Moed en vertrouwen
Moet de kanthali een vaste taak, of een speciale opdracht vervullen?
Naar mijn meening is dit niet noodzakelijk, daar een wedstrijd moeilijk
van te voren besproken kan worden. Het is echter aanbevelenswaardig,
dat bij een teruggetrokken spil, de halfspelers zich zooveel mogelijk bij
de binnenspelers en de backs zich bij de vleugelspelers der tegenpartij
opstellen. Gezien echter de vele situaties die zich bij een wedstrijd voor
doen, kan van dezen regel worden afgeweken. Iedere speler moet in staat
zijn het spel te realiseeren en tevens zooveel zelfvertrouwen hebben, dat
hij in de moeilijkste situaties onmiddellijk handelend kan optreden. Het
is mi. absoluut overbodig, om van te voren met de spelers over den
komenden wedstrijd veel te praten, of aanwijzingen te geven. Laat iederen
speler bewegingsvrijheid in het veld, want aanvoelen van het spel is
hoofdzaak en opmerkingen als, „zoo moet je spelen" en „dit of dat moet
je laten" hebben geen zin.
Verder wil ik er nogmaals op wijzen, dat er gevoetbald moet worden
in verband en men met elkander, dus niet individueel, moet trachten suc
ces te bereiken.
Ik heb spelers medegemaakt, die individueel nooit op den voorgrond
traden, maar juist, door hun opofferend spel, de nuttigste menschen in het
elftal waren. Het gaat er niet om, waartoe je persoonlijk in staat bent,
maar wat men met elkander presteert.
Tot slot wil ik halfspelers er nog op wijzen, dat niet te veel in de breedte
gespeeld moet worden. Speel zooveel mogelijk in de lengte; b.v. van
rechtshalf naar linksbuiten. Haalt een halfspeler dezen afstand niet, dan
moet dit via den binnenspeler gebeuren.
Wordt vervolgd. HALPERN.
Trainer Ttalpern is over de nederlaag tegen D.OS. gaan piekeren en heeft uit
zijn overpeinzingen den moed geput, om zich op de edele dichtkunst te werpen. Tlier
volgt de vloed, die uit zijn dichtader" stroomde.
Helaas, kreeg nu ons eerste elftal.
Van D.O.S., .met tweeéén klop,
Wel zat Ajax voor rust, „goed op den bal",
Maar, het tweede deeldat bracht de strop.
Frau Fortuna, waarom laat gij vaak,
Ons eerste in den steek.
Met lust vervult het toch immer z'n taak,
Hetgeen U reeds zoo vele malen bleek.
Maar toch zag men, ook in deez' strijd,
Wat ons elftal.... als het lukt.... presteert.
En daarom is.... „er komt een betere tijd",
Niet zonder grond beweerdl.
Nu komen wij nog leelijk achteraan,
Maar heuschllang duurt dit niet.
Wij winnen alles weer voortaan,
Hoe 'n tegenstand men ook biedt.
„Het kan verkeeren", sprak eens Bredero,
Dus jongens, houdt maar moed.
Die slechte stand, die blijft niet zoo,
Heuschl vrienden, alles komt weer goed.
HALPERN.
132