Ajax - D.O.S. - impressies.
te beloven. Ieder jaar kan een ploeg geen Kampioen worden, maar zijn
best doen kan een ploeg altijd. Toont je taak tegenover Club en voor
gangers volkomen te begrijpen, zeer zeker komen we dan spoedig weer
daar, waar we gezien onze reputatie behooren.
Hopelijk zult U mij dit artikel niet kwalijk nemen, ik kan namelijk niet
anders, het weer is zoo slecht, het regent aan een stuk door, en 's avonds
is het zoo donker, en er is zoo weinig vleesch, en. ik zag het zoo graag
anders. JAMES.
Wederom heeft ons eerste elftal op eigen veld de punten moeten afstaan.
Nu waren het de Utrechtsche kanaries, die met de overwinning gingen
strijken en alhoewel de eerste helft met een verdiende Ajax-voorsprong
werd afgesloten, kwam uiteindelijk de zege terecht bij de partij, die er
het meeste recht op had. Niet, dat na de rust de D.O.S.-ers zoo over
weldigend hebben gespeeld, verre van dat, maar hun ploeg zat beter
in elkander, werkte harder, speelde beter samen en, wat wel de voor
naamste factor was, het leder werd vrijwel steeds zuiver naar een vrij
staand clubgenoot geplaatst. Was dit onderdeel van het spel, bij D.O.S.,
dan goed verzorgd, aan onzen kant was het hiermede bedroevend gesteld.
Steeds werd de bal zoo gespeeld, dat hij, óf bij de tegenpartij terecht
kwam, óf door den speler voor wien hij bedoeld was, niet meer achter
haald kon worden. En dan te bedenken dat o.a. in matematisch zuiver
plaatsen onze groote kracht heeft gelegen. Juist het zuiver passeeren, het
a.h.w. op een presenteerblaadje aangeven van den bal maakte ons spel
zoo aantrekkelijk. Helaas is hier maar bitter weinig van overgebleven
en zien wij nu maar al te vaak een goed opgezette aanval door onbe
nullig plaatsen een ontijdig einde vinden. Als aan dit onderdeel van het
spel door onze spelers weer meer aandacht wordt besteed dan zullen,
hiervan zijn wij vast overtuigd, successen niet uit kunnen blijven.
Zooals reeds gezegd, hadden wij voor halftime het beste van het spel
en de 10 voorsprong, ontstaan door een ver schot, dat doelman van
Baggum in eigen goal werkte, was wel een magere belooning voor onze
veldmeerderheid. Had ons binnentrio na dit doelpunt meer geschoten, wij
gelooven niet, dat het bij één goal was gebleven, want de D.O.S.-keeper,
gedeprimeerd door zijn fatale blunder, maakte nadien een allesbehalve
betrouwbaren indruk. Ons aanvalsquintet verzuimde echter van dit voor
deeltje gebruik te maken, met gevolg, een ongewijzigde score. Na de rust
was het vrijwel al D.O.S. wat de klok sloeg en Piet Dumortier liet toen
tweemaal zien, hoe men van kansen moet profiteeren.
Bij het eerste doelpunt ging o.i. Keizer niet geheel vrij uit, alhoewel het
geen pretje is, om na een zweefduik, op een keiharden grond terecht te
komen. Hoe het echter ook zij, schuld of geen schuld, de bal zat en
D.O.S. putte uit dit succes zooveel moed, dat het niet lang duurde of num
mer twee lag achter Gerrit. Het ligt voor de hand, dat er voor de onzen
toen weinig of geen eer meer te behalen viel, daar de Utrechtenaren, met
een zege in het verschiet, alles gaven om den voorsprong te behouden.
En dit is den D.O.S.-ers gelukt, deels door het goede spel van hun ploeg,
deels door het bar slechte plaatsen van ons team. Wel hebben wij nog
enkele kansen gehad, maar die waren zoo lastig, dat een schotvaardiger
voorhoede dan de onze er vermoedelijk ook niet van geprofiteerd zou
hebben. Zoo kwam dan het einde van dezen, door den Heer v. d. Burg
goed gearbitreerden wedstrijd, die den D.O.S.-ers de welverdiende
revanche bracht voor de, aan het begin van het seizoen, geleden neder
laag. Als wij dan nog vermelden, dat de match in de beste verstand
houding werd gespeeld, dan hebben wij zoo ongeveer naar voren ge
bracht, wat er over AjaxD.O.S. te zeggen viel. BROWN.
121