Ons eerste Juniores team nam deel aan het D.W.S.-jeugd-tournooi,
waarvan de heer van Os hier nevenstaand het één en ander vertelt:
Een stralende voetbaldag na twee weken van gedwongen rust. Een
dag, waarop zelfs aankomende grijsaards de lust bekruipt om nog
eens een balletje mee te trappen. En dan te moeten constateeren, dat
het le Juniores-elftal van het roemruchte Ajax met slechts tien man
acte de présence geeft. Wat een teleurstelling! Zijn de heeren Timp en
van Stratum in staat geweest hun wegblijven op goede gronden te
motiveeren? I hope so; otherwise....
In verband met het bovenstaande, moest derhalve met tien spelers
den strijd tegen de Oostzaansche Sport-Vereeniging worden aange
bonden. Ondanks hun handicap, waren het vooral onze jongens die het
initiatief namen en'het bleek alras, dat zij niet van plan waren de vlag
voor den in aantal sterkeren tegenstander te strijken. Toch beleefde
ook onze achterhoede, in de eerste phase van den strijd, eenige be
nauwde oogenblikken, waarbij de Oostzaansche rechtshalf een paar
vervaarlijke schoten op ons doel lost. Van Heusden gaf echter „niet
thuis". Onze middenlinie, met Karei Meijer aan het hoofd, toonde toen
evenwel wat zij waard was en door haar voortreffelijk spel stelde
zij onze voorhoede in de gelegenheid om eenige, niet van gevaar ont-
bloote aanvallen op de vijandelijke veste te ondernemen. Twee goede
schoten van v. Dijk moeten hierbij gememoreerd worden, terwijl ook
Koers, die zeer actief was, zich niet onbetuigd liet; met moeite wist
de Oostzaansche keeper zijn poging, om de score te openen, te ver
ijdelen. Ten leste was het Focken, die, met een goed geplaatsten kop
bal, ons offensief doeltreffend besloot. Nog vóór de rust gelukte het
Karei, bij het nemen van een vrije schop, op grooten afstand van
het doel, met een pil „van wat heb ik jou daar", den stand tot 20
ten onze gunste op te voeren, zoodat onze kans op een overwinning
reeds vasten vorm aannam. Na de pauze was het spel der Ajacieden,
over het algemeen genomen, niet meer zoo aantrekkelijk; het bleek,
dat onze tegenpartij zich, ondanks den achterstand, nog lang niet ge
wonnen gaf, terwijl bij Ajax de fighting spirit gemist werd, die haar
in de eerste helft een beslissend overwicht had weten te geven. In
deze periode poogden de Oostzaners dan ook vele malen om onze
achterhoede te overrompelen, doch al haar zwoegen was tevergeefs.
Kort vóór het einde nog eens een goed opgezetten aanval der onzen,-
de bal ging van voet tot voet en Focken zette de kroon op het werk
door onhoudbaar in te schieten. Daarmede was het pleit beslecht.
Met 30 werd deze, fair gespeelde wedstrijd alzoo door ons gewon
nen, waarna wij niet minder dan 2V2 uur den tijd hadden om ons voor
de krachtmeting met V.S.V. voor te bereiden. Dat deze ontmoeting
geen „Walkover" zou worden, daarvan waren al onze spelers vol
komen overtuigd. „Fit zijn en fit blijven" ware dus het parool ge
weest. Ik betwijfel het evenwel of Meijer en Hardeveld dit wel genoeg
ter harte hebben genomen. Enfin jongens, laat jelui dit een les zijn
voor een volgenden keer.
Onze pittige adspirant, Adje Waldeck, was intusschen onze gelede
ren komen versterken, zoodat wij den tweeden wedstrijd tenminste met
elf man konden aanvangen. Helaas, het heeft ons niet mogen baten;
met 32 moesten wij het onderspit delven.
Een uitgebreid verslag van dezen kamp zal ik niet geven,- daarvoor
waren de prestaties der onzen te middelmatig. Aan de voorhoede
heeft het echter niet gelegen. Zoowel van Eijk als Smit, van Dijk, Focken
en Koers, hebben gedaan wat zij konden en dat tot op het laatste mo
ment. Het was deze keer vooral de halflinie die zeer zwak speelde,
waardoor het optreden der achterhoede te dikwijls noodzakelijk was
en waarbij bleek, dat ook daar het een en ander haperde. Meijer en
Hardeveld konden geen vat op het spel van V.S.V. krijgen; Anneveld
28