De ster Als jochie van nauwelijks drie jaar draafde hij al achter den bal aan, dien zijn vader voor hem had meegebracht, daar deze met zijn alziend vaderoog wel had gezien, dat er absoluut een voetballer in hem school. Met z'n beenen, zoo krom, dat menig groot voetballer er jaloersch op zou zijn, doch die slechts de aanwezigheid van Engelsche ziekte verrieden, rende hij achter het kostbare kleinood aan, dat niet bruin, doch een beetje smoezelig wit was. Hij vermoedde niet, dat z'n pa hem in gedachten al op het groene grastapijt zag draven, maar deed ijverig zijn best om de diverse vaasjes van zijn moeder neer te kegelen en hij kon maar niet begrijpen, waarom hij daarvoor een pak^laag kreeg. Zijn vader had hem toch immers ingeprent zooveel mogelijk te trappen en achter dat ronde ding te rennen? Tegen zoo veel onrechtvaardigheid kon hij niet op en na een fiksche huilbui trapte hij nog eens zoo hard. Maar 't verstand komt met de jaren en hij had na eenigen tijd heusch wel door, dat er iets was met dat trappen tegen dien bal. Hij hoorde z'n vader vaak praten met z'n oom over midvoor, goal, fijne match, off-side en hands, woorden waar hij niets van snapte. Doch eenmaal op school ontsluierden z'n andere kornuiten hem de beteekenis van die woorden en bij een oefenpartijtje met z'n pa in de gang, gaf hij een mondje vol Engelsch weg over penalty, free-kick en full-back, dat zijn vader er stil van werd en hem dadelijk beloofde, dat hij a.s. Zondag eens mee mocht naar Ajax. En eindelijk was hij, waar hij wezen moest, want alhoewel hij dit woord reeds tallooze malen had gehoord, wist hij absoluut niet wat het beteekende en hij dorst niet te vragen of het een spelregel of iets dergelijks was, wel vermoedende, dat hij daarmede iets geks zou vragen. Eindelijk was hij er dus achter, dat Ajax een club was en uit de enthousiaste ver halen van papa kon hij met zijn zeven-jarig verstand wel opmaken, dat het niet zoo de eerste de beste club was, neen hoor, dat Ajax moest absoluut iets bijzonders zijn. Toen hij na tallooze annuleeringen van 't gaan naar den wedstrijd wegens te laat thuiskomen, schoolblijven, ruitjes stuk kogelen, Zondag toch naast zijn vader naar 't veld liep, was hij zich bewust van den ernst van het oogenblik. Dat z'n vader hem er meer mee naar toe nam, had iets te beteekenen, dat stond vast. Maar wat zou dat wel zijn? Welnu, twee uur later wist hij het: hij wilde lid worden van Ajax, hij wilde ook zoo voetballen in dat witte shirtje met die roode baan er over, precies zoo, in een stadion vol met menschen en hij op het veld. Hij zou zoo spelen, dat al die menschen hem moesten toejuichen en ar de kranten er vol lof over zouden staan. Hij zou, hij zou, hij zou. Maar hij was pas zeven jaar.... bittere desillusie! Wachten moest hij, wachten.... minstens vijf jaar. Geen wedstrijd sloeg hij meer over. Als Ajax speelde moest hij er naar toe. Hij kende na een minimum van tijd alle spelers bij naam en toenaam, zoodat z'n vader er af en toe beschaamd bij stond, wanneer hij op z'n kop kreeg vap zoonlief, omdat hij niet eens wist, dat de linkshalf Henk, de rechtsbinnen Wim en de rechtshalf Joop heette, om maar eenige namen te noemen. Het kinderachtige balletje van jaren geleden had plaats moeten maken voor een grootere uitgave in 't bruin, maar ook de kromme beenen waren verdwenen en waren ver groeid in 'n paar kaarsrechte stevige jongenskuiten. lederen dag, weer of geen weer, voetbalde hij met zijn klassegenooten, waarvan de kee per in een goal stond, waarin met kinderlijke hanepooten natuurlijk Ajax was geschreven. En even natuurlijk was 't, dat hij aanvoerder 10

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1940 | | pagina 10