudingsvermogen te versterken. Langzamerhand is hij rijp voor wed strijden en zal hij in staat zijn een zekere prestatie te leveren zonder bovenmatige inspanning. Beheerscht een athleet zijn stijl, zijn de elemen taire wetten van zijn oefening (loop, sprong of worp) hem duidelijk, dan kan hij zich in het seizoen de luxe permitteeren zonder „gevoel" op prestatie te trainen. Daarom moet een beginnend athleet steeds voor oogen worden gehouden, dat hij zich niet dadelijk moet toeleggen op het bereiken van een prestatie in een bepaald onderdeel van de athletiek, m.a.w. zich niet dadelijk moet specialiseeren, maar eerst de beginselen en de juiste techniek moet leeren. Wat is feitelijk techniek? Dit woord kan bij den athleet gemakkelijk verwarring stichten, daar het hem zijn oefe ning zoo moeilijk doet schijnen. Een loop is een natuurlijke beweging, die, juist omdat hij natuurlijk is, instinctmatig „technisch juist" moet worden uitgevoerd. Beenen en armen moeten harmonisch samenwerken en zij moeten het gewicht van het lichaam met vereende krachten weg drukken. Wanneer een „coming-man" een of ander succesje boekt, is en blijft het moeilijk hem in toom te houden. Zoo'n succesje moet voor hem echter middel zijn en geen doel. Middel om geleidelijk zijn lichamelijke geschikt heid te ontwikkelen, middel om hem geleideijk „wedstrijdfahig" te maken. Het bovenstaande leert ons, dat men niet alleen aan een crack, maar ook aan een beginnend athleet de volle aandacht moet besteden. Ik zeg dit in het bijzonder, omdat dit door gebrek aan trainers en leiders en door onkunde zelfs bij specifieke athletiek-vereenigingen wel eens te wenschen overlaat, waardoor dikwijls veelbelovende athleten verloren gaan, daar ze niet voldoende geanimeerd worden en geen voldoende voorlichting krijgen. Het is immers niet voldoende, dat men een athleet een trainings programma opgeeft, wanneer hij niet weet waarvoor en waarom. 147

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1941 | | pagina 11